- blad nr 8
- 1-10-2023
- auteur T. van Haperen
- Opinie
Overheid: durf te corrigeren
Het versneld afschrijven van het lef van Wiersma, het wegvallen van het verstand van zaken van Kamerleden: het belemmert het zicht op een betere toekomst. Terwijl het verlangen naar licht aan het einde van de tunnel groot is, want het gaat niet goed met het algemeen vormend onderwijs.
Kinderen leren aantoonbaar minder op school, waardoor het belang van thuis leren toeneemt. De cijfers rond dat minder leren zijn schokkend; in 2000 was nog 10 procent van de vijftienjarigen laaggeletterd, inmiddels ligt dat percentage op 24. Voor rekenen, burgerschap, geschiedenis en plezier in leren is een soortgelijke beweging te vinden. Ziehier de trage meltdown van een sector die lijdt aan het bestuursinfarct. Maar wat is dat dan?
Volgens de econoom Lans Bovenberg kent besturen ten behoeve van welvaart drie componenten: verstandig kiezen, goed samenwerken en rechtvaardig verdelen. Lastig daarbij is de feilbaarheid van mensen, ze zijn rationeel en moreel begrensd. Slechte keuzes en hebzucht brengen een organisatie uit balans.
Een onderwijsvoorbeeld. Het studiehuis wordt in 1998 ingevoerd om van de consumptieve leerling een kennisproducent te maken. Leerlingen gaan zelfstandig een inhoudelijk zwaarder curriculum bestormen op leerpleinen. Het gevolg? De leerling wordt door het accent op eigen verantwoordelijkheid juist consumptief, leert minder en het studiehuis bestaat niet meer. Na het studiehuis gaan schoolbesturen onverstoord door met wat eerder mislukte. Incidentele geldstromen, lerarentekort, het resulteert in gelijksoortige rationeel begrensde keuzes rond minder klassikaal les, meer zelfstandig werken en daar is die weer de zelfverantwoordelijke leerling. De innovatie krijgt een legitimerende saus van ingehuurde experts die daarbij op projectbasis zogenaamd nieuwe wetenschappelijke inzichten debiteren. Maar deze wetenschap is voor het leren van kinderen als wat een hoer is voor de liefde: duur betaald en snel voorbij.
Repeterend mislukt vernieuwen bederft de onderlinge samenwerking en frustreert partijen. Het wederzijds vertrouwen in ‘ik doe iets voor jou, jij doet iets voor mij’ brokkelt af. Door de dunne wederkerigheid in werkrelaties veranderen leraren, bestuurders en schoolleiders hun gedrag. Samen meer opleveren dan de som der delen verschuift naar eigen winst eerst. De verdeling van waardering en beloning wordt hierdoor unfair. Zo ontstaat een werkvloer met een functiemix die leraren ongelijk betaalt voor gelijk werk. Bestuurders belonen zichzelf buiten de cao om. Kinderen die minder van thuis meekrijgen presteren onder hun mogelijkheden. Kansenongelijkheid is het resultaat van slecht onderwijs.
Oplossing
De nationale onderwijsorganisatie is als een disfunctioneel gezin met inwonende kinderen die te lang in de rol van puber blijven hangen. Hun kamers zijn een puinhoop, kleren op de grond, bureaus bezaaid met pizzadozen. Moeder heeft het opgegeven. Pa probeert nog wel eens wat en staat dan met een stofzuiger woest een vierkant meter in de woonkamer schoon te maken, niemand helpt hem. Echtscheiding, kinderen op kamers en een afvalcontainer, dat is de oplossing.
Gezinnen gaan uit elkaar, bedrijven failliet, maar het onderwijs moddert door. De ervaring leert dat leraren, schoolleiders en bestuurders onvoldoende in staat zijn samenwerking te organiseren waardoor kinderen meer leren op school. Het enige besturingsmechanisme dat dan rest is de overheid. Dennis Wiersma stelde bijvoorbeeld: het kan niet zo zijn 24 procent van de vijftienjarigen slecht leest en slechts een half procent van de scholen zeer zwak is. Daarom inspectie, wijs 10 procent zwakke scholen aan, dwing ze tot een verbetertraject. De onderwijsinspectie zei keihard nee.
Wiersma was de eerste minister die centraal durfde te corrigeren. En waarschijnlijk de laatste, want tegen de tijd dat nieuwe bewindslieden en Kamerleden begrijpen hoe de moreel en rationeel begrensde onderwijshazen vastlopen in het moeras van eerdere vergissingen, zijn de volgende verkiezingen alweer geweest. Vooral ook omdat verkiezingsprogramma’s geen enkele hoop bieden. Ze lopen over van krokodillentranen over verspild talent en kansen. Maar het onderwijs geeft door wat van waarde is en doet dit op een oneerlijk speelveld. De politieke opdracht luidt dan: maak het speelveld eerlijk, daar doen wij het werk, pakken kinderen hun kansen en ontwikkelen hun talent. Niks daarvan.
Dit uitblijven van nationale gerichte correcties ten behoeve van bestuurbaarheid komen voor rekening van jeugd en samenleving. Politiek, neem uw verantwoordelijkheid.
Ton van Haperen is economieleraar en lerarenopleider. Ook is hij publicist, onder andere als columnist voor het Onderwijsblad