- blad nr 9
- 1-11-2024
- auteur M. Lange
- Flashback
‘Zijn strenge aanpak had ik nodig’
“Jacques Vriens was de hoofdmeester op onze school in Abcoude. Als je in de zesde klas kwam, kreeg je Jacques als meester. Het hele schooljaar werkten we aan een toneelstuk dat we aan het eind van het schooljaar opvoerden. Hij maakte elk jaar met alle klassen twee toneelstukken. Dat is zo bijzonder. We mochten ideeën roepen waar het toneelstuk over moest gaan, die schreef hij op het bord en een paar maanden later was er inderdaad weer een stuk.
Hij was een vader voor de school. Maar hij was ook streng. Kinderen zoals ik hadden zo’n strenge aanpak nodig. Hij was zo’n leraar die niet alles van je pikt. Ik heb zoveel strafregels voor hem geschreven. Hij stuurde mij de klas uit en dan riep hij: ‘Acht dictees!’, of ‘Twaalf dictees!’ In het taalboek stonden dictees van twaalf regels die ik dan moest overschrijven.
Ik was een superdruk kind. Ik had een grote mond. Ook andere kinderen kregen strafwerk, maar ik stond in de top drie van strafwerkregels schrijven. Ik was twaalf jaar toen ik bij Jacques zat. Op mijn zesde was ik met mijn moeder en zusje naar Nederland gekomen. Mijn vader zat in Uruguay in de gevangenis omdat hij als guerrillastrijder vocht tegen de dictatuur. Onze moeder bracht ons alleen groot, ze was niet altijd thuis omdat ze werkte. Eerst kwamen we in een asielzoekerscentrum terecht. De omstandigheden maakten dat ik slecht gehecht was, denk ik. Het leverde een kind op dat zichzelf elke keer weer moest bewijzen, dat zich ergens moest invechten. Ik was niet gemakkelijk.
Jacques kon er goed mee omgaan. Hij kon heel boos worden. Zijn gezicht werd rood of zijn ogen gingen draaien. Achteraf denk ik dat hij de boosheid speelde. Maar als kind wist je op dat moment dat je een grens had bereikt. Als zijn boosheid over was, dan was hij er weer voor je, dan kon je op hem bouwen, dan was het weer leuk.
Een keer heb ik een jongetje uit de klas in elkaar geslagen en moest ik van Jacques ‘Sorry’ zeggen en het jongetje een hand geven. Latino’s zijn daar niet zo van. Maar van hem leerde ik dit soort dingen.
Hij heeft mij ook laten voelen wat de macht is van een fictieschrijver. Hij schrijft veel kinderboeken en in die tijd schreef hij ook over onze klas. Hij heeft daarin een meisje opgevoerd dat Carolina heet en een jongetje in elkaar slaat. Toen wist ik dat je als schrijver met iets of iemand kunt afrekenen. Ik was er helemaal niet trots op dat ik in het boek voorkwam. Ik wist: dit kan ik nooit meer achter me laten, het staat zwart-op-wit.
Toen ik vijftien was, zijn we terug geëmigreerd naar Uruguay en op mijn 25ste kwam ik weer naar Nederland. Toen heb ik weer contact gezocht met Jacques. Hij is ook een keer op een boekpresentatie geweest. Op een bepaalde manier is hij in de buurt gebleven.
Ik heb twee jaar lesgegeven op een vmbo. Ik deed dan wat Jacques deed als hij prikkelbaar was. Heel boos kijken, met wijd opengesperde ogen. Je moet spelen dat je boos bent, voordat je het echt wordt. Dan moest ik aan hem denken.”
{kader}
JACQUES VRIENS (78), oud-schoolmeester en directeur van basisschool de Manse in Abcoude: “In de klas noemden we Carolina Carel of Careltje en zo noem ik haar nog steeds. Ik vind het fantastisch dat ze is doorgebroken met haar boeken. In mijn opleiding kreeg je mee dat je strafwerk moest geven. Enkele jaren na Carolina’s klas heb ik strafwerk afgeschaft. Ik praatte liever met een kind, of zei: Ga even naar de gang. Carolina kon ontzettend positief zijn. Als we een theatervoorstelling maakten, was ze een aanvoerder en trok ze met haar enthousiasme de andere leerlingen mee.”