- blad nr 9
- 1-11-2023
- auteur M. Dubbelman
- Column
Hoe vormend leraren zijn voor een mensenkind, besef ik misschien nu pas echt
Zie ik een zwerfkei, dan denk ik: ’Fluvioglaciale sedimenten’ Loop ik door een voormalige groeikern zoals Houten of Nieuwegein dan klinkt er vanuit een luikje in mijn hoofd: ‘Gebundelde deconcentratie, groeikernen’.
Gaat het over de loonkloof, dan galmt altijd weer die ene zin: ‘Vrouwen zijn de klapstoelen van de economie; je zet ze erbij als je ze nodig hebt.’ En dan ben ik weer net zo feministisch en kwaad als toen ik 17 was.
Deze riedelachtige ‘zinnetjes’, die bestaan uit nerdy gymnasiumgrapjes, feitjes en meninkjes zijn de oorwurmen van mijn middelbareschooltijd. Toch ben ik er blij mee blij mee. Ze zorgden ervoor, dat ik de wereld om mij heen ging begrijpen met al haar mooie en minder mooie kanten.
Mijn bonte middelbareschooldataset is van 1987 tot 1993 geïnstalleerd door de docenten van een groot lyceum in het midden van het land. Deze docenten gaven niet alleen les, maar maakten ook mijn wereld groter in een conservatief christelijke woonplaats, waar ik in de bibliotheek met veel doorgekraste boeken aan ontsnapte.
Ze zorgden ervoor dat de Dijk en the Scene kwamen optreden in de aula van de school. We zagen Bert Visscher een elastieken waslijn met natte was opspannen op het podium van het plaatselijke theater. Hoe vormend leraren zijn voor een mensenkind, besef ik misschien nu pas echt.
Onlangs doken de docentenstemmen uit het verleden weer op op social media. Ineens was in mijn Instagram timeline daar weer de prachtige stem van meneer Van D. Hij was mijn docent Nederlands met Philip Bloemendalachtige dictie, en kreeg me in de brugklas zo gek om bijna honderd boeken te lezen. En daar klonk weer die schaterlach van meneer K. Van Duits die het motto ‘Deutsch macht Spass’ nog altijd voorleefde.
Allemaal spoorden deze zeventigers en tachtigers mij aan om naar een reünie te komen. Dus dat deed ik, omdat ze me al eerder succesvol dingen hadden laten doen, waar ik eigenlijk geen zin in had, zoals onthouden welke bijvoeglijke naamwoorden in het Frans voor het zelfstandig naamwoord komen. Maar ook omdat het misschien wel de laatste keer zou kunnen zijn dat ik ze in levenden lijve zou kunnen zien.
Het was een bijzondere ervaring, die misschien wel het dichtst in de buurt komt van een trippy tijdreis. Want daar stond gewoon meneer H. Van handvaardigheid in zijn bruine vissersvest met vakjes, ronde bril en het baardje. De stem van meneer H., die een geschiedenisles gaf over het Wilhelmus, ging nog steeds vrolijk omhoog en omlaag, waardoor ik bleef luisteren. Het enige verschil was dat ook ik nu wit haar bij de slapen heb. Ook al voelde ik mij in mijn hoofd weer eventjes heel erg 18.