- blad nr 8
- 1-10-2023
- auteur J. Poortvliet
- Redactioneel
‘Onderwijs is een keurslijf geworden’
Knellende roosters, dwingende instructiemodellen en micro-managende leidinggevenden. Wie het gros van de reacties leest op de vraag ‘Hoeveel vrijheid ervaar jij in je werk?’, wordt niet vrolijk. Van de bijna zevenhonderd mensen, vooral leraren, die de vragenlijst invulden, gaf grofweg twee derde aan onvoldoende autonomie te ervaren.
Het is onduidelijk of dit getal representatief is voor de beroepsgroep. Misschien is iemand meer geneigd om vragen over autonomie te beantwoorden wanneer hij problemen op dat vlak ervaart. Wel komen vaak dezelfde elementen terug die de autonomie beknotten (zie kader: ‘Zo jaag je de leraar weg’).
En ook bij de groep mensen die wel voldoende professionele vrijheid ervaart (37 procent) of bij wie de autonomie zelfs is toegenomen (22 procent), zijn er gemene delers. Daar valt vooral op: ruimte en vertrouwen krijgen, zelf je lessen kunnen invullen, je dagindeling bepalen of toetsen (programma van toetsing en afsluiting) ontwikkelen. Een hbo-docent schrijft: “Ik mag zelf de werkvormen voor mijn colleges bedenken. En, zolang de kennisbasis gegarandeerd is, ook de inhoud van de colleges. Ik zie dat als vrijheid.”
Autonomie volgens Van Dale betekent het zelfbestuur of: zelfstandigheid van de menselijke wil, de vrije wil zit volgens onderzoeker Tanja Traag aan ‘de goeie kant van de wip’. Dit voorjaar concludeerde haar werkgever, het Centraal Bureau voor de Statistiek, op basis van data uit de landelijke Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden, dat werknemers die weinig autonomie en tegelijk een hoge werkdruk ervaren, veel vaker last hebben van ‘werkgerelateerde psychische vermoeidheidsklachten’ dan andere werknemers. Het onderwijs is één van de sectoren waar dit veel voorkomt.
Traag: “Als het gaat om werkstress moet je je eigenlijk een wip voorstellen. Aan de ene kant wegen de eisen die aan je gesteld worden, de tijdsdruk waaronder je je werk moet doen, hoe emotioneel belastend het is. En aan de andere kant van die wip zit steun van leidinggevenden en collega’s en vooral ook: autonomie.”
Het lastige in het onderwijs is dat een aantal van die vrijheidsaspecten er überhaupt niet, of minder zijn. Schooltijden liggen vast. Wat een leerling moet leren, is door anderen bepaald. En buitenom de schoolvakanties verlof opnemen, is vrijwel onmogelijk. Traag: “Als ik het in mijn werk even heel pittig heb gehad, kan ik ademruimte creëren. Een dagje vrij nemen of even taken op me nemen die minder belastend zijn. Die keuzevrijheid heeft onderwijspersoneel doorgaans niet.”
Dat maakt het extra belangrijk dat er voldoende vrijheid overblijft in het uitoefenen van je vak. Op verzoek bekijkt Wiljan Hendrikx van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur een samenvatting van de resultaten van de Onderwijsblad-peiling. Hij deed zelf van 2013 tot 2019 in het voortgezet onderwijs onderzoek naar ‘professionele identiteit in relatie tot beleidshervormingen’ en herkent veel in de reacties. Volgens Hendrikx zit het probleem deels in de hoeveelheid partijen die “zowel inhoudelijk als qua didactiek en pedagogiek opvattingen hebben over wat belangrijk is en hoe dingen zouden moeten”.
Bovendien kunnen al die partijen denk aan politieke partijen, maar ook allerlei commerciële bureaus zich niet inhouden en onderwijs overlaten aan de professionals. “Opvattingen komen ook vanuit de maatschappij”, vertelt Hendrikx. “Leraren zitten echt in het brandpunt daarvan. Ieder maatschappelijk ‘probleem’ moet uiteindelijk in het onderwijs opgelost worden. Dat is natuurlijk van de zotte. En het knelt in de praktijk. Ook omdat ‘oplossingen’ worden gezocht in meetbare prestatie-indicatoren.”
Heer en meester
Margriet van der Sluis werkt als onderzoeker voor TIAS, waar onder andere schoolleiders worden opgeleid. Ook zij scande de resultaten en leest “veel onvrede, docenten die niet mee worden genomen in allerlei besluiten”. Maar, zegt ze: “Leraren willen ook niet altijd vrijheid. Je hebt ook kaders nodig. Het is niet: hoe meer autonomie, hoe beter.”
Van der Sluis herkent dat ‘mensen van buiten’ steeds meer observeren in klaslokalen en iets vinden van wat een leerkracht doet. Maar zij vindt dat juist slim: “Heer en meester zijn in eigen klas kan niet meer. De problematiek is daarvoor te groot en te complex geworden.”
Wel moet de schoolleiding een buffer vormen tussen onderwijspersoneel en wat er van hen gevraagd wordt, vindt Van der Sluis. En ze merkt op dat leraren in Nederland een andere positie hebben dan bijvoorbeeld hun collega’s in Denemarken. “Daar voert de leerkracht de boventoon in het debat over onderwijs.”
Ook volgens Hendrikx ontbreekt het in Nederland aan ‘een stevige beroepsgroep’. “Eigenlijk is er niet echt een groep. Het commentaar van de invullers luidt: er wordt heel veel voorgeschreven en de zeggenschap is enorm in het geding. Blijkbaar lukt het niet om daar echt tegen in het geweer te komen.”
Dat is bij andere beroepsgroepen anders, constateert Hendrikx. “Huisartsen bijvoorbeeld hebben zelf hun beroepsstandaarden ontwikkeld. Wil je meer tegenwicht geven, dan zul je je als groep beter moeten organiseren en ook een meer gemeenschappelijk kader moeten creëren over wat goed onderwijs is.”
Beide wetenschappers realiseren zich dat het personeelstekort hier waarschijnlijk enorm parten speelt. “Het is continu rennen met te weinig mensen en gaten opvangen”, aldus Hendrikx. “De tijd voor reflectie en werken aan de beroepsgroep is beperkt of het gebeurt door buitenstaanders. Terwijl die ruimte toch echt afgedwongen zal moeten worden.”
Beroepsbeeld
AOb-bestuurder Thijs Roovers stelt dat het ook niet lukte een beroepsgroep te vormen toen het nog hoogconjunctuur was, met voldoende personeel. “Denk aan de Lerarencoöperatie, of wat ik zelf heb geprobeerd het Lerarencollectief. Het verenigen van mensen op inhoud is gewoon heel erg lastig. Het zit niet in ons dna. De focus is toch de klas, de leerlingen en je eigen lessen.”
Maar hoe komt autonomie dan in het dna terecht? Volgens Roovers enerzijds via lerarenopleidingen. “Wat je beroep inhoudt, zeggenschap daarover, wat autonomie betekent en hoe je het behoudt: voor die onderwerpen zou tijdens je opleiding al aandacht moeten zijn.” Ook de vakbond speelt een grote rol. “De AOb is de grootste vereniging van leraren in Nederland. We moeten nog meer via enquêtes en bijeenkomsten ophalen wat er leeft. En de scholen in gaan: helpen bij het opstellen van een professioneel statuut bijvoorbeeld. Samen het beroepsbeeld bepalen.”
Dat klinkt als ver van de huidige realiteit. “Misschien. Maar we zijn zeker bezig, met het Beroepsbeeld (een project van leraren om tot een breed gedragen standaard te komen), met peilingen, met AOb-consulenten die scholen bezoeken. Ook als iets twee keer niet lukt, moet je het een derde keer proberen. Het is té belangrijk. Want het gaat ook over de werkdruk en gezondheid van heel veel mensen.”
Roovers refereert aan het werkdrukakkoord uit 2018. “Bij het geld wat we sindsdien tegen werkdruk krijgen, is het wel gelukt.” De AOb heeft toen met hand-outs gefaciliteerd. De gesprekken vonden plaats in de teams op de scholen: wat hebben wij in onze situatie nodig om de werkdruk te verlagen? Roovers: “Als het goed is, komt dat onderwerp telkens terug: besteden we dat geld nog steeds aan het juiste? Zo pak je samen je autonomie, en elk jaar weer.”
De citaten bij dit artikel zijn uitspraken van onderwijspersoneel dat de Onderwijsblad-enquête naar autonomie heeft ingevuld:
(cijfers en conclusies - graphics)
- Hoeveel vrijheid ervaar jij in je werk? Onvoldoende, antwoordt 63 procent van het onderwijspersoneel
- 77 procent van het onderwijsperspersoneel geeft aan dat de autonomie gedurende de loopbaan is afgenomen
- Hoe langer men werkt, hoe minder vrijheid wordt ervaren
onvoldoende autonomie en tot aan 10 jaar werkzaam = 48 procent
onvoldoende autonomie en vanaf 10 jaar werkzaam = 66 procent
- Leraren ervaren minder autonomie dan ondersteunend personeel
Van het ondersteunend personeel ervaart 50 procent voldoende en 50 procent onvoldoende vrijheid
Van de leraren ervaart 35 procent voldoende en 64 procent onvoldoende vrijheid
{kader 1}
Verantwoording onderzoek
Het Onderwijsblad vroeg via de sociale kanalen en nieuwsbrieven van de AOb: Hoeveel vrijheid ervaar jij in je werk? Bijna 700 mensen vulden de enquête in. Het gros daarvan, 586 personen, is leraar. 86 personen werken in een ondersteunende functie (dat kan ib’er zijn, maar ook conciërge, administratief medewerker of leidinggevende) en 13 personen zijn gepensioneerd.
Van de mensen die hun sector doorgaven, werken 244 personen in het primair onderwijs, 250 in het voortgezet onderwijs, 93 in het mbo, 54 in het speciaal onderwijs, 34 in het hbo en 1 persoon in het wetenschappelijk onderwijs.
{kader 2}
Zo jaag je de leraar weg
Laat hem of haar:
- Te veel administreren, vooral voor ‘de inspectie’ of voor ‘Cito’
- Opgelegde methodes en instructiemodellen volgen, let wel: zonder inspraak
- Onder strakke roosters zo uniform mogelijk werken, met nauwelijks pauze
- Verplicht een onderwijsvernieuwing ondergaan, bij voorkeur één waar hij of zij niet achter staat
- Verplicht irrelevante studiedagen volgen, wederom: zonder inspraak
Wat ook helpt richting exit-onderwijs of een burn-out:
- Zoveel mogelijk experts van buiten inschakelen
die het werk van de leraar bepalen
- De mening van ouders en leerlingen zwaarder laten wegen dan de professionele mening van de leraar
Deze short-list is tot stand gekomen dankzij bijna 700 leraren en ondersteuners die in het voorjaar van 2023 de Samen maken-enquête van het Onderwijsblad invulden. Lees meer op aob.nl -> Hulp & vragen -> Belangrijke onderwijsthema’s -> Autonomie