- blad nr 5
- 1-5-2024
- auteur J. Poortvliet
- Redactioneel
Een vliegende start voor de klas
De valkuilen waar Marjolein Mantelaers tien jaar geleden als startend leraar ‘allemaal induikelde’ zijn nog hetzelfde, denkt ze: “Ik haalde m’n lesbevoegdheid in een periode dat het thuis ook heel druk was. Ik ging al zelfstandig voor de klas tijdens m’n opleiding, waardoor het studeren in de knel kwam. En m’n begeleiding was niet echt goed geregeld.”
Met horten en stoten kwam het goed. Mantelaers gaf jarenlang Nederlands. Tegelijk bleef ze zich om starters bekommeren en promoveerde ze op het onderwerp zij-instromers. Wat anno 2024 wel anders is, denkt Mantelaers, is dat het beroep door prangende tekorten steeds rooskleuriger aan de man wordt gebracht. Commerciële wervingsbureaus, maar ook overheidsinstellingen schieten door met ‘fantastische promotiefilmpjes’ voor het vak, vindt ze.
Het is gewoon een baan
“De motivatie van starters zit ‘m tegenwoordig vaak in van betekenis willen zijn, waarde willen toevoegen aan de samenleving”, zegt Mantelaers. “Natuurlijk spreekt zo’n plaatje dan aan: de glunderende leraar omringd door blije, dankbare leerlingen. Maar de waarheid is weerbarstiger. Als het je in één schooljaar lukt om het leven van één leerling echt te raken, is dat supermooi.”
Ze benadrukt daarom bij de starters die ze begeleidt vaak dat het ook gewoon een baan is: “Je gaat nuttig werk doen, maar je gaat niet de wereld veranderen. In het voortgezet onderwijs ben je het gros van de tijd kennis aan het overdragen aan een groep pubers die daar niet per se op zit te wachten. Daar moet je ook enigszins de lol van inzien.”
Als je verwachtingen niet te hoog liggen, valt je droom ook niet zo snel in duigen. Mantelaers waarschuwt voor groenpluk. Starters die al tijdens de opleiding worden aangesteld, hebben minder tijd om de didactiek en pedagogiek onder de knie te krijgen. Minder gelegenheid dus om fouten te maken, te leren van ervaren collega’s en uit te zoeken wat voor ze werkt. “Het is een vicieuze cirkel”, zegt Mantelaers. “Er zijn te weinig bevoegde leraren. Leraren in opleiding krijgen steeds vaker een aanstelling waardoor ze teveel onder druk staan en eerder kunnen uitvallen.”
Opleiding raakt op de achtergrond
Werkgevers maken grif gebruik van de mogelijkheden die er inmiddels zijn voor onbevoegd lesgeven. In het voortgezet onderwijs mag iemand zonder bevoegdheid sowieso een jaar lang zes klokuren per week lesgeven. Gastdocentschap heet dat. Vaak zijn het studenten aan lerarenopleidingen die zo al vroeg in hun opleiding op de loonlijst komen. Ook het primair onderwijs kent constructies waar collega’s “onder verantwoordelijkheid van een bevoegde leraar” betaald lesgeven terwijl ze nog de pabo doen.
Mantelaers snapt heel goed dat het gebeurt, maar is er geen voorstander van. “Wanneer je van stagiair naar leraar gaat, word je als werknemer beschouwd. Je krijgt een e-mailadres, wordt gevraagd voor ouderavonden, voor open dagen, het mentorschap, voor commissies. Zeker jonge starters vinden het vaak moeilijk om nee te zeggen. De opleiding raakt op de achtergrond. Tot de werkgever zich plots weer meldt: hoe staat het ervoor? De termijn dat je onbevoegd voor de klas mag, raakt op. Collega’s denken: hij werkt hier al een tijdje, dus hij kan het toch? Dan slaat de paniek bij de starter soms toe.”
In onderwijs-cao’s zijn beschermende afspraken gemaakt die starters helpen om een vliegende start te maken. Het verhaal ‘De cao voor starters: Ken je rechten’ op pagina 50 zet deze per sector op een rij. Maar een cao-politie die deze afspraken afdwingt, bestaat niet. Bovendien wordt het door de combinatie van onbevoegd lesgeven en stagelopen, tijdens de lio bijvoorbeeld, steeds diffuser wanneer iemand start.
Geen lerarenlek, zegt het ministerie
Opvallend is dat het ministerie van Onderwijs het lerarenlek inmiddels in twijfel trekt. In de jaarlijkse Trendrapportage arbeidsmarkt, wijt het ministerie er een hoofdstuk aan onder de noemer ‘De mythe van het lerarenlek’. Ambtenaren schrijven dat het lerarenlek als een oorzaak voor het lerarentekort een misverstand is: ‘Vaak wordt beweerd dat een groot deel van de nieuwe docenten na een jaar al weg is omdat zij het niet volhouden in het onderwijs. Dat is echter niet het geval.’
OCW analyseerde duo-gegevens en vragenlijsten voor het po en vo. Bijna de helft van de uitvallers komt in ‘latere jaren’ weer terug. Dat kan wel in een andere onderwijssector zijn, of in een andere functie dan leraar. Ook gaat een deel van de uitvallers verder met de studie, of pakt een nieuwe studie op. Deze mensen zijn niet verloren voor het onderwijs, concludeert het ministerie. Maar onduidelijk blijft hoeveel van hen opnieuw het leraarschap oppakt.
Intussen is de uitval aan hbo-lerarenopleidingen hoog, signaleert de Onderwijsinspectie in de jongste Staat van het Onderwijs: 15 procent gemiddeld in het eerste studiejaar. Daarmee gaat de sector aan kop, samen met de gedrag- en maatschappijopleidingen. De inspectie noemt geen instelling bij naam, maar de onderlinge verschillen zijn erg groot. Op de ene lerarenopleiding valt gemiddeld nog geen 5 procent het eerste jaar uit, op de andere tegen de 25 procent. Opleidingen moeten op dit punt bij elkaar in de leer, aldus de inspectie.
Voordeel van stage
Groenpluk was hét onderwerp tijdens de bijeenkomst van het AOb netwerk Opleiden van leraren, dit voorjaar. Ongeveer twintig lerarenopleiders spraken onder andere over de waarde van stages. Beleidsmedewerker Renske Vissers ondersteunt het netwerk vanuit de AOb: “De deelnemers vertelden dat ervaringen het leerproces pas vooruithelpen als ze expliciet worden gemaakt, als erop wordt gereflecteerd en als een student erover kan sparren. Dat vindt sowieso plaats binnen de opleiding, maar vaak niet tijdens een baan. Want dan heeft de starter al volledige verantwoordelijkheid.”
Om negatieve gevolgen van groenpluk tegen te gaan, willen lerarenopleiders de zogeheten schoolopleider een sterkere positie te geven. Dit type lerarenopleider werkt op de school en heeft als het goed is de stagiairs en starters in beeld. Vissers: “Schoolopleiders zouden op z’n minst moeten weten wanneer een stagiair een aanstelling wordt aangeboden. En daar ook een dringend advies over moeten kunnen geven.”
Ben je stagebegeleider, schoolopleider of werk je op de lerarenopleiding? Kom dan bij het landelijke AOb-netwerk Opleiden van leraren. Daar worden ervaringen uitgewisseld en kun je input leveren voor landelijk en regionaal onderwijsbeleid. Ga naar AOb.nl en zoek op ‘Netwerk Opleiden van leraren’
Ben je starter? Sluit je aan bij de Groene Golf. De AOb informeert je en brengt je in contact met andere starters door het hele land in alle onderwijssectoren. Ga naar AOb.nl en zoek op ‘Groene Golf’
{kader met infographics}
Wat vind je het mooist je werk?
Sinds begin dit jaar probeert het Onderwijsblad uit te pluizen wat onderwijspersoneel leuk vindt aan hun baan en waarom. We ontdekten dat startende leraren verbinding en ontwikkeling relatief belangrijk vinden.
Minder dan 5 jaar aan het werk
De verbinding met leerlingen: 71 procent
Leerlingen helpen te ontwikkelen: 67 procent
Geen dag is hetzelfde: 44 procent
Ik kan mijn creativiteit kwijt: 17 procent
Ik leer elke dag bij: 16 procent
Langer dan vijf jaar aan het werk
De verbinding met leerlingen: 62 procent
Leerlingen helpen te ontwikkelen: 50 procent
Geen dag is hetzelfde: 43 procent
Ik kan mijn creativiteit kwijt: 23 procent
Ik leer elke dag bij: 14 procent
Op het moment van analyse was de enquête ‘Blij met m’n baan’ ingevuld door 138 starters (0-5 jaar werkzaam) en 1328 personen die langer dan 5 jaar in het onderwijs werken. Respondenten konden vijf opties kiezen als antwoord op de vraag: Wat vind jij het mooist aan werken in het onderwijs?
{aparte kaders}
‘Ik dacht: met een grapje en een lachje kom ik er wel’
Inger den Uijl (26) geeft les aan groep 4 op de Rehoboth school in Ochten. Ze volgt de opleiding Zij-instromer in het Beroep en stond in september 2023 voor het eerst zelfstandig voor de klas.
“De eerste weken werkte m’n duo vijf dagen, zodat zij er bij kon zijn als ik lesgaf. Na een week of twee heb ik gezegd: laat me maar. Ik moet het toch een keer alleen gaan doen.”
Leerkracht omdat:
“Aanvankelijk vond ik de pabo niet echt bij me passen. Ik koos voor diëtetiek en werkte vier dagen per week op vijf verschillende locaties. Daar werd ik niet blij van. Ik miste het sociale, een praatje maken en vaste collega’s. M’n zusje werkte inmiddels als juf. Ik ben toen bij m’n oude basisschool gaan meekijken en was vrijwel direct verkocht. De openheid van kinderen, de kleine gesprekjes tussendoor. Je hebt best een belangrijke rol. Kinderen iets bijbrengen en ze een veilig gevoel geven. Het past gewoon bij me.”
Mooi moment:
“Vaak moet je on the spot iets bedenken. Op het schoolplein was een leerling heel boos. Ze wilde niet mee naar binnen, terwijl de pauze klaar was. Eerst zei ik: kom op, we gaan weer beginnen, je moet mee. Dat werkte niet. Toen zei ik: Helpt het om even te springen? Dan gaat je boosheid misschien weg. Dat wilde ze wel proberen. Als ik meedeed. Dat het dan lukt om de aansluiting te vinden, dat een kind weer mee kan met de groep, dat vind ik heel mooi.”
Lastig:
“Ik had niet verwacht dat ik best streng tegen de leerlingen moet zijn. Ik dacht: met een grapje en een lachje kom ik er wel. Maar je moet zeker in het begin kinderen heel goed de regels aanleren.
Werk je in het onderwijs over 10 jaar?
“Die kans is 80 procent, of hoger. Het heeft alles wat ik zoek in een baan.”
‘Zo’n klas blijkt nog best lastig te doorgronden’
Annelie Vuik (21) geeft aardrijkskunde aan onderbouw havo/vwo-leerlingen, op het Revius in Rotterdam. Ze volgt de master Geografie, educatie en communicatie in september 2022 voor het eerst zelfstandig voor de klas.
“In die eerste periode was ik 19. Als leerlingen naar m’n leeftijd vroegen, draaide ik er een beetje omheen. Dat ik het zelf best gek vond, om al die docentrol te hebben, wisten zij niet.”
Docent omdat: “Ik heb het altijd wel in mijn hoofd gehad. M’n vader is docent, m’n zus juf, in de familie zijn er nog meer. Bij de keuze voor m’n bachelorstudie Global sustainable science heb ik gecheckt: kan ik daarmee ook de docentenopleiding doen? Al in m’n tweede jaar kreeg ik bericht van m’n oude aardrijkskundedocent. Dat er een vacature was en of ik interesse had. Heel leuk en eervol, maar ook spannend en gek. Dit is de grote mensenwereld die me mailt, wist ik. Maar ik wilde het wel. En ik vind ‘nee’ zeggen best moeilijk, haha.”
Mooi moment:
“Vanuit een hoofdstuk over wateroverlast had ik de leerlingen uitgelegd wat een wadi is. Tijdens een uitje fietsten we er langs eentje en riep een leerling: kijk mevrouw, een wadi! Het is zo gaaf dat je met kennis kunt bijdragen aan hun wereld. Veel leerlingen zijn zoekende, al geven ze dat niet altijd toe. Al die verschillende geluiden, zoveel nepnieuws ook. Dat ik een stabiele factor voor hen mag zijn en een bepaalde waarheid representeer, vind ik heel mooi.”
Lastig:
“De combi zelf student zijn en ook al lesgeven is pittig. Er moet wel wat van m’n bordje af. Maar de tropenjaren zijn bijna voorbij, denk ik dan maar. Als leerling voelde ik altijd goed aan wat de docent eigenlijk moest doen. Maar sta je daar zelf, dan blijkt zo’n klas nog best lastig te doorgronden. Vaak moet je in een split-second de juiste keuze maken.”
Werk je in het onderwijs over 10 jaar?
“Dat zit er dik in: 80 procent. Er zijn nog zoveel taken die je kunt vervullen.”
‘Gooi mij maar in het diepe’
Diana Kremer (47) geeft les aan de bol-opleiding doktersassistent van het Horizon College in Alkmaar.
Ze stond in juni 2022 voor het eerst zelfstandig voor de klas en behaalde in april van dit jaar het pedagogisch didactisch getuigschrift (pdg).
“Ik had geen boek, geen laptop, ik wist niet waar de leerlingen waren. En plots stond ik tegenover een groep pubers. Zo hoort het niet te gaan. Dat weet en vindt iedereen. Maar ik vond het stiekem ook wel leuk. Gooi mij maar in het diepe.”
Docent omdat:
“Ik was wat uitgekeken op m’n vorige baan. Ik ben tien jaar doktersassistent geweest en heb achttien jaar op de huisartsenpost gewerkt. Als kind wilde ik eigenlijk al voor de klas, maar het liep anders. Later dacht ik wel eens: als het gebeurt, dan als doktersassistent. Ik vind het ontzettend leuk om studenten voor te bereiden op een beroep waar ik zo lang met plezier in heb gewerkt.”
Mooi moment:
“Laatst oefenden we een telefoongesprek over een sterfgeval. En dat je dan bijvoorbeeld moet vragen of het een verwachte, of onverwachte dood is. En of iemand echt overleden is. Sommige studenten zijn 15 en hebben zelf nog nooit een overlijden meegemaakt. Dat ga je toch niet vragen, zeggen ze dan. We doen heel vaak rollenspellen, en zoeken dan samen naar woorden die voor hen passen in zo’n telefoongesprek. Die interactie vind ik heel mooi. Maar ook dat ze je weten te vinden met hun persoonlijke problemen.”
Lastig:
“Die eerste weken dacht ik: ik moet ze die stof leren, gewoon lesgeven. Maar daarmee sloeg ik de kennismaking over. En moest ik vervolgens heel hard werken om ze stil te krijgen, ze te laten doen wat ik wilde. In een paar seconden spookt dan zoveel door je hoofd. Kan ik dit zeggen? Kan ik boos worden? Moeten ze me eigenlijk wel leuk vinden? Nu weet ik: eerst de basis vormen. Laten zien wie je bent en echt op de relatie gaan zitten. Dan pikken ze het ook wanneer je een keer professioneel boos bent.”
Werk je in het onderwijs over 10 jaar?
“Die kans is 100 procent. Voor de klas vind ik nu echt het leukst, maar er liggen zoveel kansen om je verder te ontwikkelen.”