- blad nr 5
- 10-3-2001
- auteur . Overige
- Opinie
Medezeggenschap: keurslijf of maatwerk?
Ontwikkelingen naar autonomie en schaalvergroting, professionalisering van docenten, management en bestuur en decentralisatie van arbeidsvoorwaardenvorming zijn in de sectoren zodanig dat daar een nieuw stelsel van medezeggenschap zou passen. In grote delen van het primair onderwijs zijn de ontwikkelingen volgens Adelmund niet zover. Daarom gaat men daar (voorlopig) verder op de oude weg en blijft de Wet medezeggenschap onderwijs gehandhaafd.
Dit betekent voor de bve-sector en het voortgezet onderwijs instelling van een ondernemingsraad waarin het personeel overlegt over arbeidsvoorwaarden. Naast het van toepassing verklaren van de WOR worden instellingen wettelijk verplicht een raad voor ouders en leerlingen/deelnemers op te richten. Het motief voor invoering van de WOR lijkt vooral te zijn 'modernisering' van schoolorganisaties. Het is echter opvallend dat er weinig of geen aandacht wordt besteed aan wat deze ontwikkelingen betekenen voor de positie van ouders en leerlingen binnen de schoolorganisatie.
Een van de kenmerken van de schoolcultuur als lerende organisatie is dat de school ook een forum is dat personeel, ouders en leerlingen in staat stelt in dialoog met anderen hun eigen ideeën, eigen meningsvorming en mondigheid te ontwikkelen. Een medezeggenschapsraad waarin alle geledingen vertegenwoordigd zijn, is daarvoor een uitstekend platform. Evaluatieonderzoeken van het ITS en Regioplan bevestigen het beeld dat scholen hun beleid doorgaans 'interactief' ontwikkelen in gesprek met alle betrokkenen. Een aanwijzing dat een groot deel van de inspraakorganen op de goede weg is, vormen de positieve ervaringen van personeelsleden, ouders en leerlingen met medezeggenschap. Men heeft het gevoel op de goede plek te zitten, in raden onderwerpen te bespreken die bij hen passen. En bovenal dat men erkenning krijgt voor het werk van collega's, ouders en medeleerlingen. Goed functionerende raden stimuleren openheid, zorgen voor korte lijnen, praten mee als ze wat in te brengen hebben, presenteren zich als volwaardige counterparts van het management, denken in termen van oplossingen in plaats van alleen maar problemen te signaleren en zorgen voor professionalisering. De voorstellen van de staatssecretaris voor gescheiden overlegcircuits van personeel, ouders en leerlingen in het onderwijs lijken niet aan te sluiten bij instellingen met een organisatiecultuur waar het management gewoon is om in samenspraak met personeelsleden, leerlingen en ouders gezamenlijk problemen te verkennen en hiervoor oplossingen te bedenken.
Verzakelijking
Bij universiteiten bestaat sinds de invoering van de Wet modernisering universitaire bestuursorganisatie 1997 de mogelijkheid tot maatwerk van de medezeggenschap. Universiteiten hebben namelijk de mogelijkheid te kiezen voor ongedeelde of gedeelde medezeggenschap. In de filosofie van het ongedeelde stelsel ligt de nadruk op de organisatie als gemeenschap: de universiteit als ontmoetingsplaats voor docenten en studenten. In het ongedeeld model praten alle geledingen samen in een orgaan (de universiteitsraad) met als doel: het optimaliseren van de activiteiten van personeelsleden en studenten binnen een academische gemeenschap. In het gedeelde stelsel wordt de organisatie daarentegen voorgesteld als een samenvoeging van ongelijke partijen, die elk hun eigen doeleinden en belangen nastreven. De organisatie van de universiteit bestaat in deze optiek uit verschillende belangengroepen die door ruil en macht bijeen worden gehouden. In het gedeeld model past het functioneren van aparte raden voor personeel (ondernemingsraad) en studenten (studentenraad), die soms wel gezamenlijk met elkaar optrekken maar alleen zolang beide partijen daar gezamenlijk voordeel van hebben. Voorop staat behartiging van het eigen belang: voor personeelsleden goede arbeidsvoorwaarden en voor studenten goed onderwijs.
Zeven universiteiten kozen voor ongedeelde medezeggenschap omdat de samenwerking tussen bestuur, personeel en studenten in het verleden goed had gefunctioneerd. Zes universiteiten kozen - ondanks protesten van studenten en personeelsleden - voor verzakelijking van de inspraak waarbij een stelsel van gedeelde medezeggenschap zou passen.
Wat zijn na een paar jaar de ervaringen met het functioneren van inspraakorganen? De keuze voor een ongedeelde structuur voldoet redelijk en de gedeelde medezeggenschapsstructuur blijkt bij een aantal universiteiten heel duidelijk niet aan te sluiten bij de democratische traditie en de cultuur van de instellingen en de faculteiten. Met als gevolg onduidelijkheden, afstemmingsproblemen en communicatiestoornissen tussen betrokkenen over de bevoegdheden van de verschillende organen. Het functioneren van een ondernemingsraad en een studentenraad leidt in de praktijk vaak ongewild tot een inefficiënt, tijdrovend en bureaucratisch medezeggenschapstraject. De gemeenschapstraditie blijft voelbaar op de campus en spoort dan niet met de politieke cultuur van lobbywerk, opkomen voor de deelbelangen van de achterbannen, onderhandelen en wandelgangenpraat.
De ervaringen met medezeggenschap op universiteiten pleiten voor het toelaten van inspraakvarianten binnen de onderwijssectoren. Scholen zouden evenals universiteiten een inspraakmodel moeten kunnen kiezen dat past bij de cultuur van de instelling, de attitude van directies om het proces van medezeggenschap gezamenlijk aan te gaan, en de vaardigheden van betrokkenen om invloed uit te oefenenen op de besluitvormingsprocessen. En het is de vraag of het wel past in een professionele omgang tussen het ministerie en het onderwijsveld om scholen het keurslijf van een OR op te dringen.
Conferentie
Op dinsdag 27 maart organiseert het ITS van de Katholieke universiteit Nijmegen een conferentie in Nijmegen over 'Medezeggenschap op de universiteit: dwangbuis of maatwerk?' De conferentie is gericht op het universitair onderwijs, maar is ook interessant voor belangstellenden in het (hoger) beroepsonderwijs en voortgezet onderwijs (www.its.kun.nl/medezeggenschap).