- blad nr 6
- 24-3-2001
- auteur R. Sikkes
- Commentaar
De winstverdriedubbelaar
Makkelijk rijk worden klinkt aanlokkelijk, maar iedereen ruikt dat het niet allemaal waar kan zijn. Gelukkig zijn de folders net als pakjes sigaretten voorzien van zo1n blokje waarschuwingen. Van beleggen krijg je weliswaar geen longkanker of hart- en vaatziekten, maar 'in het verleden behaalde rendementen zijn geen garantie voor de toekomst'. Het lijkt wel alsof bij het paarse kabinet dat zinnetje voortdurend door het hoofd spookt. In het verleden behaalde rendementen, geven geen garantie voor de toekomst. Dus kwam minister Zalm met zijn norm voor behoedzaam begroten. Met meevallers lossen we de staatsschuld af, alleen met structureel geld kan worden geïnvesteerd in extra uitgaven van het rijk. Dat heeft bij de start van Paars goed gewerkt, omdat tegenvallers niet meteen tot blind bezuinigen leidden. Maar nu de overheidsfinanciën op orde zijn, wordt het toch weer tijd om vooruit te kijken. Investeren dus. In onderwijs bijvoorbeeld.
'We zijn oneindig veel zekerder van het rendement op onderwijs dan van dat op de Betuwelijn', schreef hoogleraar arbeidseconomie Coen Teulings vorig jaar in een ingezonden stuk in de Volkskrant. In NRC Handelsblad betoogde professor economie Sweder van Wijnbergen dat investeren in onderwijs lucratiever is dan het aflossen van de staatsschuld. Hessel Oosterbeek, de nieuwe hoogleraar onderwijseconomie van de Universiteit van Amsterdam, zette de gunstige rendementen van onderwijs deze week tijdens zijn oratie nog eens op een rijtje. Investeren in onderwijs is om te beginnen voor het individu al uiterst lucratief, omdat meer jaren studie een hoger loon oplevert. Door de grote vraag naar goedopgeleide mensen is de afgelopen jaren het rendement op onderwijs gestegen van zes naar 8,5 procent.
Maar wie moet dan de investeringen betalen? De burger, omdat die profijt heeft van onderwijs in de vorm van hoger loon? Of de overheid, omdat er nog meer gunstige effecten zijn van onderwijsinvesteringen?
Al jaren wordt gezegd dat investeren in onderwijs goed is voor de economische groei, ook in hoogontwikkelde landen. Dat klonk als een vanzelfsprekendheid, maar aangetoond was dat effect allerminst. Een onzekerheid nimmer aangetoonde rendementen uit het verleden zijn al helemaal geen garantie voor de toekomst die er voor zorgt dat Zalm èn Kok de hand stevig op de knip houden als Hermans langskomt.
Economen hebben daarom een eigen gezelschapsspel bedacht: growth accounting, welke factoren dragen bij aan de economische groei? Heel precies kunnen economen dat nog niet zeggen, maar een voorlopige schatting geeft aan dat het rendement van onderwijs voor de economische groei rond de tien procent ligt.
Voor die bijdrage aan de groei onderscheiden economen drie belangrijke rollen voor het onderwijs. Een goedopgeleide bevolking is in de eerste plaats in de kenniseconomie van belang als productiefactor. Een goedopgeleide bevolking genereert bovendien samen weer nieuwe kennis die benut kan worden. En een goedopgeleide bevolking trekt als laatste klapstuk buitenlandse investeerders aan, die plekken zoeken waar ze hun researchafdelingen of kennisintensieve productielijnen kunnen vestigen. Het triple dividend van onderwijs noemen de economen dat. Onderwijs als winstverdriedubbelaar. En dit keer gegarandeerd. Een regering die niet investeert in onderwijs is een dief van de eigen staatskas.