- blad nr 7
- 6-4-2002
- auteur T. Snel
- Redactioneel
Zij-instromer terug in het bedrijfsleven
Vier jaar geleden, toen hij na de hts chemische technologie de kopcursus technische bedrijfskunde volgde, had Bas Oonk (28) al iets van: 'ik ben alleen maar met techniek bezig, ik zou er wel iets anders bij willen doen'. Hij meldde zich aan bij de stichting Jantje Beton om als groepsleider mee te gaan met vakantiekampen. Via de stichting Kico doet Oonk dit werk nu nog. Acht keer per jaar gaat hij een weekend op stap met kinderen met gedragsstoornissen die niet thuis wonen. En 's zomers twee weken met ze op vakantie. "Dat is echt ontspanning voor me."
Na een paar jaar werken bij de Nederlandse elektro maatschappij (Nem) in Leiden, begon dat gevoel weer op te spelen. "Nem is voornamelijk werktuigbouw, het gaat over staal en pijpen. Terwijl ik toch meer de proceskant, scheikunde heb gedaan tijdens mijn studie. Als je scheikunde en het werken met jongeren wat ik zo leuk vind gaat combineren, ligt docent scheikunde toch erg voor de hand", vertelt Oonk.
Via internet verspreidde hij zijn cv. Een uitzendbureau in Den Haag heeft Oonk in contact gebracht met het Veurscollege in Leidschendam, de school waar hij een paar maanden later aan de slag kan als docent natuur- en scheikunde. Na een assessment is de studie voor zij-instromers aangepast aan zijn individuele situatie. Ook heeft hij een portfolio samengesteld met daarin zijn motivatie, zijn sterke kanten en wat hij wil bereiken. "Toen kreeg ik een geschiktheidsverklaring voor het onderwijs." Oonk kreeg een fulltime aanstelling op de vmbo-afdeling van het Veurscollege, een aanstelling voor 29 lesuren. Hij werd voor 23 lesuren ingeroosterd, want een dag per week volgde hij in werktijd de opleiding voor zij-instromers. "Hier bespraken we voornamelijk met elkaar problemen waar je in de praktijk tegenaan loopt en werden er oplossingen aangedragen natuurlijk", vertelt hij. Op maandagavond werd hij bijgespijkerd in vakdidactiek scheikunde.
Oonk heeft er bewust voor gekozen om les te geven aan vmbo-leerlingen. "Het zijn moeilijke leerlingen, maar in vergelijking met de kinderen waarmee ik bij de stichting Kico werk, valt het wel mee. Vmbo-leerlingen zijn heel spontaan en zeggen waar het op staat. En ze zijn kritisch. Ze zeggen gewoon: 'waarom moeten we dat leren, dat hebben we toch niet nodig?'. Een tegenstelling met de vwo-leerling. Die werkt keurig en doet precies wat je zegt." Hij heeft ervaren dat er ook veel potentie in vmbo-leerlingen zit, als je ze wat vrijheid geeft. "Vrijheid binnen bepaalde kaders natuurlijk. Op een gegeven moment zei ik: 'daar staan de spullen, je hebt twintig minuten voor deze proef en dan moet ook alles weer opgeruimd zijn'. Dat ging perfect. Een stukje verantwoording bij ze leggen, dat doet die leerlingen goed."
Practicum
Aan de eindexamenklassen en aan de derdeklassers gaf Oonk natuur- en scheikunde, aan de tweedeklassers zes uur per week het vak nask. "Dat is geënt op natuurkunde", legt hij uit. "De leerlingen ervaren dat als een theorievak, maar ik probeerde er praktijk van te maken. Toen ik in de tweede klas mavo zat, zat ik ook niet te springen om zes uur theorie. Vooral voor de meiden is theorie moeilijk. En practicum vinden ze leuk." Maar collega's op het Veurscollege hadden hem afgeraden om practicum te geven 'omdat het veel voorbereiding vraagt'. Daar kwam bij dat de vmbo-afdeling wegens ruimtegebrek in een basisschool is ondergebracht, waar geen praktijklokalen zijn. Voor praktijklessen moeten de leerlingen naar het hoofdgebouw. Bovendien was er geen technisch onderwijsassistent (toa) voor natuurkunde. "Maar als ik praktijk deed bij natuurkunde, hielp de scheikunde-toa me." Nu heeft hij spijt dat hij niet eerder en meer practicum heeft gedaan met de tweedeklassers. "Daarmee had ik die klas kunnen boeien. De kids vinden dat zo leuk."
Ondanks dat Oonk in het begin wel strijd had met de tweedeklassers, ging het naar zijn beleving voor de klas hartstikke goed. "Maar het lesgeven bracht zoveel voorbereiding met zich mee, ik heb veel te drukke maanden gehad. Ik wil goed voorbereid voor de klas en zat dus elke avond lessen voor te bereiden. Ik heb me gewoon over de kop gewerkt. Ik kreeg slapeloze nachten en had niets meer aan mijn weekenden." Voordat Oonk het onderwijs in ging, sportte hij twee keer per week. Uiteindelijk kwam hij daar helemaal niet meer aan toe.
"Ik had voor mezelf de lat erg hoog gelegd", zegt hij nu. "Ik heb twee weken geprobeerd de voorbereiding van lessen achterwege te laten en meer plezier in de klas te hebben. Maar als je de les niet voorbereid wordt het moeilijker, moet je meer improviseren. En je moet toch een bepaald deel van de lesstof af hebben op enig moment. Het niet voorbereiden leverde bij mij spanning op. En als ik last heb van stress, val ik weer terug op structuur, dus ga ik de lessen weer goed voorbereiden. Achteraf denk ik dat ik de studie even had moeten laten voor wat het was, dan had ik een dag in de week vrij gehad. Of ik had op school kunnen vragen of ik een groep minder les kon geven, maar ja, wie moet die lessen dan weer geven?"
Hij kwam uiteindelijk in de ziektewet terecht. "Tegen kerst zat ik er helemaal doorheen. Toen ik een week thuis zat, heb ik de beslissing genomen om te stoppen. Ik wilde weer sporten en ik wilde weer vrolijk zijn. Zelfs de leerlingen zeiden de laatste tijd tegen mij: 'Meneer Oonk, wat bent u chagrijnig'." Een week later had hij geregeld dat hij weer bij zijn vorige werkgever aan de slag kon.
Dynamischer
Toch zegt hij nu met overtuiging: "Ik vind lesgeven hartstikke leuk. Onderwijs is veel dynamischer en past veel meer bij me dan het bedrijfsleven. Ik denk dat ik in de toekomst wel weer op zoek ga naar een baan in het onderwijs of een andere vorm van met jongeren werken. Wat me aanspreekt is dat de mens veel meer een rol speelt dan in het bedrijfsleven. Op school was er ook veel aandacht voor hoe je als leerkracht in je vel zit."
Aan begeleiding op het Veurscollege schortte het niet. Daar wordt met veel zij-instromers, beginnende leerkrachten en andere nieuwelingen gewerkt. Er is een aparte coach voor alle nieuwkomers waar ze met hun vragen terechtkunnen. "Ik had mijn portfolio aan haar gegeven, zij was de leerprocesbegeleider. Als ik het moeizaam vond gaan in de klas, kwam ze bij de les zitten. Daar werd goed op ingespeeld door de school." Daarnaast kiest elke beginner zelf een mentor waarbij hij zich prettig voelt. "Eens in de twee weken besprak ik met de mentor allerlei zaken." Toen het bergafwaarts met Oonk ging, heeft hij hulp gekregen van iemand van het consultatieteam onderwijsjeugdhulpverlening. "Het is prettig om met zo iemand te kunnen praten."
Ondanks dat Oonk van alle kanten werd begeleid en hij in een heel leuk team werkte ('daar had ik het heel goed mee getroffen. Ik heb nog nooit zoveel geborreld'), werd het hem toch allemaal te veel. Oonk: "Ik heb het helemaal mijn probleem gemaakt, misschien had ik het meer het probleem van de school moeten maken. Je moet binnen twee jaar je tweedegraads halen, anders wordt het contract niet voortgezet. Ik had aan de school moeten voorleggen wat voor hen zwaarder had geteld. Dat ik stop als docent of dat ik stop met de opleiding en voorlopig geen bevoegdheid heb."
Oonk was van plan wel door te gaan met opleiding, maar is begin februari toch afgehaakt. "Ik trok het niet meer, ik heb te veel reserves opgebruikt." Bovendien moet je minimaal zeven lesuren geven om de opleiding te mogen volgen.
Faillissement
Op de vmbo-locatie van het Veurscollege in Leidschendam waar Bas Oonk werkte, zitten 250 leerlingen en werken zo'n dertig mensen. "Meer dan de helft van de leerkrachten is dit schooljaar nieuw", zegt afdelingsmanager Edith Oostdijk. Daar zitten zes zij-instromers bij, de rest is bezig met de lerarenopleiding of komt er net vanaf. "Probleem met de mensen die nog op de lerarenopleiding zitten is dat de nadruk ligt op het lesgeven en dat ze vrij snel vertraging oplopen met hun opleiding. Daar zitten grenzen aan, want mensen voelen zich behoorlijk belast. Maar de moeilijkheid is dat je in het onderwijs mensen niet kunt ontzien."
Er werken op het Veurscollege ook mensen uit het bedrijfsleven die helemaal geen opleiding volgen en geen bevoegdheid hebben. Oostdijk: "Die hebben we aangenomen op basis van kennis en levenservaring. Het is het faillissement van twintig jaar niet investeren in het onderwijs en het personeel, daarvan zijn we ons bewust, maar wij zijn blij dat ze bij ons willen komen werken. Zo geeft een vrouw, die een verantwoordelijke baan bij KPN had, economie. En dat doet ze fantastisch." Iemand die bij de VVV heeft gewerkt, geeft het vak Frans. Een 58-jarige, die bij een andere werkgever vervroegd is uitgetreden, geeft aardrijkskundelessen. Hij kon niet eens ingewerkt worden in zijn vak, omdat een sectie aardrijkskunde ontbreekt op de kleine locatie. "We hebben heel veel advertenties gezet", zegt plaatsvervangend locatiedirecteur Arie Hazekamp. "Maar daar reageert niemand op. Dat dwingt ons met iedereen die van goede wil is in zee te gaan."
Ondanks dat er veel goede begeleiding is voor de nieuwelingen, pakt dat niet altijd goed uit. Vorige maand is een vrouw die uit het bedrijfsleven kwam en twee dagen per week Nederlands gaf, na drie weken lesgeven al gestopt. Ze had slapeloze nachten. Oostdijk: "We hadden haar heel goed voorbereid. Ze heeft meegelopen op school en lessen gevolgd. We hebben zelfs een groep op voorhand bij haar weggehaald, omdat die groep van plan was haar onderuit te halen. We hadden ingeschat dat ze het wel zou redden met onze leerlingen."
Moeilijk selecteren
Met Bas Oonk had afdelingsmanager Oostdijk aan het eind van zijn dienstverband vrijwel dagelijks gesprekken. "Door vier mensen werd hij uiteindelijk begeleid en daaraan had hij nog niet genoeg. Hij kon moeilijk selecteren en daardoor zijn werk niet goed organiseren." Op enig moment heeft ze bijvoorbeeld met hem doorgesproken hoe je een toets maakt. "Na anderhalf uur moet de toets met nakijkvel klaar zijn. Maar hij kon daar een heel weekend mee bezig zijn. Hij verzoop gewoon in het werk." Op het laatst was Bas Oonk niet blij meer met zichzelf, constateert ze. "En er zat te weinig vooruitgang in zijn persoonlijke situatie. De dingen zijn met hem op de loop gegaan." Hazekamp: "Bas is in de omgang zeer plezierig, een echte gangmaker. Hij was heel goed begeleidbaar, zette niet zijn hakken in zand. We hebben nooit in een conflictueuze toestand gezeten. Maar op een gegeven moment kon het gewoon niet meer. Ondersteuning is hier op school snel geregeld, want we zijn heel betrokken op elkaar. Maar resultaten bleven uit, de rek was eruit." Oostdijk is blij dat er op tijd knopen zijn doorgehakt. "Anders hadden we weer een wao-geval erbij die direct pukkels krijgt als hij kinderen ziet."
Hazekamp: "Dat dit er bij een assessment uitkomt zou te veel gevraagd zijn. De eerste maand op school hebben wij ook niet voorzien dat het zo zou lopen met Bas. Ervaring maakt uit." Wat er nu gebeurd is, zien ze dan ook als een groeimoment voor Oonk. "De leerlingen zeiden: 'lesgeven moet ie nog beter leren. Hij is nog niet genoeg meester, maar wel leuk.' We gunnen het hem dat hij te zijner tijd terugkomt, want hij past hier op school."
Het bedrijfsleven valt mij tegen'
Marjan (volledige naam bekend bij de redactie) werkte acht maanden geleden nog op een basisschool. Vanuit de pabo kwam zij als jonge lerares in het onderwijs terecht, maar na een paar jaar sloeg de nieuwsgierigheid toe. De nieuwsgierigheid naar wat zij zelf nog méér in haar mars had en naar wat de maatschappij verder nog te bieden had. "Ik was niet ontevreden in het onderwijs, maar was zo benieuwd naar wat daarbuiten eigenlijk gebeurde. Verder zag ik elk jaar dezelfde dingen weer terugkomen: de rapporten, sinterklaas, Pasen... Ik wilde eens verder kijken."
Via via kwam Marjan terecht bij een uitzendbureau, waar zij nu werkt als intercedente. "Ik dacht dat ik met een pabo-diploma nergens aan de slag zou kunnen, maar een algemeen hbo-diploma was voor deze baan voldoende." Het beroep van intercedente leek haar erg afwisselend: "Je hebt te maken met veel verschillende sollicitanten en gaat vaak naar bedrijven toe. Je komt met veel mensen in aanraking", zo meende ze. Dat alles valt echter tegen. "Ik ben in de praktijk enorm veel administratief bezig en zit een groot gedeelte van mijn tijd achter mijn bureautje."
Verder heeft Marja moeite met de commerciële cultuur van het bedrijf. "Ik wist dat ik voor een commercieel bedrijf ging werken, maar kon absoluut niet inschatten wat voor druk dat op je werk legt. Je moet constant scoren, als je weekcijfers omlaag gaan word je daar meteen op aangesproken. Sommigen kicken daarop, maar ik niet. Cijfertjes interesseren me niet echt, ik houd meer van de sociale kant van werk: dat je er plezier in hebt en dat iedereen zijn best doet."
Marjan verdient in haar nieuwe functie een stuk minder dan in het onderwijs. "Ik ben er op heel veel punten behoorlijk op achteruit gegaan, zowel qua salaris als qua vrije dagen. Verder dacht ik altijd dat een baan in het onderwijs niet flexibel was door de vaste schooltijden, maar in een bedrijf heb je ook vaste werktijden. Je zit gewoon tot half zes op de zaak."
Goed beschouwd is de overstap naar het bedrijfsleven haar 'absoluut tegengevallen'. Dus wat nu? "Ik sta nog in dubio, maar het onderwijs is zeker niet van mijn lijstje."
'Het onderwijs bruist niet'
Ook Klaartje Frank werkte een aantal maanden geleden nog op een basisschool en ook zij wilde wel eens verder kijken in de wereld. "Het was een geweldig leuke school waar ik vier jaar met veel plezier gewerkt heb. Maar als je ergens een paar jaar werkt is het zó makkelijk om maar door te draaien totdat je uiteindelijk je 25-jarige jubileum viert, en dat wilde ik niet. Toen ik zelf op de basisschool zat hadden we een juf Varkevisser, die daar al jaren- en jarenlang zat, en het was altijd mijn schrikbeeld om zelf een juf Varkevisser te worden."
"Verder bruist het onderwijs natuurlijk niet echt. Ik werd zo moe van die teamvergaderingen waarin nooit wat besloten werd, van onderwerpen die dan over het weekeinde heen getild werden, van de vraag wie dit jaar weer sinterklaas zou organiseren en van het feit dat veel collega's om vier uur snel naar huis gaan. Mijn vriendinnen uit het bedrijfsleven maakten ondertussen spannende dingen mee, ze gingen naar beurzen en hielden presentaties..."
Dus stapte Klaartje op haar 26-ste zelf ook over naar het bedrijfsleven. Zij werkt nu bij een werving- en selectiebureau. "Het is hier heel direct en heel zakelijk. Na een maand werd er iemand uit gegooid, omdat hij zijn target niet haalde - ik wist niet wat me overkwam. Je wordt hier meteen geconfronteerd met je fouten, maar hebt daardoor ook de mogelijkheid om het beter te doen."
De baan bevalt Klaartje heel goed, het is allemaal nieuw en spannend. Ze moest er wel salaris voor inleveren. "Ik ben onderaan ingestroomd, al zit ik nu na tien maanden weer op hetzelfde salaris als in het onderwijs. Maar ik heb hier maar vijfentwintig vakantiedagen en dat is natuurlijk niets. In het onderwijs wordt heel veel gemopperd over het salaris, maar je hebt daar zóveel vrije dagen. Een vriendinnetje van mij, die op een basisschool werkt, is bovendien elke woensdagmiddag om half twee thuis."
Klaartje mist de kinderen erg. "Hoe puur ze kunnen zijn, dat ze tegen je zeggen: 'juf wat ruik je lekker'. Maar voorlopig kom ik niet terug in het onderwijs. Als ik later zelf kinderen mag krijgen, en ik 45 of 50 jaar oud ben, dan zie ik mezelf wel weer teruggaan naar groep vier. Maar ik wilde eerst nog eens iets anders doen."