- blad nr 8
- 1-10-2024
- auteur A. Kersten
- Redactioneel
Externe inhuur op scholen groeit naar recordhoogte
In Zuidwest Friesland liggen de tien basisscholen van stichting Nije Gaast. ‘Het land van de Friese meren. Dat betekent ruimte, rust, water en een fijne plek om te leren’, zo vertelt de website. Er is nog een manier waarop de onderwijsinstelling zich van veel andere onderscheidt. In 2022 gaf de scholengroep ruim twee miljoen euro uit aan het inhuren van extern personeel. Het betrof met name de inhuur van onderwijsondersteuners (2,5 ton), schoolleiders (2,7 ton) en leerkrachten (1,3 miljoen). In totaal kwam ruim een kwart van de totale personeelslasten op conto van deze zogenoemde post ‘personeel niet in loondienst’ (pnil). Dat is meer dan het jaar ervoor, en meer dan de meeste andere schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs.
“We vinden dat geen gewenste situatie”, vertelt voorzitter Gerlotte Majoor van het college van bestuur. “Daarom werken we er hard aan om deze uitgaven omlaag te brengen.” Zo steekt de stichting meer tijd en energie in het behouden van nieuwe collega’s, met een inwerkprogramma en betere begeleiding. Ook probeert de scholengroep ziektevervanging en tijdelijke vacatures zoveel mogelijk op te vangen met een invalpool van vaste medewerkers. “Het liefst doen we helemaal geen beroep op externe inhuur. Maar het eerlijke verhaal is dat er een groot tekort is aan leraren en schoolleiders. Dat is ook te merken in een regio als de onze, wat meer in de periferie.”
Te veel externe inhuur is ongewenst, betoogt Majoor. “Voor ons staat de relatie centraal: tussen leerling en leraar, tussen ouders en leraar en binnen het team. Daarom willen we vertrouwde gezichten voor de klas. Niet alleen voor de kinderen, maar ook voor de teamontwikkeling. Als je met elkaar werkt aan ontwikkeling en het volgende jaar is een derde van het team weer weg, dan kun je moeilijk iets opbouwen”, aldus Majoor. Daarnaast is er een financiële reden om inhuur van buiten te beperken: het is duur. “Als ik ergens het dubbele voor een leerkracht uitgeef, moet ik ergens anders de hand op de knip houden.”
Hand aan het stuur
Naast het nijpende lerarentekort leiden ook de toegenomen tijdelijke geldstromen in het onderwijs tot meer externe inhuur. Een recent rapport van de Algemene Rekenkamer (‘Focus op inhuur van docenten’) noemt onder meer het Nationaal Programma Onderwijs (NPO), de miljardenpot voor herstel van de corona-impact die over een periode van vier jaar mag worden besteed. Ook met de subsidie Verbetering basisvaardigheden zijn flinke bedragen gemoeid. Met steeds meer gerichte geldpotjes probeert de landelijke politiek een hand aan het stuur te krijgen.
Zorgen
Tegelijkertijd maakt politiek Den Haag zich zorgen over de stijgende uitgaven aan extern ingehuurd personeel. Landelijk ging het in 2022 om een kleine 900 miljoen euro, oftewel zo’n 4,4 procent van de totale personeelslasten in het primair en voortgezet onderwijs. Daar zijn ook de samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs in meegenomen. Twee jaar ervoor was dat nog zo’n 630 miljoen, oftewel een aandeel van 3,7 procent.
Waar het vooral schuurt, is dat een deel van dat publieke onderwijsgeld in de zakken verdwijnt van commerciële bureaus. In 2022 gaven onderwijsinstellingen alleen al voor het inhuren van leerkrachten ruim 200 miljoen uit aan commerciële bedrijven als Maandag, Derec of Randstad, zo bleek eind vorig jaar uit de Trendrapportage Arbeidsmarkt Leraren. Ook die uitgaven zitten in de lift. In een harde concurrentiestrijd op de personeelsmarkt hengelen deze bureaus vaak jonge leerkrachten binnen. Niet zozeer met een leaseauto, maar met een vaste baan die al direct wordt aangeboden, zo signaleert de Rekenkamer. Iets waar docenten bij een schoolbestuur vaak een jaar of langer op moeten wachten. ‘Wij constateren dat externe bureaus sneller dan scholen geneigd zijn om startende docenten een vast contract voor onbepaalde tijd te geven.’
Aangespoord door een bezorgde Tweede Kamer werkte toenmalig onderwijsminister Dennis Wiersma en daarna zijn opvolger Mariëlle Paul aan een wetsvoorstel ‘Strategisch Personeelsbeleid’. De wet moet vergaande regels gaan opleggen aan schoolbesturen in het funderend onderwijs om te zorgen voor meer vaste contracten en minder kleine deeltijdbaantjes. Een van de voorstellen is om de externe inhuur aan banden te leggen met een norm, waarbij schoolbesturen niet meer dan 5 procent van hun personeelsuitgaven mogen besteden aan externe inhuur. Daarmee houden instellingen nog voldoende ruimte om hulp van buiten in te schakelen, zo is de gedachte.
De Onderwijsraad was dit voorjaar zo kritisch, dat ze het ministerie adviseerde de plannen te ‘heroverwegen’. Toch is staatssecretaris Paul van zins om door te zetten. Dit najaar verwacht ze het wetsvoorstel naar de Raad van State te sturen. Volgens een woordvoerder van het ministerie gaan de voorstellen dan ‘hoogstwaarschijnlijk begin 2025’ naar de Tweede Kamer.
Toegenomen
Het gros van de schoolbesturen heeft weinig te vrezen van zo’n toekomstige pnil-norm. Scholengroep Perspectief, verantwoordelijk voor veertien po-scholen in de gemeenten Stadskanaal en Westerwolde, kwam vorig jaar uit op net iets meer dan één procent aan externe inhuur. “Wij bellen bewust niet naar bureaus die mensen aanbieden. Deze aanbieders vertroebelen de markt”, zegt bestuurder Rob Brunekreeft. Toegegeven, het lerarentekort is in zijn regio nog niet zo nijpend als in het westen. “We hebben het tot nu toe nog redelijk weten te organiseren. Soms komen leraren zelf naar ons toe.” Personeel van buiten inhuren doet hij sowieso liever niet, ook niet met tijdelijke onderwijssubsidies. Een bovengrens van vijf procent aan externe inhuur noemt Brunekreeft alleszins redelijk. “Ik vind dat niet raar. Stel dat je over het hele land 5 tot 10 procent externe inhuur zou hebben, dan lopen de kosten de spuigaten uit.”
Bij een kwart van de onderwijsinstellingen in het primair en voortgezet onderwijs lag de externe inhuur in 2022 boven de 5 procent, blijkt uit cijfers die het Onderwijsblad analyseerde. En veel instellingen zagen deze uitgaven vorig jaar verder toenemen, zo laten de nieuwe jaarverslagen over 2023 zien. Het Rotterdamse schoolbestuur Boor, verantwoordelijk voor zo’n 75 scholen met dertigduizend leerlingen, gaf vorig jaar 32 miljoen euro uit aan externe inhuur. Dat is 7,5 miljoen euro meer dan het jaar ervoor. Het aandeel groeide naar bijna 10 procent. Die stijging kan grotendeels worden toegeschreven ‘aan het oplopende tekort aan leraren en schoolleiders en verder oplopende tarieven als gevolg van marktwerking’, zo laat het bestuur weten in een schriftelijke reactie. ‘Omdat de tekorten dan nog steeds zo groot zijn dat er vacatures onvervuld blijven, kiezen we ervoor om tijdelijk extern personeel in te huren. Dat verkiezen we boven het naar huis sturen van klassen of het invoeren van een vierdaagse schoolweek.’
Ook bij de Haagse Scholen, een stichting voor primair en speciaal openbaar onderwijs met 51 scholen, zijn deze lasten flink toegenomen. Ging er in 2022 nog zo’n elf miljoen euro naar externe inhuur van personeel, vorig jaar was dat toegenomen naar bijna zestien miljoen euro. Oftewel zo’n 10,5 procent van de totale personeelsuitgaven. ‘Het wordt steeds lastiger om tijdelijke vervangers in eigen dienst te vinden voor afwezige leerkrachten en er moet daarom nog steeds veel gebruik worden gemaakt van externe inhuur’, zo vermeldt het jaarverslag 2023. Ook tijdelijke doelsubsidies en de “enorme bak” aan NPO-miljoenen hebben deze uitgaven opgestuwd, aldus bestuursvoorzitter Wiely Hendricks. Hij verwacht dat de pnil-piek van 2023 in 2024 nog zal doorlopen, en daarna zal afnemen. Verdwijnen zal inhuur van buiten niet, voorziet Hendricks. Ook omdat de grootstedelijke scholengroep flink wat gemeentelijke subsidies ontvangt, gericht op bijvoorbeeld cultuur- en sporteducatie. “We willen liefst zoveel mogelijk met eigen mensen werken. Maar ik zie een uitzendbureau niet als een duivels instituut. Voorop staat de continuïteit van het onderwijs. Elke keer dat een leerling naar huis gestuurd moet worden, doe je een kind in feite tekort.”