- blad nr 6
- 24-3-2001
- auteur R. Sikkes
- Redactioneel
Nieuwe hoogleraar onderwijseconomie Oosterbeek: Kwakzalverij moet uit onderwijs verdwijnen
In zijn oratie noemde hij een flinke rij voorbeelden van die praktijk. Zo wordt er op het ogenblik veel geld gestopt in voorschoolse programma's, omdat men verwacht dat die een gunstig effect hebben op de latere schoolprestaties van kinderen uit achterstandsbuurten. Maar dat positieve resultaat is nooit deugdelijk bewezen. De schoolprestaties van kinderen die aan Kaleidoscoop of Piramide meededen, zijn nooit systematisch afgezet tegen die van groepen die zonder zo'n voorschools programma op school kwamen. Ook al schrijven de onderzoekers van Piramide en Kaleidoscoop zelf dat de resultaten 'bescheiden en wisselend zijn', het weerhoudt ze er niet van om te pleiten voor grootschalige invoering, is de kritiek van de nieuwe hoogleraar.
Slordige invoering
Oosterbeek is het ook met de Algemene Rekenkamer eens dat het achterstandsbeleid nooit goed is geëvalueerd. Door het ontbreken van zo'n evaluatie wordt het voor critici makkelijk om te zeggen dat de honderden miljoenen weggegooid geld zijn. Het is vaak gezegd dat het onmogelijk is om de effecten van het extra geld zichtbaar te maken, omdat een experiment waarbij de ene groep achterstandskinderen wel en de andere geen extra geld krijgt te veel protest zou opleveren. Oosterbeek heeft daar minder moeite mee. Maar nu dat niet is gebeurd, heeft hij een truc bedacht. Er is verschil in bekostiging tussen scholen in onderwijsvoorrangsgebieden en andere achterstandsscholen: de eerste groep kreeg nog meer geld. Het idee is dat op die concentratiescholen meer geld meer resultaat oplevert. Door scholen binnen en buiten de onderwijsvoorrangsgebieden met elkaar te vergelijken, hoopt Oosterbeek binnenkort te kunnen laten zien of die veronderstelling klopt.
Deze voorbeelden kunnen model staan voor de slordige invoering van allerlei vernieuwingen in het onderwijs, meent de hoogleraar. Of het nu gaat om de invoering van het studiehuis, klassenverkleining of ict, lange tijd besloot de centrale overheid wat goed was voor het onderwijs. Nu willen Hermans en Adelmund juist scholen de vrijheid geven om zelf te bekijken hoe ze hun geld besteden. "Maar net zo min als de minister in Zoetermeer weet op welke wijze hij zijn budget het beste kan besteden, weten de mensen in het veld dat. Leraren kunnen niet zeker weten dat hun methode beter is dan een andere." Hij pleit daarom voor een systematische aanpak, vergelijkbaar met de ontwikkeling van geneesmiddelen waarbij de ene groep het echte medicijn krijgt en de andere een placebo. "In beide gevallen gaat het er om belanghebbenden de beste treatment te geven. Patiënten het beste geneesmiddel en leerlingen het beste onderwijs... De Vereniging tegen de kwakzalverij verstaat onder kwakzalverij het toepassen van behandelmethoden waarvan het nut niet wetenschappelijk is aangetoond. Wil het onderwijs ooit het niveau van kwakzalverij ontstijgen, dan is er nog een lange weg te gaan."
Stijgend rendement
Oosterbeek liet er geen twijfel over bestaan dat extra geld voor onderwijs allerlei positieve effecten heeft. In zijn oratie zette hij de gunstige rendementen van onderwijs op een rijtje. Door de aanhoudende vraag naar hoger opgeleiden is het rendement van onderwijs de afgelopen jaren in alle sectoren fors gestegen. Wie meer onderwijs volgt, ziet dat terug in de vorm van een hoger loon. In 1994 was het rendement van meer onderwijs nog maar zes procent, in 1999 al 8,5 procent. Ook het maatschappelijk rendement dat tot nu toe onzichtbaar bleef komt volgens economen uit op ongeveer tien procent. Hoewel Oosterbeek een voorbehoud maakte - "het gaat om een gemiddelde over vele landen" - draagt investeren in onderwijs dus aantoonbaar bij aan de economische groei.