• blad nr 8
  • 1-10-2023
  • auteur F. Hummels 
  • Redactioneel

 

Wat je kunt doen voor jouw leerling met zorgtaken

Eén op de vijf scholieren is mantelzorger. Bij de een zul je dat merken door kelderende cijfers. Aan een ander merk je niets. Wat kun je doen voor een leerling met zorgtaken? Drie jongeren vertellen.

Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP)heeft becijferd dat één op de vijf kinderen tussen de 12 en de 16 zorg heeft voor een zieke of hulpbehoevende naaste. Bij de groep jongeren tussen de 16 en de 24 is dat zelfs één op de vier. Onderwijsinstellingen hebben dat vaak niet in de gaten. Aan de groep mantelzorgende jongeren tussen de 16 en 24 jaar is gevraagd of ze het op school hebben gemeld en dat was maar bij 20 procent het geval.
Nu zijn de zorgtaken natuurlijk niet voor ieder kind even ingrijpend. Zorg dragen voor een stervende ouder is wat anders dan af en toe een broer of zus met een mobiele beperking helpen. Maar als geheel heeft de groep toch een minder prettig leven dan leeftijdsgenoten, blijkt uit SCP-onderzoeken. Ze ervaren meer druk, rapporteren vaker dat ze uitgeput zijn en geven hun leven veel vaker een laag cijfer dan klasgenoten dat doen.
Rieky Seine is verbonden aan Stichting JMZ Pro, waarbij JMZ staat voor ‘jonge mantelzorger’ en ‘pro’ voor professionals. Bij deze koepelorganisatie merken ze dat ‘mantelzorg’ vaak drieledig is. Mensen denken vaak alleen aan het ‘zorgen voor’, bijvoorbeeld meegaan naar doktersafspraken of extra huishoudelijke taken doen. De andere twee facetten worden regelmatig over het hoofd gezien. Dat zijn ‘zorgen maken om’ en ‘zorg missen’: in hun gezin krijgen jonge mantelzorgers niet altijd de aandacht die ze in een normale situatie wel zouden krijgen.
De taak om jonge mantelzorgers in het vizier te krijgen en te ondersteunen ligt niet alleen bij scholen, vindt Seine. Ondersteuning is maatwerk, dus je kunt niet zeggen: dit is wat een jonge mantelzorger nodig heeft. Uiteindelijk moet je daarover ook altijd met de leerling zelf in gesprek. Het is wel goed als een team meedenkt: wat is er binnen de wet mogelijk en wat kunnen wij doen? Kunnen we bijvoorbeeld toetsen verplaatsen?
Kinderen ervaren natuurlijk niet alleen problemen in de uren dat ze op school zijn. Soms kunnen ze ook andere ondersteuning gebruiken, uiteenlopend van lotgenotencontact tot maatschappelijk werk. Seine pleit ervoor dat scholen nauw samenwerken met lokale zorgorganisaties, zodat ze een leerling snel en gericht kunnen verwijzen.
Soms is het hulpaanbod in een gemeente ontoereikend. Dat ervoer de moeder van Tessa, één van de scholieren die hier wordt geportretteerd. Zij ging daarom in haar gemeente zelf met sociaal werk aan de slag om te zorgen dat jonge mantelzorgers niet buiten de boot vallen.

{portret 1}
‘Ik kan niet alleen aan mezelf denken’

Daan, 15 jaar, 4-atheneum. Woont twee dagen per week bij zijn moeder en vijf dagen per week bij zijn vader die blind is. Voor zijn zusje van 9 is dat precies omgekeerd.

Sinds een half jaar is Daans vader blind. Een blinde vader vergt allerlei nieuwe taken van Daan. “Ik moet vaak met hem mee, naar winkels bijvoorbeeld. Het lukt hem ook nog niet altijd om zelf ergens te komen, hij moet nog wennen aan het blind zijn.”
Aan die blindheid ging een spannende ziekenhuisopname vooraf. Dat is nu ongeveer een jaar geleden. Zijn ouders deden er toen alles aan om de school goed te informeren. “In de periode dat mijn vader ernstig ziek was, ben ik veel thuis gebleven, omdat het mentaal niet altijd goed met me ging. Daar hadden ze op school veel begrip voor.”
Nu de situatie stabiel is, komt Daan wel weer gewoon naar school. De leraren zijn betrokken, ze vragen regelmatig hoe het met zijn vader gaat. Wat ze níet vragen, is hoe het met Daan zelf gaat. Hij rekent ze dat niet aan. “Gelukkig maken de meeste kinderen niet mee wat ik meemaak, dus zijn de leraren daar ook niet aan gewend, dat begrijp ik wel.” Bovendien, het gaat goed op school. Zijn gedrag is prima, zijn cijfers ook en hij is gewoon overgegaan. Dus wellicht zien de leraren niet dat hij gebaat zou zijn bij extra aandacht.
Maar dat is hij wel, zegt hij. Hij zou graag eens een gesprek willen waarin het echt over hém gaat. Ook zou hij best speciale begeleiding willen, maar hoe de mensen op school hem die zouden kunnen bieden, weet hij niet. “Ik heb daar geen verstand van of ervaring mee, dat zouden zij juist moeten weten.”
Daan heeft de indruk dat hij sneller volwassen wordt dan zijn leeftijdsgenoten. “Die zijn vooral met zichzelf bezig en dat is ook goed. Maar ik kan dat niet. Ik kan niet alleen aan mezelf denken, ik heb altijd ook verantwoordelijkheid.” Daan kent geen andere kinderen in dezelfde situatie als hij. “Dat zou ik misschien wel fijn vinden, dat je aan elkaar kunt vragen: hoe doe jij dat?” Maar hoe hij zulke lotgenoten moet vinden, weet hij niet. Zou school hem daarbij kunnen helpen? “Misschien, maar is dat een taak van school?”

{portret 2}
‘Ik ben geneigd mezelf weg te cijferen’

Anne, 18 jaar, studeert biotechnologie in Wageningen. Ze woont met haar ouders en een jonger zusje met een beperking. Haar vader heeft niet-aangeboren hersenletsel.

Al meer de helft van haar leven weet Anne wat mantelzorg is. Haar zusje van 16 heeft een beperking. En haar vader kreeg tien jaar geleden een ongeluk, wat leidde tot niet-aangeboren hersenletsel. Anne nam een aantal huishoudelijke taken op zich. Ze dacht daar verder niet bij na, het was balen, maar wat doe je eraan? Haar mantelzorg bestond voor een groot deel ook uit dingen níet doen. Vanwege haar vader konden er thuis niet te veel prikkels zijn, dus trok Anne zich terug. Of ze hield haar zusje bezig, zodat die niet voor onrust zorgde.
Ten tijde van het ongeluk had ze een heel aardige juf die goed op haar lette. Maar toen het eenmaal beter ging met haar vader, verslapte die aandacht. “Daar zat ik ook niet op te wachten. Ik wilde gewoon spelen. Ik had weinig aansluiting met andere kinderen, omdat mijn leven zo anders was. Ik wilde daarom echt dat school gewoon school was, niet dat het daar ook nog moeilijk was.”
Op de middelbare school was de begeleiding wisselend. “Eén mentor was heel goed. Die belde me tijdens de moeilijke coronatijd soms om te vragen hoe het ging en of zij kon helpen. Zij kon niet helpen, maar dat die mogelijkheid er was, gaf lucht.” Andere mentoren waren minder betrokken. “Die dachten waarschijnlijk: Anne haar cijfers zijn prima, dat komt wel goed.” Maar dat haar cijfers zo goed waren, kwam mede doordat het thuis zo moeilijk was. “Als het beneden vervelend was, ging ik boven huiswerk maken.”
Ze sprak een paar keer met de vertrouwenspersoon van school, maar die setting lag haar niet, te serieus. Toen haar moeder aankwam met een project dat jonge mantelzorgers koppelde aan oudere ‘maatjes’ met vergelijkbare ervaring, was Anne aanvankelijk dan ook niet enthousiast. Maar uiteindelijk hielp haar maatje Anne echt vooruit. “Ik kreeg veel meer inzicht in mezelf. Zo zie ik dat mijn situatie invloed heeft op wie ik ben geworden. Bijvoorbeeld dat ik geneigd ben mezelf weg te cijferen.”
Anne had het op prijs gesteld als de school haar op dat maatjesproject had gewezen. Maar van de universiteit verwacht Anne geen hulp. “Dat wil ik ook niet, ik wil het juist graag zelf doen. Maar ik zou het wel fijn vinden als ze me lieten weten wat voor ondersteuning er mogelijk is, zodat ik dat weet, als vangnet.”

{portret 3}
‘Ik was boos op de leraren, boos op mijn vrienden’

Tessa, 16 jaar, examenjaar vmbo-kader, woont met haar moeder die een herseninfarct heeft gehad.

Tessa weet het nog precies. Hoe haar moeder twee jaar geleden met zwakke stem riep. Dat ze aanstormde en haar telefoon al in haar handen had om 112 te bellen. Niet nodig, vond haar moeder, de huisarts volstond. Die nam het luchtig op, haar moeder moest maar met een aspirientje op bed gaan liggen. “Na een paar dagen kwam mijn oma om voor haar en mij te zorgen, want dat kan ik nog niet zelf. Die heeft mijn moeder direct in de auto gezet en is naar het ziekenhuis gereden. Daar heeft ze een infarct gehad.” Eerder bleek ze al een hersenbloeding te hebben gehad. De huisarts had een volkomen verkeerde inschatting gemaakt.
Haar moeder kon daarna niet meer wat ze voorheen kon. “De rollen werden een beetje omgedraaid, ik moest voor mijn moeder zorgen. Ik ging mijn eigen kamer schoonhouden, dat deed ik eerst niet. En soms maakte ik eten en zo.”
Op school krijgt Tessa wel begeleiding, maar dat heeft even geduurd. “Het ging niet goed. Omdat mijn moeder niet zo veel aankon, kropte ik alles op. Dat kwam er dan op school uit. Ik was boos op de leraren, en boos op mijn vrienden, die me niet begrepen. Ik was veel ongeoorloofd afwezig en mijn cijfers gingen achteruit.”
Toen de school doorkreeg wat de oorzaak was van Tessa’s gedrag, was de aanpak snel gevonden. “Ze zijn naar me toegelopen en zeiden: We weten dat je het thuis heel moeilijk hebt, hoe kunnen we je helpen?” Vervolgens zijn er afspraken gemaakt. Tessa mag de klas uit wanneer ze daar behoefte aan heeft en werken op de gang. Voor Tessa is dat echt een oplossing.
“Waar ik het meeste last van heb, is dat ik 112 wilde bellen, maar dat niet gedaan heb. Als ik wel had gebeld had ze dat infarct misschien wel nooit gehad.” Via school is Tessa bij een psycholoog geweest, maar dat was geen succes. “Ik wist niet goed wat ik daar moest zeggen. En ze vroeg me steeds wat er allemaal precies gebeurd is. Daar werd ik boos om, want dat raakt me elke keer weer helemaal opnieuw, daar had ik geen zin in.”
Dat school haar in contact bracht met iemand van Jeugdwerk, was wel een schot in de roos. Samen organiseerden ze een avond voor jonge mantelzorgers bij haar in de buurt. “Dat was heel fijn, de kinderen die daar kwamen weten wat het betekent om voor iemand te zorgen.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.