- blad nr 5
- 10-3-2001
- auteur R. Sikkes
- Redactioneel
De Hos, een tragedie in vijf bedrijven
Proloog
'De winter van Deetman' zou Abop-voorzitter Ella Vogelaar deze jaren later dopen. In 1982 trad het nieuwe kabinet-Lubbers aan. Er was sprake van een recessie. In het bedrijfsleven regende het ontslagen. Bij grote bedrijven als Ford, de Amsterdamse Droogdokmaatschappij, in de Rotterdamse havens raakten duizenden mensen hun baan kwijt. Wie bij de overheid werkte, hoopte aan dat lot te ontkomen. De rechtszekerheid was groot, ontslagregelingen en het salaris een stuk royaler dan in het bedrijfsleven.
Maar de recessie sloeg ook keihard terug op de overheidsfinanciën. Er kwam minder belasting binnen, de kosten van de vele werklozen en mensen in de bijstand zorgden dat de bodem van de schatkist in zicht kwam. En dus was het tijd om de overheidsfinanciën te saneren. Lubbers vroeg 'offers' van burgers en ambtenaren om de economie weer gezond te maken. Loonmatiging, verlaging van de uitkeringen en verlaging van de salarissen van ambtenaren. Het onderwijs niet uitgezonderd.
Door de buitenwereld werden de bekostiging van het onderwijs en de hoogte van de lerarensalarissen sowieso als buitensporig royaal ervaren. Het VVD-Kamerlid Nell Ginjaar-Maas vond bijvoorbeeld bij de behandeling van de onderwijsbegroting in maart 1982 dat het rijk maar eens moest onderzoeken 'welke versierselen ons onderwijs nog kent die stammen uit de tijd dat onderwijs als welzijnsvoorziening werd gezien en de bomen tot in de hemel groeiden'. Professor Jo Ritzen zei in de Haagse Post in december 1983: 'Eerste- en tweedegraadsleraren worden relatief hoog beloond. Het is nog steeds zo dat iemand financieel geslaagd is als hij leraar wordt, dan hoor je toch bij de hoogste tien procent van de inkomens.' En een leraar omschreef de publieke opinie als volgt: 'Leraar zijn wordt toch gezien als een paar uurtjes kinderen pesten, vroeg thuis, veel vakantie en een hoog salaris.'
Verbazingwekkend was het daarom allerminst dat er scherp gesneden werd in het onderwijsbudget. Met plannen om op de onderwijssalarissen te korten was CDA-minister Deetman eind 1982 niet de eerste. Zijn voorgangers Pais (VVD) en Van Kemenade (PvdA) hadden al met die gedachte gespeeld. Van de laatste kon Deetman een pasklaar plan overnemen: de Herziening onderwijssalarisstructuur (Hos), een bezuinigingsmaatregel die het onderwijs tot op de dag van vandaag zou tergen.
De eerste variant van de Hos diende verschillende doelen. Het ministerie wilde een eind maken aan de wirwar van salarisschalen die het onderwijs kende - meer dan tweehonderd - en waar naar 'bevoegdheid' dus aan de hand van het opleidingsniveau werd betaald, bijna ongeacht de sector waar een leerkracht werkte. De kritiek daarop was simpel: als een ingenieur op een tram werkt, krijgt hij het salaris van een trambestuurder en niet van een ingenieur. Tijd dus voor een 'functiesysteem' met drie trappen. Het basisonderwijs, de eerste drie jaar van het voortgezet onderwijs en de bovenbouw havo/vwo. Maar iedereen zou er uiteindelijk honderden guldens per maand op achteruit gaan.
Het verzet gesmoord
'De Hos maakt leraren vogelvrij', kopte het NGL-weekblad in die dagen en noemde de voorstellen 'een nota tégen leraren'. Het verzet van alle onderwijsbonden was fel. Omdat de Hos een verstrekkend voorstel was, wisten de gezamenlijke bonden het overleg over alle ingewikkelde rechtspositionele gevolgen effectief te traineren. Deetman kampte met een fors tekort op zijn begroting en zag dat hij dat met de Hos-nota voorlopig niet zou kunnen oplossen. In september 1982 maakte hij in de onderwijsbegroting zijn draconische bezuinigingsplannen van één miljard bekend. Groepsgrootteverhoging in het basisonderwijs, een algemene salariskorting. Zevenduizend ontslagen en iedereen in het onderwijs zou 1,65 procent inleveren. Opnieuw reageerden de onderwijsbonden furieus. Eind 1982 werd er vijf dagen lang massaal gestaakt. Effect had het niet. De salariskorting van 1,65 procent bleef en werd zelfs verhóógd tot 1,85 procent. Omdat VVD en CDA het niet-onderwijzend personeel wilden sparen, moesten leraren meer inleveren. Het onderwijsverzet was in één klap murw geslagen. 'De bereidheid tot staken is nu niet groot meer', becommentarieerde een leraar de situatie in de Haagse Post. 'De mensen zeggen: Het hoeft niet meer, het maakt niets uit. De kortingen gaan gewoon door. We hebben het er in de lerarenkamer niet meer over. Om toch nog een paar momenten van arbeidsvreugde te kennen.'
Onderhandelen in de bunker
Op de algemene vergadering van de Abop in december 1983 klonk desondanks nog steeds ferme actieretoriek. 'Als je de Hos-nota van alle fraaie onthulling ontdoet, blijft als naakte waarheid over dat we staan voor de grootste bezuinigingsoperatie op onderwijssalarissen ooit gekend', sprak voorzitter Jan van den Bosch. 'Dat is keihard. Daarom zal ons antwoord evenredig hard en duidelijk moeten zijn... We zullen het wolvenpak van ons lijf moeten slaan.' Langdurig applaus volgde. Er werd wat om actie geschreeuwd, maar na de mislukte staking werd de strijd om de Hos niet meer met spandoeken op straat gevoerd.
Het gevecht speelde zich af in de grijze bunker in Zoetermeer, het ministerie van Onderwijs. Met een enorme kater van de totaal mislukte acties keerden de onderwijsbonden terug aan de onderhandelingstafel om over de Hos te praten. De Abop liet het adviesbureau Berenschot eens uitrekenen wat leraren op basis van hun functie nu eigenlijk zouden moeten verdienen. Dat kwam een stuk hoger uit dan in de voorstellen van het ministerie besloten lag. Alleen de eerstegraders zouden best wat kunnen inleveren. Reden voor het NGL om weer woest uit te halen naar de Abop. 'Hier gaat (..) het om een aloude wens van de Abop om te komen tot een vergaande nivellering van de inkomens in het onderwijs.' En dus schakelde het NGL een eigen bureau in, dat weer aantoonde dat ook de eerstegraders niet overbetaald werden. De twee bonden, die vaak vechtend over straat rolden als het ging over de middenschool of de nivelleringsdrang, begroeven snel hun verschillen om eensgezind verder te onderhandelen.
"Voor ons stond voorop dat alle salarissen ten minste gelijk moesten blijven", vertelt Guus van Bergen, voor het NGL betrokken bij de onderhandelingen. "Het was ons duidelijk dat de functiebeloning dus alleen tweedegraadsfuncties in de onderbouw van het voortgezet onderwijs politiek al aanvaard was. Daar viel weinig meer aan te veranderen, hoewel wij zeer hechtten aan eerstegraders in de eerste klassen van het vwo. Maar wat we nog wel probeerden te bereiken was het recht op doorstroming voor academici en MO-b¹ers naar schaal 12."
Het compromis
De onderhandelingen sleepten zich een jaar lang voort. Deetman stond onder grote politieke druk om met een resultaat te komen. De bonden wilden af van de voortdurende onzekerheid. Gekozen werd voor de snelkookpanmethode. In januari 1984 sloten alle onderhandelaars vakbonden, ambtenaren van Onderwijs èn Financiën - zich met elkaar op om tot een akkoord te komen. Ze pendelden heen en weer tussen het Zoetermeerse Cityhotel en het departement.
Deetman had haast. 'Mocht een akkoord op zeer korte termijn niet mogelijk zijn, dan blijft mijn beleidsuitgangspunt het voorstel, zoals opgenomen in de Hos-nota.' Het mes op tafel: u gaat akkoord of er volgt een bezuiniging van 1,2 miljard. Deetman ging akkoord met de voorwaarde vooraf dat er geen 'directe bezuinigingen op de salarissen uit zouden rollen', maar een akkoord mocht ook geen cent kosten.
Ook de bonden stelden zich bikkelhard op. Belangrijkste breekpunt was dat niemand van de zittende leraren er op achteruit mocht gaan. "Tijdens onderhandelingen denk je daar vaak niet aan, maar als ik weer op school kwam, besefte ik wat salariskortingen zouden betekenen", herinnert Guus van Bergen zich. "Mensen waren toch verplichtingen aangegaan, een hypotheek bijvoorbeeld, op basis van het salarisperspectief dat hun was voorgespiegeld."
Overdag werd er onderhandeld, 'functioneel hard' volgens de aanwezigen, met schorsing na schorsing, achterbanraadplegingen en alle onderhandelingsfolklore die erbij hoort. 's Avonds vervoegden de onderhandelaars zich aan de bar. "Dan begon het echte lobbyen", herinnert Van Bergen zich. "Het aftasten waar nog mogelijkheden lagen. Informeel."
Het overgangsrecht om het oude salaris te behouden wilde Deetman op tien jaar stellen. Abop en NGL eisten een levenslang uitzicht op het oorspronkelijke salaris. "Ons probleem was dat Deetman een zwakke positie had in het kabinet. Hij moest overleggen met Rietkerk (Binnenlandse Zaken) of het meer kon zijn. De ambtenaren van Financiën, die ook bij de onderhandelingen waren, lagen het meeste dwars. Aan de bar zeiden ze van Financiën: Dat lukt jullie nooit."
Een levenslang overgangsrecht kwam er niet uit, maar het compromis eindigde op vijftien jaar. Na drie dagen en twee nachten onderhandelen, konden alle partijen om zeven uur 's ochtends beginnen aan het opstellen van het raamakkoord. De belangrijkste punten waren helder. De directe dreiging van een bezuiniging van 1,2 miljard was van tafel. Beloning zou op basis van functie plaatsvinden, met daarin een onderscheid tussen basisonderwijs, de onderbouw van het voortgezet onderwijs en de laatste jaren van havo en vwo. Nieuwkomers in het onderwijs zouden de tol betalen, maar dat werd niet echt als een probleem ervaren. "Natuurlijk hadden wij onze bedenkingen over de positie van nieuwkomers", blikt Guus van Bergen terug. "Ik heb het nog tegen Deetman gezegd: Denkt u dat een afgestudeerde ingenieur met een beginschaal 8 voor de klas wil gaan staan? Deetman was daar in het overleg helder over: nieuwe leraren gaan vrijwillig het contract aan. De eerste jaren zou dat inderdaad nog weinig problemen opleveren want er kwam niemand bij, er gingen alleen maar mensen uit. We hoopten dat die problemen gerepareerd zouden worden in de jaren daarna. En natuurlijk kan ik me voorstellen dat het prikt als je voor hetzelfde werk minder betaald krijgt."
De overwinningsroes
Direct na het akkoord was dat soort bezwaren slechts kritiek in de marge. Het afsluiten van het akkoord werd door alle bonden ervaren als een overwinning. "De bezuinigingen van meer dan een miljard waren weg. In de Tweede Kamer werd zelfs gezegd dat Deetman teveel had toegegeven", herinnert NGL-onderhandelaar Guus van Bergen zich. "Het voelde toch voor een groot deel als een triomf. Er was veel binnengehaald. Er ging een zucht van verlichting door de lerarenkamers in het land. Niemand ging er op achteruit, maar hield wat hij had."
Het hoofdbestuur van de Abop spreekt van een 'compromis met een positief saldo'. Een leraar is in Het Schoolblad zelfs een tikkeltje verbaasd. 'Deetman heeft een enorme ommezwaai gemaakt. Dat verbaast me. Wonderlijk." Bij de bondsraad van de Abop vat onderhandelaar Chris van Beekveld het als volgt samen: 'Het akkoord is geen reden om te juichen. Het is een geheel van plussen en minnen.'
De sfeer bij het NGL is vergelijkbaar. 'Er kleeft nu heel weinig Hos-modder aan onze laarzen en we liepen aanvankelijk toch het risico midden in de plomp gedumpt te worden met het hele onderwijs erbij', oordeelde NGL-voorzitter Jos van den Maagdenberg. De plussen zijn helder. 'De oorspronkelijke Hos-voorstellen hielden een dreiging in van een directe salarisverlaging voor alle docenten die kon oplopen tot 2700 gulden per maand.' Maar minpunten ziet hij wel degelijk. De verkleining van de eerstegraadssector maakt het onderwijs voor academici minder aantrekkelijk. En tussen alle regels door een kleine profetie: 'Nu al zien we een tekort aan economen op dit niveau in het onderwijs. Dat zou wel eens voor meer vakken kunnen gaan gelden.'
Wie zegt dat de effecten toen onduidelijk waren, heeft destijds niet opgelet. De grafiekjes in de bondsbladen maakten in 1984 in één oogopslag duidelijk hoe de vlag er bij stond. In het basisonderwijs daalden de aanvangssalarissen een tikkie, maar de kleuterleidsters gingen er op vooruit. Het speciaal onderwijs zat in de plus. Vbo- en mavo-docenten kwamen er iets beter van af, maar wie als academicus of MO-b'er in schaal 10 of 12 terechtkwam zat fors onder het oude niveau.
Het is terugblikkend zeker niet zo dat dit feit niet onder ogen werd gezien. Bij de Abop was het vooral de vrouwengroep die toen al de toekomst van herintreedsters somber inzag. Wie het onderwijs verlaat komt later met een lager salarisperspectief weer terug, maakte Irene Simonis op de beslissende bondsraad duidelijk. Precies wat de commissie Gelijke behandeling jaren later zal aanvoeren. Ook degenen die nu werkloos zijn, zien hun salarisperspectieven verdampen. 'Iedere afwijking van de ideale carrièrelijn wordt zo bestraft', stelde Ineke Stam van de afdeling Groningen.
Bij het NGL overheerst de zorg om de nieuwkomers en vooral de jonge academici die het onderwijs in willen. 'Wie zijn de dupe? Jonge eerstegraads leraren, die toch al onderaan op de afvloeiingslijst staan.' Ook de NGL-voorzitter moest hard duwen bij de leden om het akkoord erdoor te duwen. Want er was wel degelijk bezorgdheid over 'de nieuwkomers': 'Die komen in lagere aanvangsschalen.' Maar op termijn kunnen zij ook in de hogere salarisschalen terechtkomen, 'dus zo zwart-wit is het niet', stelde Van den Maagdenberg.
De geuzenbende
De kritische geluiden kregen om twee redenen weinig steun. Om te beginnen werd het gemor overstemd door de juichkreten over het behaalde resultaat. Maar een ander, misschien nog wel belangrijker element, was dat helemaal niet werd verwacht dat er grote groepen nieuwkomers en herintreders op de scholen zouden komen. Er was geen werk. Integendeel: er waren vooral veel werklozen en door bezuinigingen en fusies zouden de komende jaren nog eens duizenden en duizenden banen op de tocht komen te staan.
Het volgen van een lerarenopleiding werd door minister Deetman zelfs 'ontmoedigd' omdat de kans op een baan nihil was. Het Schoolblad wijdt hele beschouwingen aan de basisbaan van maximaal 25 uur en een basisinkomen onder de titel 'Recht op werk of zalig nietsdoen?' Want de cijfers laten zien dat volledige werkgelegenheid verder weg is dan ooit. Eén op de drie voor leraar opgeleiden zal werkloos worden, zo luidden de voorspellingen van het CBS. Maatschappelijke discussies gingen halverwege de jaren tachtig over de vrijetijdsmaatschappij. Niet omdat een waanzinnige welvaart het mogelijk maakt om op eigen initiatief korter te gaan werken, maar omdat het idee volop leefde dat hele generaties massaal werkloos zouden worden. De verloren generatie, werden de jongeren gedoopt die in de jaren tachtig op een hbo-opleiding of universiteit zaten.
Rechtvaardigde dat klimaat de grote salarisverschillen tussen zittenden en nieuwkomers? Nee, maar niemand maakte zich er druk over, omdat het probleem zich nauwelijks voordeed. Nieuwkomers kregen met moeite een voet tussen de deur op een school. Herintreedsters veroverden alleen wat invaluurtjes. Pas in 1990 waren er blijkbaar voldoende nieuwkomers om een kleine geuzenbende op te richten, die de onrechtvaardigheid van de Hos aan de kaak stelde: de Nahossers. Jonge docenten, met als belangrijkste woordvoerders Siep de Haan en Huub Verweij, die in de lerarenkamer zagen hoeveel honderden guldens minder zij kregen dan hun collega¹s die net een paar jaar ouder waren. Ze opereerden binnen en buiten de bonden en werden aanvankelijk met veel argwaan bekeken. Maar zij wisten het punt van de aanvangssalarissen met succes weer bovenaan op de agenda te krijgen bij de bonden en het ministerie.