• blad nr 9
  • 1-11-2024
  • auteur M. Dubbelman 
  • Column

 

Dikke doei met dat Frans

Sinds een tijdje spookt er één woordsoort bovengemiddeld veel door mijn juffenhoofd en dat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord. Dat heeft twee oorzaken. Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord komt momenteel vrij uitgebreid aan bod in onze spellingmethode, maar ook, omdat ik dit schooljaar weer veel nodeloze n-toevoegers heb in mijn groep.
Nodeloze n-toevoegers zijn kinderen die de letter ‘n’ achter hun bijvoeglijke naamwoorden zetten. Sommigen doen het altijd, maar anderen hebben er een eigen, best wel logische regel van gemaakt door de n alleen te plaatsen als het zelfstandige naamwoord in het meervoud staat: de roden ballen, de lelijken jassen en de zeurenden juffen.
Die laatste categorie nodeloze n-toevoegers zou je haast verdenken van Fransen voorouders en dus genetischen componenten. In het Frans is het namelijk wél de bedoeling dat de meervoudsvorm zichtbaar is in het in het bijvoeglijk naamwoord.
Dat doe je niet met een n, maar door een ‘s’ of ‘es’ achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten: les belles vacances et les boissons savoureuses.
Maar goed, uiteindelijk wil je met de Fransen ook niet ruilen, omdat je daar leerlingen weer moet aanleren welke bijvoeglijke naamwoorden voor of achter het zelfstandig naamwoorden horen. En dan is er ook nog de kwestie van het vrouwelijk/mannelijk zelfstandig naamwoord en de bijbehorende vrouwelijke/mannelijke variant van het bijvoeglijk naamwoord: la belle femme en le bel homme. En nog ingewikkelder: les belles femmes en les (onbegrijpelijk) beaux hommes. Ja, dat was wel het punt waarop ik in de vierde klas middelbare dacht: dikke doei met dat Frans.
Enfin, terug naar mijn nodeloze n-toevoegers. Hoe vaak ik ook roep: ‘Hou ‘m in je zak die n, het is echt zonde van je energie!’ Ze blijven die n maar driftig in hun dicteeschriftjes pennen. Het is moeilijk af te leren. Zonde want zoveel stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden zijn er helemaal niet vergeleken met alle andere bijvoeglijke naamwoorden.
Tot die conclusie kwam ik toen ik recent al fietsend probeerde om zoveel mogelijk stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden in mijn omgeving te spotten. Ik zag een metalen brug, een betonnen flat, een ijzeren verkeersbord en een houten brugleuning.
Maar van de meeste dingen die ik zag, de bomen, de eenden, het gras, de lucht kon ik de stof niet eens benoemen; een gedachte die ik nog nooit eerder in leven had. Wel zag ik spelende kinderen, hoge bomen, kwakende bruine eenden, schuifelende grijze ouderen, volle groene vuilnisbakken, kwispelende bruine hondjes en van een afstandje mezelf: een juf met een obsessie voor de nodeloze n.

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.