• blad nr 8
  • 1-10-2023
  • auteur B. Ros 
  • Redactioneel

 

Vakleerkracht voor de groep: een goed idee?


Vakleerkrachten voor bewegingsonderwijs en kunst rukken op in het basisonderwijs. Wat wint een basisschool met deze extra collega’s?

‘Weet u wat er ook moet gebeuren? We moeten meer muzikanten voor de klas hebben.’ Die hartenkreet uitte toenmalig Kamerlid Paul van Meenen (D66) afgelopen maart tijdens een commissieoverleg over onder meer lerarenopleidingen. Zijn idee: die vakleerkracht ‘kan helpen om de werkdruk te verlichten en de kwaliteit te verbeteren’.
In de strijd tegen het lerarentekort komt de ‘andere professional’ steeds vaker in beeld. De vijf grote steden kregen van de overheid tot en met 2024 ruimte om een dag per week onderwijstijd te laten invullen door ‘anders bevoegden’, zoals kunstenaars, acteurs en musici. Ook in andere steden met nijpende tekorten gebeurt iets soortgelijks, zoals het programma de ‘5e schooldag’ in Lelystad.
Begrijpelijke noodgrepen, aldus AOb-bestuurder Thijs Roovers. “Maar als je gaat interen op bevoegdheid, dan zeggen wij daar echt stevig nee tegen.” Ook Ronald Kox, specialist cultuureducatie bij het Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA), zegt daar nee tegen. “Wij zien graag meer muzikanten voor de klas, maar dan wel muzikanten met lesbevoegdheid.”

Ad hoc-keuzes
De vakleerkracht, zo stellen Roovers en Kox eensgezind, moet geen doekje voor het bloeden zijn, maar een structurele en inhoudelijke bijdrage aan het curriculum geven. Ze moeten, om het in AOb-jargon te formuleren, geen schooltijd, maar onderwijstijd vullen.
Bij de vakleerkrachten bewegingsonderwijs is dat steeds meer het geval. Met ingang van dit schooljaar zijn basisscholen wettelijk verplicht leerlingen minimaal 90 minuten per week bewegingsonderwijs te geven onder leiding van een vakleerkracht of een groepsleerkracht met specialisatie bewegingsonderwijs. Uit onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat in de kleuterklassen vaak nog groepsleerkrachten het bewegingsonderwijs verzorgen, maar dat dit vanaf groep 3 steeds meer door vakleerkrachten gebeurt. En dat komt de onderwijskwaliteit ten goede.
Iets soortgelijks zou ook voor het cultuuronderwijs moeten gelden, vindt Kox. Hij en zijn collega’s van LKCA lobbyen voor het wettelijk verplichten van minimaal één vakleerkracht kunst per basisschool. Dan wordt cultuuronderwijs minder afhankelijk van ad hoc-keuzes en tijdelijke (subsidie)regelingen. “Hoewel kunstzinnige oriëntatie een verplicht leergebied is, voelen groepsleerkrachten zich hierin vaak handelingsverlegen”, vertelt Kox. “70 procent voelt zich bijvoorbeeld onvoldoende bekwaam om muziekonderwijs te geven.” Dan kun je twee dingen doen: leerkrachten net zo lang (bij)scholen tot ze het wel kunnen of specialisten toevoegen aan het team. Die laatste optie is realistischer, stelt LKCA.
Roovers ziet daar wel wat in. “Toen ik nog lesgaf, had ik regelmatig muziekdocenten in de klas. Ze geven muziekonderwijs op een manier die ik nooit zou kunnen. Het vraagt echt om speciale vaardigheden.”

Meerwaarde
Haar expertise verrijkt inderdaad de school, beaamt Tesse Kok, drie dagen per week vakleerkracht beeldende vorming op obs Wereldwijs in Amsterdam. “Ik breng creativiteit de school binnen. Beeldende vorming verzandt nogal eens in zogeheten schoolkunst, waarbij leerlingen allemaal hetzelfde werkje maken. In mijn lessen draait het om het creatieve proces: ik daag leerlingen uit om zich op een andere manier te uiten dan alleen in taal.”
Dat zegt ook Michael Thomas, voor één dag vakleerkracht drama op basisschool de Stapsteen in het Groningse Leek, “Veel leerkrachten vinden het eng om creatieve processen te stimuleren. Het is geen rekenles waarin je vaste procedures volgt en goede antwoorden hebt, het vraagt juist om de kunst om niet alles te plannen. Het gaat er bij drama niet om leerlingen te leren hoe ze een door mij bedacht verhaal spelen, maar hoe je verhalen uit de kinderen zelf kunt halen. Daar neem ik mijn collega’s in mee.”
Beide vakleerkrachten geven grif toe dat ze boffen met hun werkplek. Het zijn cultuurprofielscholen die investeren in cultuuronderwijs. Wereldwijs heeft zelfs naast Kok nog zes tijdelijke vakleerkrachten, bekostigd uit de NPO-gelden. Zo’n duidelijke keuze voor een visie op cultuuronderwijs is een voorwaarde, stelt Kok. “Anders verval je in bezigheidstherapie en heb je geen meerwaarde voor leerlingen en leerkrachten.” Thomas herkent dat helemaal. Naast zijn werk op de Stapsteen geeft hij soms losse theaterlessen op andere basisscholen. “Dan word je even ingevlogen en krijg je een klas voor je neus met kinderen en een leerkracht die je niet kent. Dan kun je niets opbouwen. Op mijn eigen school weet ik precies wat leerlingen kunnen en sociaal-emotioneel nodig hebben. Daar kan ik op inspelen.”

Werkplezier
Bestaat met al die vakleerkrachten niet het gevaar dat de basisschool middelbare schooltje gaat spelen, met voor elk vak een aparte leraar? “Een goede groepsleerkracht blijft belangrijk als vaste spil”, stelt Roovers. “Iemand die overzicht heeft en het vaste aanspreekpunt is voor ouders. Bovendien is dat waar leerkrachten hun werkplezier uit halen, dat ze meester of juf van een eigen groep zijn.”
Dat betekent wat hem betreft dat groepsleerkrachten leidend blijven en dat vakleerkrachten in nauwe afstemming met hen werken. “Daar moet een school ruimte en tijd voor reserveren.” Kox vult aan dat de vakleerkracht dus een fatsoenlijke aanstelling moet krijgen - “minimaal twee dagen” - om collega’s en kinderen goed te leren kennen en te kunnen inspelen op wat er verder gebeurt op een school.
Kok en Thomas werken inderdaad nauw samen met groepsleerkrachten. Op Koks school werkt ieder teamlid, vak- of groepsleerkracht, aan culturele competenties zoals creërend en onderzoekend vermogen. En Thomas helpt zijn collega’s om creativiteit ook in hun lessen te benutten. Zo zet hij samen met de kleuterleerkrachten drama in om kleuters taalvaardiger te maken. Ook vakleerkrachten bewegingsonderwijs doen meer dan louter gymlessen verzorgen, blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut. Ze adviseren en denken mee over activiteiten als bewegend leren en pauzesport. Overigens noemt dit onderzoek tijd wel als knelpunt.

Bijscholing
Kox hoort basisscholen vaak zeggen: mooi zo’n vakleerkracht, maar daar hebben wij geen geld voor. Onzin, vindt hij. “Het gaat om een bevoegde leerkracht, en zeker als je een tekort aan leraren hebt, moet je in je lumpsum geld over hebben. Scholen krijgen van de overheid ook geen extra geld voor de verplichte vakleerkracht bewegingsonderwijs.”
Een ander bezwaar vindt hij meer hout snijden: afgestudeerden aan een kunstvakopleiding hebben weliswaar een (ongegradeerde) lesbevoegdheid, maar missen vaak de specifieke pedagogiek en didactiek voor het primair onderwijs. Op dat punt is bijscholing geen overbodige luxe.
Thomas volgde vorig jaar zo’n bijscholing, ‘Kunstvakdocenten in het po’, aan de pabo van de Hanzehogeschool. Daar heeft hij veel aan gehad. “Op de academie is nauwelijks ruimte voor kennis over hoe een basisschool werkt en hoe je aan een doorgaande leerlijn bouwt. Verder is het belangrijk om te weten wat kinderen op jonge leeftijd wel en niet aankunnen.”
Kox zou graag zien dat kunstvak-docentopleidingen ook zouden voorzien in een bredere muzische opleiding, specifiek gericht op het basisonderwijs waarin studenten zich in meer kunstdisciplines bekwamen. “Daarnaast zou het mooi zijn als pabostudenten ook een specialisatie kunstonderwijs zouden kunnen doen, net zoals dat nu al mogelijk is met bewegingsonderwijs. Met zo’n dubbelslag, op de academie én op de pabo, kun je het potentieel voor kunstonderwijs echt verruimen.”
En dan is er nog de optie dat de vakleerkracht ook groepsleerkracht wordt. Dan heb je een professional met zowel een pabo- als kunstvakdiploma. Thomas valt nu soms al in bij de rekenlessen (hij werkte acht jaar als ingenieur) en zou best een paar dagen als groepsleerkracht willen werken. “Met mijn directeur heb ik al gesproken over een zij-instromerstraject. Maar helaas wil het schoolbestuur geen zij-instromers.” Ook Kok heeft overwogen om zich bij te scholen tot groepsleerkracht. “Maar wat mij tegenhoudt, is dat ik dan 8000 euro instellingsgeld moet betalen, omdat ik al een lesbevoegdheid op zak heb. Dat vind ik echt vreemd, zeker in tijden van lerarentekorten.”

[Kader]
Stille reserves
Leuk zo’n vakleerkracht, maar is daar niet ook een schreeuwend tekort aan? Ja en nee. In 2021 heeft het Arbeidsmarktplatform PO in opdracht van de vakverenigingen KVLO(lichamelijke opvoeding), VLS (muziek) en VONKC(kunst & cultuur) een onderzoek gedaan naar het potentieel aan bevoegde vakleerkrachten. Er bleken veel reserves te zijn. Ruim de helft van de mensen (zo’n 9000) met een lesbevoegdheid lichamelijke opvoeding werkt niet in het onderwijs; voor de kunstvakken gaat het om 8000 (beeldend), 5000 (muziek) en 4000 (overige kunstdisciplines) mensen.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.