• blad nr 5
  • 10-3-2001
  • auteur D. van 't Erve 
  • Dossier

 

Dossier

Nadat leerkrachten in 1998 massaal staakten om de werkdruk te verlagen, besloot het ministerie het aantal lesuren in het voortgezet onderwijs te verlagen van 28 naar 26 uur per week.

De ingevoerde adv en de verlaging van de lessentaak gelden natuurlijk in evenredige verhouding voor de deeltijder. Dat scholen er soms eigen rekenmethodes op na houden, blijkt in het geval van T. Hij werkt als leraar veertien uur en 48 minuten (negen leseenheden) op een scholengemeenschap als de werkgever per 1 augustus 1998 de verlaging doorvoert. De taakomvang wordt vanaf dat ogenblik uitgedrukt in een werktijdfactor in plaats van in uren en minuten. De maximale taakomvang bestaat uit 26 leseenheden en drie eenheden niet-lesgebonden taken. Voor deeltijders wordt dit naar evenredigheid vastgesteld. 29 Eenheden staat voor werktijdfactor 1, de negen eenheden van T. staan dan voor werktijdfactor 0,3101. Volgens T. is hier echter een rekenfout gemaakt. Omdat hij alleen lesgeeft, moet het salaris niet berekend worden volgens 9/29, maar volgens 9/26. Bovendien is de adv-compensatie weggevallen. Dit acht T. in strijd met de cao voortgezet onderwijs. Als zijn bezwaren niets helpen, stapt T. met hulp van de juridische dienst van de AOb naar de rechter.
De werkgever stelt dat volgens de cao-vo bij een deeltijder van de afspraken over de verdeling van leseenheden en niet-lesgebonden eenheden mag worden afgeweken. Met de leerkracht was afgesproken dat hij alleen les zou geven. De adv wordt volgens de werkgever gecompenseerd omdat T. geen andere taken vervult.
Voor iedere deeltijder geldt in principe: 26/29 deel aan les en 3/29 deel aan niet-leseenheden. Een andere verhouding is volgens de rechter in strijd met het beginsel van de evenredigheid, tenzij er compensatie tegenover staat. De werkgever werkt met een werktijdfactor. T. geeft alleen les, daarom kan, aldus de rechter, de werktijdfactor geen juiste maatstaf vormen voor het vaststellen van de beloning. Bovendien krijgt T. geen compensatie. Voor het eerst stelt een rechter daarmee vast dat het geven van lessen zwaarder is dan de andere taken. De cao-vo beoogde immers verlaging van de werkdruk door het aantal lessen te verminderen. Een hogere beloning voor het geven van alleen lessen is volgens de rechter redelijk.
De adv kreeg T. vóór 1 augustus 1998 uitbetaald, sindsdien niet meer. De compensatie van de werkgever bestaat er uit dat T. geen andere taken hoeft te verrichten. Maar omdat T. alleen lesgeeft, is er geen sprake van compensatie. Bovendien is T. niet vrijgesteld van taken die bij het lesgeven horen, zoals vergaderingen. Volgens de cao kan het vervallen van de adv-uitbetaling gecompenseerd worden door de werktijdfactor te verhogen. De deeltijder kan ook op jaarbasis van zijn adv-dagen genieten. Bij T. is dit niet het geval. Zijn werktijdfactor ging zelfs omlaag, terwijl de taakomvang gelijk bleef. De rechter acht het beroep gegrond. De werkgever moet een nieuwe beslissing nemen en de proceskosten betalen.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.