• blad nr 6
  • 24-3-2001
  • auteur R. Voorwinden 
  • Redactioneel

Kwaliteit van het onderwijs stijgt, daalt of blijf 

Cito-scores houden onder zoekers van de straat

De Cito-scores vertonen een dalende lijn, zo berekenden de onderwijsonderzoekers Jungbluth en Dronkers onlangs. Later bleek dat de scores volgens het Cito zelf juist stijgen. Wie heeft er gelijk, en vooral: zegt een stijging of daling van de scores eigenlijk wat over de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs?

"Nogmaals voor de duidelijkheid: ik heb NIET gezegd dat er een meerjarentrend is tot daling van de Cito-scores. En ik weet niets ZEKER over oorzaken." Paul Jungbluth laat er in zijn e-mail aan Het Onderwijsblad geen twijfel over bestaan: deze onderzoeker van het ITS in Nijmegen heeft geen enkele behoefte aan nog meer ophef over de Cito-scores. Die ophef was er de laatste maanden namelijk wel genoeg, misschien zelfs wat teveel. Want het puikje van de Nederlandse onderwijsonderzoekers buitelde in de pers over elkaar heen met alarmerende berichten over een daling van de Cito-scores. Aansluitend volgde dan steevast gesomber over de dalende kwaliteit van het basisonderwijs, van de leraren en van de pabo's.
De aftrap tot de woelige discussie werd dit jaar in Trouw gegeven door Jungbluth. De socioloog van het ITS volgt al enkele jaren vier- tot vijfhonderd scholen op de voet en verzamelt er veel gegevens over de leerlingen. Zoals hun Cito-score, maar ook het opleidingsniveau van de ouders en hun thuistaal. In 1995 constateerde Jungbluth dat de Cito-scores van kinderen in het noorden van het land duidelijk lager waren dan in de rest van het land. Jungbluth kreeg onlangs van enkele wethouders in het noorden het verzoek om te kijken of daar verandering in was gekomen. Jungbluth sloeg opnieuw aan het rekenen en kwam tot de verrassende conclusie dat de scores van 'witte' leerlingen in heel het land tussen 1995 en 2000 duidelijk gezakt waren. Alleen de scores van kinderen van Turkse en Marokkaanse ouders stegen. De daling van de prestaties van de 'witte' leerlingen was volgens Jungbluth extra pijnlijk omdat het opleidingspeil van de ouders de afgelopen jaren met 3,2 procent is gestegen. En hoe hoger de opleiding die de ouders genoten hebben, hoe hoger de kinderen zouden moeten scoren op de Cito-toets.
Het Cito zelf is het daar niet mee eens. "Jungbluth heeft niet alle factoren in de vingers", zegt Henny Uiterwijk, projectleider bij het Cito. "Hij zegt dat het opleidingsniveau van de ouders is gestegen en dat dus de Cito-scores van de kinderen ook moeten stijgen. Maar er zijn veel meer factoren die de Cito-uitslagen beïnvloeden. Een stijging van één factor kan wegvallen tegen een daling van een andere. Je moet complete gegevens hebben om goede conclusies te kunnen trekken."

In één klap
Jungbluth zelf houdt voet bij stuk. "Stel dat je fruit verkoopt op de markt, waarbij bananen twee keer zoveel winst opleveren als appels. Als je elk jaar weer meer bananen verkoopt, zou je winst moeten stijgen."
Er is volgens Jungbluth iets mis. Maar wat? Dat heeft de onderzoeker niet onderzocht. Hij kon de verleiding echter niet weerstaan om wat suggesties te doen: zo zouden het lerarentekort en de dalende kwaliteit van de afgestudeerden van de pabo enkele oorzaken kunnen zijn van de daling van de Cito-scores. Jungbluths collega Mulder van het ITS nuanceerde die laatste uitspraak later echter, want niemand weet of de kinderen uit de steekproef les kregen van jonge of oude leerkrachten.
De Amsterdamse onderwijsonderzoeker Dronkers rekende de gegevens van Jungbluth nog eens door en kwam ook tot de conclusie dat de gemiddelde score van de blanke leerlingen daalde. Hij splitste het uit naar onderdelen van de Cito-toets en constateerde dat vooral de scores bij de onderdelen rekenen en wereldoriëntatie daalden. De scores op het onderdeel taal waren stabiel, de scores bij informatieverwerking stegen zelfs.
En toen werden de Cito-toetsen gehouden en werd het stil. Want uit de resultaten die Het Onderwijsblad in het vorige nummer bekend maakte, bleek dat de scores dit jaar duidelijk stijgen. De daling van de landelijke Cito-scores, die zich voordeed tussen 1998 en 2000, werd in één klap meer dan goedgemaakt. De grote vraag is nu uiteraard hoe die stijging van de scores van het Cito te rijmen valt met de daling die Jungbluth en Dronkers constateren. Het antwoord is ingewikkeld, want de scores van Jungbluth en het Cito laten zich vergelijken als appels en peren. Het Cito heeft namelijk de landelijke gemiddelden, terwijl Jungbluth over de gegevens van slechts zo¹n vijfhonderd scholen beschikt. Maar Jungbluth weet weer veel meer over de individuele leerlingen dan het Cito: de onderzoeker kent de etnische achtergrond, het opleidingsniveau van de ouders en kan de resultaten van de kinderen uitsplitsen naar regio en naar taal, rekenen, wereldoriëntatie en informatieverwerking. Bovendien heeft Jungbluth zijn gegevens voor dit jaar nog niet binnen, hij weet nog niet of de scores van 'zijn' kinderen dit jaar ook plotseling stijgen, net als de landelijke scores.

Sjoemelen
Jungbluth wil, voorafgaand aan zijn eigen berekeningen, alvast wel wat speculeren over de oorzaken van de plotselinge stijging van de landelijke Cito-scores. Zo zouden scholen hun leerlingen steeds vaker toetsen, waardoor de leerlingen steeds meer toetsvaardig worden. "Dat zou je kunnen terugvinden in de score." Een tweede, meer cynische verklaring kan zijn dat scholen meer sjoemelen met de uitslagen van de toets. De uitslagen worden immers steeds vaker openbaar gemaakt en ouders laten de scores meewegen in de keuze van een school. "De beste verklaring voor een snelle stijging van de effectiviteit van een school is dat de leerkracht de goede antwoorden op het bord heeft geschreven", vindt Jungbluth.
Hij heeft overigens geen bewijzen van een dergelijke fraude en volgens het Cito valt dat allemaal wel mee. Uiterwijk heeft tenminste geen aanwijzingen dat er vaker gesjoemeld wordt met de uitslag. "We nemen elk jaar een aantal proeftoetsen af op scholen om onze opgaven te toetsen. De uitslag van die proeftoets is niet van belang voor de scholen, het is dan ook niet aantrekkelijk om daarmee te sjoemelen. Daarna controleren we wel of de uitslag van de definitieve toets op die school sterk afwijkt van de uitslag van de proeftoets. We vinden geen grote afwijkingen."
Die proeftoets wordt echter maar op een beperkt aantal scholen gehouden, het Cito kan daarom geen honderd procent zekerheid verschaffen over de eerlijkheid van de uitslag. "In Amerika kunnen ze dat wel", zegt Jungbluth. "Want daar zien beëdigde ouders toe op het maken van schooltoetsen. Maar dat moeten we hier maar niet doen, want dan krijg je een heel nare sfeer."
De stijging van de Cito-scores kan volgens onderzoeker Dronkers ook veroorzaakt worden door het feit dat zwakke leerlingen de toets steeds vaker niet maken. En dat is dan niet direct fraude te noemen: "De afgelopen jaren is steeds vaker gezegd dat leerlingen die niet toetsgeschikt zijn, maar niet moeten meedoen aan de Cito-toets."
Gelukkig is er één aardige overeenkomst tussen de bevindingen van Jungbluth en het Cito. Volgens Jungbluth stijgen de prestaties van allochtone leerlingen en het Cito neemt dat nu ook waar. Want de scores van de achterstandsscholen stijgen dit jaar sneller dan die van de 'witte' scholen. Dat zou erop kunnen duiden dat scholen er beter in slagen om achterstanden weg te werken, maar er kunnen ook weer andere verklaringen voor zijn - het Cito brandt er zijn vingers niet aan.
Jungbluth is heel benieuwd naar de uitkomsten van zijn eigen onderzoek, later dit jaar. "Ik zie de afgelopen vier jaar een daling bij alle 'witte' groepen kinderen, maar of die daling doorzet weten we pas in juni. En ook dan weten we nog NIETS met zekerheid over de eventuele oorzaken van die daling."

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.