- blad nr 5
- 10-3-2001
- auteur . Overige
- Redactioneel
Voor wie erudiet wil zijn is het vak Winkler Prins beter
Geschiedenis in een moderne jas
"We hebben eindelijk een eind gemaakt aan die malle strijd over kennis en vaardigheden", zegt voorzitter Piet de Rooy tevreden. Maar hoewel er enthousiast is gereageerd op het rapport, is toch ook de kritiek nog niet verstomd.
"Hoewel in bescheiden mate, heb ik van geschiedenisdocenten al wat fanmail gekregen", vertelt Piet de Rooy, hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. "Ik denk dat docenten met dit plan goed uit de voeten kunnen en wíllen. Dat bleek ook uit de veldraadpleging onder honderd docenten die ik eind vorig jaar heb gedaan. Na aanvankelijke weerstand vonden ze het toch een interessant plan."
Volgens De Rooy heeft die interesse drie oorzaken. "Godzijdank zijn geschiedenisdocenten betrekkelijk eigenwijs en willen zij graag een eigen stempel drukken op hun vak. We hebben allerlei ruimte gegeven om dit te doen. Zo geven we aan dat we graag willen dat de reformatie wordt behandeld, maar dat betekent niet dat docenten zowel over Luther, Calvijn als Erasmus moeten vertellen. Als de leerlingen maar snappen waar de hervorming over gaat. Verder is voor de tijdsbalk de helft van de lestijd nodig, de andere helft kunnen de docenten zelf invullen." Het rapport valt volgens De Rooy ook in goede aarde omdat de commissie bij het maken van het rapport erg gelet heeft op de haalbaarheid. "In deze opzet zijn we geslaagd. Ten derde zijn docenten blij dat er nu een einde is gemaakt aan de discussie in de media over vaardigheden versus kennis." Deze tegenstelling vindt De Rooy onzinnig. Hij heeft het idee dat de discussianten ver van het onderwijs af staan en daarom niet goed weten wat er aan de hand is. De Rooy is dan ook niet bijster tevreden over de bijval die hij kreeg van columnisten als schrijfster Nelleke Noordervliet en Amerika-deskundige Maarten van Rossum, die juichten dat er nu eindelijk weer wat feiten aan de kinderen zullen worden overgebracht. "Het gaat helemaal niet om de feiten alleen. Ook in de huidige geschiedenisschoolboeken staan heus voldoende feiten, dat is het probleem niet. Maar we willen graag dat feiten ook blijven hangen en dat leerlingen leren om verbanden te leggen en kritisch kunnen denken. Columnisten stellen erg prijs op eruditie. Dat is leuk en aardig maar daar is geschiedenis niet voor bedoeld. Voor hen die erudiet willen zijn kunnen we beter het vak Winkler Prins maken."
Veel beroering
De discussie over het belang van meer feitenkennis speelt al jaren. In 1998 kwam het rapport uit van de commissie-De Wit, die ook een nieuwe balans tussen kennis en vaardigheden vanuit een chronologische volgorde voorstelde. Over geen ander vak lijkt zoveel beroering te ontstaan als over geschiedenis. Volgens De Rooy komt dit door het besef dat de Nederlandse samenleving aan het veranderen is. "We hebben een multiculturele samenleving gekregen en zijn aan het europeaniseren. Je ziet dat mensen zich bij zulke veranderingen gaan bezinnen op hun wortels, dus hun geschiedenis. Daarnaast zijn we niet zo gelukkig met sommige veranderingen. Er is steeds meer zinloos geweld, de criminaliteit neemt toe en daardoor krijgt een socialiserend element als geschiedenisonderwijs de taak toebedeeld om de burgers beter op te voeden. Uit de geschiedenis zijn immers zat voorbeelden te halen die laten zien wat er gebeurt als mensen niet tolerant zijn."
"Vernieuwingen zijn nodig. Het probleem met het huidige geschiedenisonderwijs is dat bij veel kinderen die van school komen, de geschiedenislessen snel uit het geheugen zijn verdwenen. Ook hebben ze moeite met de chronologie", stelt De Rooy. "Het bekende voorbeeld is dat mensen niet meer weten of nou eerst Hitler of Napoleon kwam. En iedereen kent ook de televisiequizjes waarbij de kandidaat hulpeloos naar boven kijkt bij de vraag wanneer de Eerste Wereldoorlog begon. Om leerlingen notie te geven van de geschiedenischronologie hebben we tien tijdvakken gemaakt die als kapstok dienen. Die tijdvakken worden herhaald zodat leerlingen de geschiedenis in hun hoofd kunnen prenten."
Of dat ook echt zal werken, daaraan twijfelt Huibert Crijns van Euroclio (Europese Vereniging van geschiedenisleraren). "Met dit rapport zijn we terug bij de ideeën over geschiedenisonderwijs van vijftig jaar geleden", vindt Crijns. "Het curriculum dat de commissie heeft opgesteld is erg nationaal. Er is nergens aandacht voor andere culturen. Oost-Europa komt al nauwelijks aan bod, laat staan de rest van de wereld. Dat is in een multiculturele samenleving als die in Nederland niet te verdedigen. Verder is de indeling van tijdsperiodes historisch gezien dubieus. Zoals de periode 'Pruiken en Revolutie, van 1700 tot 1800'. Dat klopt niet, want de echte revoluties, zoals de Russische, beginnen pas daarna."
De Rooy zucht als hem gevraagd wordt te reageren op Crijns' kritiek. "Ja, het is een schande", schampert hij. "Inderdaad, als je de tijdvakken die we hebben gemaakt zuiver wetenschappelijk bekijkt, dan kloppen ze niet helemaal. Maar Crijns heeft blijkbaar helemaal niet begrepen waar het om gaat. Als je wilt dat een leerling dat wat je hem leert ook kan onthouden, dan moet hij zich er iets bij kunnen voorstellen. Door tijdvakken te maken krijgen ze meteen een associatie bij een tijd." Ook de klacht van Crijns dat het rapport veel te veel op Nederland is gericht en dat een gedegen wereldgeschiedenis ontbreekt, doet De Rooy zuchten. "Als je akkoord gaat met het idee dat er uit een enorm aanbod weinig beklijft, dan moet je ervoor kiezen om de stof beperkt te houden en aansluiten bij de cultuur waar leerlingen in leven. Er zijn 164 nationaliteiten in Nederland, welke moet je dan kiezen?"
Examinering
De inhoud van het rapport is niet het enige waarover de twee van mening verschillen. Crijns: "Voor de meeste plannen wordt te weinig tijd uitgetrokken om goed lesmateriaal te maken en om docenten voor te bereiden. Daarnaast wordt de examinering een groot probleem. Er is niet met het Cito overlegd hoe al deze lesstof betrouwbaar kan worden geëxamineerd. Ik heb uit die hoek dan ook al gehoord dat men zich daar heel bezorgd over maakt. Leerlingen krijgen met deze vernieuwingen zóveel stof voorgeschoteld en er worden allerlei erg algemene vaardigheden beschreven. Nu wordt er in het voortgezet onderwijs op twee thema's geëxamineerd, thema's waarover heel duidelijk lesmateriaal is gemaakt. Maar hoe kun je een examen maken over 'de hele geschiedenis'? Bovendien heeft geschiedenis erg te maken met interpretatie en elke docent vertelt weer anders."
Met het laatste is De Rooy het eens. "Maar ik laat me niet platleggen omdat het voor het Cito zo moeilijk zou zijn een examen te maken. Het examen bepaalt vandaag de dag veel te veel de onderwijsinhoud en daar is het niet voor bedoeld."
Loek Jansen van de Vereniging van docenten in geschiedenis en staatsinrichting in Nederland (VGN) zat in de commissie en is medeverantwoordelijk voor de vernieuwingen van het vak geschiedenis in de eerste fase van het voortgezet onderwijs. Hij is blij met het rapport want het is volgens hem hoog tijd dat er wat verandert, vooral in het vmbo. "Daar wordt het vak niet zo belangrijk gevonden. Het zijn veelal praktische opleidingen en docenten vinden het vak te theoretisch. Je ziet dan ook dat de leerlingen op het vmbo vaak na het eerste jaar helemaal geen geschiedenis meer krijgen. Maar die vmbo-leerlingen zijn straks achttien jaar en worden dan ook geacht te stemmen. Hoe kun je stemmen als je nergens van afweet? Op Hitler is destijds ook gestemd uit onwetendheid. Daarnaast is het geschiedenisvak tot op heden niet afgestemd op de eerste fase van het voortgezet onderwijs. De boeken zijn afgeleid van die uit het hoger onderwijs en spreken niet aan. Dat moet beslist anders."
Stomvervelend
Wat docenten vooral niet moeten doen is vmbo-leerlingen overladen met feiten, denkt Jansen. "Dat vinden ze stomvervelend. Jaartallen zijn belangrijk, maar niet per definitie. En als je een leerling een jaartal wilt leren, moet je wel uitleggen waarom je dat belangrijk vindt en wat de context is. Leerlingen leren wanneer de Berlijnse Muur viel, heeft geen enkele zin als je nooit over de Koude Oorlog praat."
Of elke docent geschiedenis zo blij is met het rapport als Jansen zelf, zal hij ondervinden op 24 maart. Dan komen alle leden van de VGN bijeen om erover te praten. Hij verwacht dat er positief over geoordeeld zal worden. "De kritiek die we tot nu toe hebben gekregen, komt voort uit onbekendheid met de plannen. Docenten denken dat de examens met deze vernieuwingen veel moeilijker worden, maar dat is niet zo. Tot nu toe werd er op de examens op twee thema's getoetst. Dat kijkt wel lekker na, maar het is een slechte methode. Als leerlingen door hun hele schoolloopbaan met herhaling allerlei thema's hebben gehad, dan mag je verwachten dat ze daar iets mee kunnen op het examen."