• blad nr 9
  • 1-11-2023
  • auteur J. Poortvliet 
  • Redactioneel

 

‘Het kind is er niet om de school te laten scoren’

De eindtoets in het basisonderwijs is niet geschikt voor conclusies over hoe het onderwijs presteert, stelt toetsexpert Karen Heij. Voor kinderen heeft onze manier van toetsen bovendien geen waarde.

Het is een opvallende boodschap van een vrouw die haar hele leven al in de toetswereld werkt. Sterker, ze heeft er een goede boterham aan verdiend. Karen Heij (1963) begon halverwege jaren tachtig als stagiaire bij Cito. Ze ontwierp er toetsen voor NT2-onderwijs, was 25 jaar eigenaar van Bureau ICE, bekend van de IEP-eindtoets, verkocht het bedrijf aan uitgeverij Malmberg en leurde vervolgens met haar onderzoeksvraag tot ze een promotor vond Paul Frissen die ‘het onderwerp aandurfde’. Heij: “Ik wilde vooral zonder oordeel blootleggen dat we met ons toetssysteem de samenleving inrichten.”
In haar proefschrift Van de kat en de bel: Tellen en vertellen met de eindtoets basisonderwijs concludeert Heij: De eindtoets is niet de grote gelijkmaker. In tegendeel. Hij werkt voor het selecteren van ‘de besten’, waar A.D. de Groot in 1966 de eindtoets voor ontwierp, maar niet voor kansen geven aan ieder kind. Heij: “De eindtoets is een wedstrijdmodel. En maar een beperkt deel van de populatie kan winnen.” Die winnaars zijn doorgaans kinderen van hoogopgeleide ouders met Nederlands als thuistaal. Heij: “We toetsen met meerkeuzevragen een heel klein stukje van taal en rekenen. En zo plaatsen we al decennia systematisch bepaalde categorieën leerlingen buiten het bereik van havo of vwo.”
De eindtoets, die vanaf dit schooljaar doorstroomtoets heet, vergelijkt leerlingen binnen hetzelfde cohort met elkaar. Ook de meest gebruikte leerlingvolgsysteemtoetsen doen dat. Vaak al vanaf groep 3 op de basisschool rollen ‘A’tjes’ of ‘E’tjes’ uit het lvs-systeem en ‘zonnetjes’ of ‘sterretjes’ uit de methode-toetsen: kwalificaties die kinderen doorgaans feilloos internaliseren, aldus Heij: “Als je van kleins af aan wordt vergeleken met andere kinderen, gaat dat zich vastzetten in je hoofd. En dan niet in de vorm van: dat was m’n score op die toets. Maar in de vorm van: dit is wie ik ben. En dat komt simpelweg omdat dit type toets gemaakt is om te ordenen.”
Volgens Heij zit daar een hele kwalijke kant aan: “Zoals we in Nederland kinderen toetsen is eerder gevaarlijk voor hun ontwikkeling dan dat het hen helpt. Vaak wordt gezegd: ja, maar die toetsen hebben ook heel veel waarde. Voor de inspectie misschien, maar voor het kind hebben ze geen waarde. En voor de leerkracht ook niet. De leerkracht weet niet op basis van uitkomsten van het leerlingvolgsysteem wat hij met deze specifieke leerling moet doen om te zorgen dat hij het begrijpt. Je weet alleen maar dat hij het fout heeft gedaan.”

Verknipt
Voor de duidelijkheid: Heij is niet tegen toetsen. In tegendeel, maar ze is tegen de ‘Nederlandse verknipte visie op toetsing’. Volgens Heij is men in Nederland toetsing gaan zien als iets dat van buiten wordt opgelegd. Heij: “Wij zijn gaan denken: als het niet gestandaardiseerd is en niet van een extern instituut komt, is het niet van waarde. Maar dat is een heel beperkte visie.” Ze noemt Finland als voorbeeld: “Daarvan zeggen wij: er wordt niet getoetst, maar dat doen ze wel. Informeel en voortdurend, in handen van de leerkracht. De leraar bepaalt: ik denk dat deze leerling het nu wel snapt, laat ik hem eens een toets afnemen om te kijken of het werkelijk begrepen is. Zo ja, dan kan de leerling door.”
Inmiddels mag Heij in Suriname meedenken over het inrichten van een nieuwe manier van toetsen, een middenschool en talentenbenadering. In Nederland gaf ze zichzelf na haar verschijnen van haar proefschrift in 2021 een jaar om op de zeepkist te staan. Door corona werden dat er twee. Tijdens de talloze ontmoetingen en workshops vond Heij weerklank bij veel leerkrachten en schoolleiders: “Mensen die hier al ongelooflijk lang pijn van in hun buik hadden. Zij zeiden: jij hebt blootgelegd wat ik altijd al wel dacht, maar waar ik nooit de taal voor had, nooit de vinger op kon leggen.”
Minder dankbaar werd ze onthaald door ‘de hoeders van het systeem’. Wat haar niet verraste, want zeker sinds de verplichting in 2009 is de eindtoets ‘een ijzersterk politiek- en beleidsinstrument’: “Ook op het ministerie van Onderwijs heb ik m’n verhaal gedaan. Men zei: we gaan de eindtoets nu een doorstroomtoets noemen, dus is het anders. Maar als je het beestje een andere naam geeft, wordt het geen ander beestje.” Eenzelfde soort rebranding onderging het leerlingvolgsysteem van Cito. Dat heet sinds dit schooljaar Leerling in beeld. De hokjes van A tot en met E waar de leerlingen in terecht komen zijn minder zichtbaar. En de bijbehorende kleurenschakering van groen naar rood is verdwenen. Maar de achterliggende methodiek is nog steeds hetzelfde, stelt Heij.
“Kijk, relatieve toetsen, dat zijn de eindtoetsen en de meeste lvs-toetsen, zijn zo ingericht dat niet iedereen alle opgaven goed kan maken.” Naast dit relatief meten bestaat er ook criteriumgerelateerd meten. “Als je wilt weten of je leerlingen alle sommen kunnen maken die optellen tot twintig dan heb je een criterium. En vervolgens kijk je: wie kan het en wie beheerst het nog niet? Dat is heel anders dan wanneer je wilt weten: wie is er beter dan de ander? Als je wilt selecteren, relatief meten, dan moet je een toets maken met heel veel opgaven die te moeilijk zijn. Want die opgaven zijn alleen maar te maken door de besten.”

Oplossing
Precies dat aspect maakt de eindtoets ook ongeschikt voor conclusies over hoe het onderwijs presteert, aldus Heij: “We kunnen in Nederland op basis van die eindtoets niet tevreden vaststellen (ze klapt in haar handen): top! Al onze leerlingen kunnen dit. Dat gaat niet, omdat het de bedoeling van die toets is dat een heleboel kinderen iets niet kunnen.”
Een oplossing daarvoor zijn de referentieniveaus voor taal en rekenen. Hiermee is beschreven welke lees- rekenniveaus leerlingen aan het eind van de basisschool moeten beheersen. 1F, 2F: elke leraar heeft er wel eens van gehoord. Die referentieniveaus zouden toch ‘criteria’ moeten opleveren waarop je leerlingen kunt toetsen?
Heij: “Het probleem is dat de referentieniveaus niet sterk genoeg zijn uitgewerkt en ingevoerd in al die toetsen.” En ook als dat wel gebeurt, voorziet ze problemen. Ze wijst op een uitspraak van de Vlaamse pedagoog Roger Standaard. “Hij zegt het zo mooi: referentieniveaus zijn geen natuurkundige meetpunten, zoals een kookpunt of een vriespunt. Je kunt niet vastpinnen: hier zit een 1F en hier zit 2F. Je kunt alleen grosso modo zeggen: het kind leest ongevéér teksten die overeenkomen met wat in de beschrijving staat van 2F. En het kind líjkt die teksten ongevéér te begrijpen. Maar zeggen: met 32 punten heb je 2F en met 31 punten zit je nog op 1F? Dat is bizar. Iedereen die verstand heeft van taalontwikkeling en van toetsen zal dit bevestigen.”
Daarnaast is volgens Heij met de komst van de referentieniveaus geen heldere keuze gemaakt over het doel van toetsen, en als het aan haar ligt, over het doel van onderwijs. Heij: “Het selectieprincipe moest ook blijven. Dus is gezegd: weet je wat? We stoppen de referentieniveaus gewoon in de bestaande eindtoets. Nou, het inbakken van twee functies in één toets, dat weten we, is ellende.”

Broek
Al jaren klaagt het onderwijs dat dezelfde toets die leerlingen richting het voortgezet onderwijs sorteert, de eindtoets, ook wordt gebruikt om de school te beoordelen. Daarvoor is de Onderwijsinspectie verantwoordelijk. Ze liet de presentatie van de Staat van het onderwijs dit jaar aan haar voorbij gaan. ‘Naar’ wordt ze ervan. Volgens Heij trekt de overheidsdienst een veel te grote broek aan op basis van gegevens die niets hoeven te zeggen over de kwaliteit van het onderwijs op een school. “Terwijl de boodschap wel is: het wordt slechter.”
Heij: “We hebben een lerarentekort. Hoezo ga je nou roeptoeteren dat scholen het allemaal zo slecht doen? Dat is niet waar! We hebben geen instrumenten om dat te bewijzen. Het tegendeel zou net zo goed waar kunnen zijn.” Volgens Heij moet je om onderbouwing te vinden heel diep graven in de Staat van het onderwijs: “Ze verwijzen van rapport naar rapport naar rapport. En ik doe die stapjes allemaal, ik pak al die peilingonderzoeken erbij. En wat denk je? Er blijft niks over.”
Ze vertelt over een zwakke school die ze vanuit haar huidige adviespraktijk bijstaat. “Alle probleemgevallen uit de regio kunnen op die school terecht. Er zit een team van hele sterke leerkrachten. Zij vragen aan de inspectie: wat moeten wij nu doen om volgend jaar beter te scoren op de eindtoets? Het antwoord: jullie moeten niet iedereen aannemen. Nou, dan heb je het onderwijs op zijn kop. Dan ga je de parameters van je school zo afstellen dat jij in staat bent om de gewenste prestaties te genereren. Dan regeert het systeem en niet meer wat de pedagogische opdracht is van onderwijs. Het kind is er niet om de school te laten scoren. Onderwijs is er om het kind op weg te helpen.”


Reactie Onderwijsinspectie
“Bij de beoordeling van scholen maakt de onderwijsinspectie, zoals Karen Heij aangeeft, inderdaad gebruik van de resultaten zoals gemeten met de eind/doorstroomtoets, daarbij houden we rekening met eventuele bijzondere leerlingenpopulaties. Maar we kijken naar meer dan dat, ook het onderwijsproces en de sociale veiligheid nemen wij uitvoerig mee in onze onderzoeken. Op stelselniveau zetten we, naast de resultaten op de eindtoetsen, peilingsonderzoeken in om het onderwijsleerproces en de kennis en vaardigheden van leerlingen breed in beeld te brengen.
Het schooladvies voor een basisschoolleerling wordt opgesteld door de leraar. Het toetsadvies is een tweede, onafhankelijk gegeven op basis waarvan het advies ten gunste van de leerling kan worden bijgesteld. Wij zijn van mening dat een rijk aanbod met focus op de basisvaardigheden belangrijk is. Het toezicht is voortdurend in ontwikkeling en de inspectie is daarover met vele partijen in gesprek.”

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.