- blad nr 9
- 1-11-2023
- auteur L.. van Sadelhoff
- Redactioneel
Chronisch zieke leerkrachten staan onder druk
‘Ik wilde hard werken, maar kampte met pijn’
Nicol Maulabaks (30) geeft Engels op een mbo-school in Rotterdam en heeft endometriose, een aandoening waarbij lichaamseigen weefsel zich buiten de baarmoeder bevindt. Ze heeft vaak pijn door ontstekingsreacties en verklevingen.
“Lang liep ik rond met buikklachten die tijdens mijn menstruatie heviger werden. Pas toen een cyste op mijn eierstok veroorzaakt door deze aandoening in mijn buik open knapte, en die operatief moest worden verwijderd, kwam er een arts aan mijn bed. ‘Je bent chronisch ziek’, zei zij en toen viel die term. Endometriose. Ik was 22, had geen idee dat het mijn leven, en dus ook mijn werk, zo zou beïnvloeden.
Op een gegeven moment kwam de cyste terug, zo groot als een sinaasappel, en moest ik besluiten of ik mijn eierstok wilde laten verwijderen. Dat heb ik uiteindelijk gedaan. Het was verwarrend: ik wilde hard en veel werken, maar kampte met pijn en onzekerheid. Ga ik ooit nog een kind kunnen krijgen? Wat als er meer cystes komen? Als ik menstrueer heb ik voornamelijk de eerste twee dagen pijn in mijn rug, schouders, armen, buik. Ik heb geregeld heftige krampen die uitstralen naar mijn benen. Op mijn stageplek, en later ook de plek waar ik als docent aan de slag ging, meldde ik me regelmatig ziek. Het onderwijs is een beweeglijk vak, je moet veel staan, lopen. Dat ging echt niet.
Ik vond het vreselijk, dat ziekmelden, omdat ik wist: mijn werk wordt nu overgenomen door anderen, of mijn lessen vallen uit. Ik kampte met schuldgevoel. Ik was open naar mijn teamleider, maar had niet het idee dat er werkelijk begrip was voor mijn situatie. Het begon voor mij onveilig te voelen: ik wil best kwetsbaarheid aan mijn collega’s tonen, maar dat is met deze aandoening niet altijd makkelijk. Gepusht worden om toch je verhaal te delen, veroorzaakt stress. En stress versterkt endometrioseklachten.
Vorig schooljaar belandde ik in een burn-out. Zeven maanden zat ik thuis, daarna ben ik langzaam weer begonnen, tot ik te horen kreeg dat ik een cyste in mijn baarmoeder heb en er ook verklevingen achter mijn baarmoeder zijn ontstaan. Daar gaan we weer, dacht ik.
Ik ben naar een andere school gegaan, en ben sindsdien vol goede moed. Als de sfeer er goed is en daar ziet het er wel naar uit en ik de stress kan reduceren, hoef ik me niet vaak ziek te melden. En als dat wel een keer nodig is, dan weet ik: ik heb twee dagen nodig om erdoorheen te komen. Ik ben daar eerlijk over tegen mijn leerlingen. Ik vind het eigenlijk alleen maar mooi om ze te laten zien: docenten hebben ook een leven buiten het schoolgebouw, en in dat leven gebeuren ook moeilijke dingen.”
‘Het team geeft me de ruimte’
Brenda Kap (30) werkt als leerkrachtondersteuner op de Dr. Bosschool in Utrecht. Sinds 2020 kampt ze met long covid.
“Na twee weken corona kwam ik erachter: hé, ik kan helemaal niet meer lopen en praten tegelijk. Sterker, zelfs lopen en ademhalen lukt niet. Laat staan werken. Maar ik ben jong, en houd van mijn beroep als kleuterleerkracht, dus ik ben na die quarantaine ‘gewoon’ weer gaan werken. Achteraf denk ik: gekkenwerk. Ik weet nog dat ik op de derde dag een kind aan het troosten was en tegelijkertijd mijn hoofd op dat kind rustte. De leidinggevende kwam even later binnen om te peilen hoe het ging. En toen dacht ik: niet, het gaat eigenlijk niet. Binnen een uur was er een collega om het van mij over te nemen.
Ik bleef pogingen doen om op te bouwen, uurtje voor uurtje. En een periode zelfs met tien minuten extra per week. Ik heb nooit volledig thuisgezeten, maar ben ook nooit volledig teruggekeerd naar de drie dagen voor de groep, en naar de enthousiaste juf die ik altijd was. Ik besefte steeds meer dat ik de kinderen niet de flexibiliteit en de liefdevolle omgang kan bieden die ze nodig hebben. Waar het lesgeven me ooit energie gaf, putte het me nu uit. Het is een prikkelvol beroep en ik kon daar ineens niet meer tegen. Ik kamp met concentratieproblemen, ben snel overprikkeld en word dan kortaf naar leerlingen toe. Laatst hadden we een schoolreisje en aan het eind van de dag was ik zo vermoeid dat ik koortsklachten kreeg.
Op een gegeven moment was ik bij een UWV-arts die vaststelde: ‘De functie leerkracht is nu niet mogelijk’. Daarom ben ik verdergegaan als leraarondersteuner. Dat doe ik op een andere school, waar niemand mij als ‘de juf’ heeft gekend. Het is best wennen, samenwerken met een andere docent voor de klas die het toch anders doet dan ik zou doen. Het was ook bij vlagen een pijnlijk proces om de nieuwe ‘mij’ te leren kennen op werkgebied, maar nu gaat het goed. De leerkrachten die ik ondersteun geven me inspiratie en de school waar ik werk is een warm bad. Het team geeft me de ruimte om af en toe een stapje terug te doen. Dat is heel belangrijk, want in het onderwijs ga je snel je grenzen over. En dat is al pittig voor iemand met een gezond lijf, laat staan voor iemand die chronisch ziek is.
Maar ik let op mijn grenzen. En het belangrijkste: ik vind het heerlijk, dat ondersteunen van leerlingen, werken met kleine groepjes, kinderen door het één-op-één-contact zien groeien. Ik geniet weer.”
‘Ik kijk vooral naar wat ik wel kan’
Baschti Frenken (23) is afgestudeerd als geschiedenisdocent op de Fontys Lerarenopleiding in Sittard, en volgt nu de opleiding voor aardrijkskundedocent. Hij heeft een spierziekte en zit in een elektrische rolstoel.
“Geschiedenis trok me al erg aan op de middelbare school. Als kinderen snappen wat er vroeger is gebeurd, dan begrijpen ze de huidige maatschappij ook beter. Mijn vak draagt bij aan bewustwording.
En ja, ik zit in een rolstoel, heb moeite met snel iets opschrijven, kan niet lopen, maar met mijn hoofd is niets mis. Ik kan goed vertellen en merk dat de kinderen daardoor worden geraakt. Ik ben nooit echt met mijn fysieke beperking bezig. Als ik bijvoorbeeld op een school kom voor een stage, vertel ik kort dat ik een spierziekte heb en dat ik hulp nodig heb bij sommige dingen. Ik kijk vooral naar wat ik wel kan. Dat wil ik mijn leerlingen ook meegeven: iedereen kan wel iets niet. De een heeft moeite met taal, de ander met rekenen of concentreren, en weer een ander kan niet goed sporten. Focus op het goede. Focus op je talent. En ik ben daar het levende voorbeeld van.
Op mijn vorige school kreeg ik een extra groot lokaal, dat was fijn, dan kon ik makkelijker met mijn rolstoel heen en weer. Wat ook werkt: mijn rolstoel kan omhoog en omlaag. Als ik meer en beter overzicht wil hebben, ga ik omhoog. Ik ben oplossingsgericht. Als ik voor mijn vakopleiding bodemonderzoek moet doen en niet meekan met mijn rolstoel, dan is Google Maps mijn vriend. Als er iets moet worden uitgedeeld, wijs ik twee kinderen aan. En als het lokaal toch te krap is, vraag ik: ‘Kan iedereen zijn tafeltje een beetje aan de kant doen?’ De kinderen vinden het allemaal prima: het zijn eigenlijk vaak de volwassenen die de meeste problemen zien.
De digitalisering is voor mij een uitkomst: schrijven gaat moeilijk, typen kan ik met tien vingers. Als ik op papier een toets moet nakijken, dan helpt mijn moeder me.
Wanneer ik mijn studie tot docent aardrijkskunde voltooid heb, hoop ik dat er ergens in Limburg een middelbare school is die mij een kans wil geven. Als ik straks weer als stagiair voor de klas sta, ben ik benieuwd hoe de kinderen reageren op mijn hulphond. Vasco is hier nu een maand. Hij kan mijn schoolboeken uit de tas pakken, mijn broodtrommel pakken en de deur openen. Ik denk dat de leerlingen het heel leuk gaan vinden, een hond in de klas.”