• blad nr 7
  • 1-9-2023
  • auteur M. van Nieuwstadt 
  • Redactioneel

 

Domweg gelukkig in een klas van twintig

Met elke extra leerling in de klas en met elke extra zorgleerling groeit voor leraren het overwerk, de werkdruk en het ziekteverzuim. “Grote klassen jagen leraren het onderwijs uit.”

Een klas van 21. Dat is gemiddeld genomen de ideale groepsgrootte voor leerkrachten in het primair onderwijs, zo blijkt uit onderzoek van het Nijmeegse bureau ResearchNed onder ruim zevenduizend docenten en leerkrachten. Het onderzoek is afgelopen zomer gepubliceerd. Docenten in het voortgezet onderwijs zien die klassen zelfs liever nog een kop kleiner: 20 is hun ideaal. En leraren in het gespecialiseerd onderwijs sbo, so, vso beschouwen 10 à 11 leerlingen in de klas als het optimum.
Die idealen zijn ver weg. In het primair en voortgezet onderwijs ligt de gemiddelde klassengrootte op 25, aldus de studie van ResearchNed in opdracht van de AOb. In het primair en voortgezet onderwijs zouden leraren en docenten dus liever vier leerlingen minder hebben in hun klas, dan ze in werkelijkheid hebben. In het speciaal onderwijs, met een gemiddelde groepsgrootte van 13, zouden leerkrachten hun groepen graag twee koppen kleiner zien.
Dat verschil van een paar leerlingen is ogenschijnlijk klein, maar het heeft grote gevolgen zegt AOb-voorzitter Tamar van Gelder. “Elke leerling extra staat voor een extra toets, een extra cijfer dat je moet inkloppen, een extra overleg met je duo en soms een extra gesprek met een zorgcoördinator en een extra ondersteuningsplan. Uiteindelijk zorgt het ervoor dat werk dat behapbaar zou moeten zijn, het niet meer is. Je gaat als leraar achter de feiten aanrennen, terwijl je die juist voor wilt zijn.”
Daar komt bij: een cijfer voor gemiddelde klassengrootte zegt niet alles. Van de klassen in het basisonderwijs is 22 procent groter dan 28 leerlingen. In het voortgezet onderwijs komen extreem grote klassen iets minder vaak voor: 13 procent van de klassen heeft 29 leerlingen of meer.

Negatieve effecten
ResearchNed stelt vast dat leraren meer werkdruk ervaren, meer overwerken en vaker kampen met ziekteverzuim in grote klassen en in klassen met meer zorgleerlingen. Het werkplezier in deze klassen ligt lager. De negatieve effecten doen zich voor in alle drie de onderwijssectoren die zijn onderzocht: basis-, voortgezet en speciaal onderwijs.
“Deze resultaten bevestigen wat wij al jaren hard roepen”, zegt Van Gelder. “In elk gesprek dat ik voer met onderwijscollega’s over de aantrekkelijkheid van het beroep staat het onderwerp kleine klassen met stip bovenaan.”

Leerresultaten
Internationaal en nationaal is er al veel onderzoek gedaan naar de gevolgen van kleine klassen, maar deze studies focussen doorgaans op leerresultaten. In de bekende meta-analyses van de Nieuw-Zeelandse onderwijsonderzoeker John Hattie komt het verkleinen van klassen naar voren als een relatief ineffectieve onderwijsinvestering. Ook de aanwezigheid van veel zorgleerlingen in de klas heeft geen direct negatief effect op leerprestaties.
“Daarom wilden wij weten wat het effect is van kleine klassen op het functioneren en op het welzijn van leraren”, zegt Van Gelder. De studie van ResearchNed maakt duidelijk dat er een helder negatief verband bestaat tussen tal van stress-verhogende factoren voor lesgevend personeel en de grootte van hun klas of het aantal zorgleerlingen. Het is aannemelijk dat deze werkonvriendelijke elementen de onderwijskwaliteit negatief beïnvloeden.
“We zijn met zijn allen in een neerwaartse spiraal beland”, zegt Van Gelder. “Grote klassen jagen leraren het onderwijs uit. En de klassen worden almaar groter, omdat er niet genoeg leraren zijn. Dit onderzoek laat zien dat kleinere klassen helpen om leraren voor het vak te behouden en terug te halen naar het beroep. Met te grote klassen duwen we leraren richting een burn-out of ziekte.”

Werkdruk
Het onderzoek bevestigt dat leraren en docenten in het basis- en voortgezet onderwijs kampen met een enorme werkdruk: 70 tot 80 procent van hen werkt regelmatig over. Grote klassen en klassen met veel zorgleerlingen schroeven die werkdruk verder op. Voor 76 procent van de basisschoolleerkrachten met een kleine klas van maximaal 21 leerlingen is de werkdruk te hoog of veel te hoog. In middelgrote klassen (22 tot en met 25 leerlingen), grote klassen (26 tot en met 28 leerlingen) en zeer grote klassen (29 leerlingen of meer) loopt dit percentage stapsgewijs op tot 85, 88 en 90 in de laatste categorie. Ook in het voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs loopt de werkdruk verder op naarmate klassen groter worden.

Zorgleerlingen
ResearchNed heeft het aantal zorgleerlingen vastgesteld door leraren te vragen hoeveel leerlingen in hun klas extra hulp nodig hebben voor leer- en gedragsproblemen. Dat zijn er in het primair onderwijs gemiddeld 8 per klas. Ongeveer een kwart van de leraren in het basisonderwijs schat dat zij in hun klas meer dan 10 zorgleerlingen hebben. Docenten in het voortgezet onderwijs schatten gemiddeld genomen dat in hun klas iets meer dan een kwart van de leerlingen valt in deze categorie.
Net als de klassengrootte heeft het aantal zorgleerlingen dat leraren en docenten in hun klas hebben een duidelijk effect op de werkdruk die zij ervaren. In klassen in het basisonderwijs met minder dan 6 zorgleerlingen is voor 76 procent van de leerkrachten de werkdruk hoog of veel te hoog. In de bovenste categorie, basisschoolklassen met meer dan 10 zorgleerlingen, loopt dit percentage op tot 91. Het voortgezet onderwijs vertoont eenzelfde patroon. Hier loopt het percentage docenten dat een hoge of zeer hoge werkdruk ervaart op van 80 procent in de klassen met de minste zorgleerlingen (minder dan 12 procent), tot 91 procent in klassen met de meeste zorgleerlingen (meer dan 33 procent).

Overwerk
Ook qua overwerk verergeren grote klassen en klassen met veel zorgleerlingen bestaande problemen. In klassen met minder dan 22 leerlingen in het basisonderwijs, werkt 73 procent van de leraren regelmatig over. In middelgrote klassen, grote klassen en zeer grote klassen van boven 28 variëren deze percentages van 79 tot 81. In het voortgezet onderwijs werkt 64 procent van de docenten met een kleine klas van maximaal 22 leerlingen regelmatig over. Dit percentage loopt voor middelgrote, grote en zeer grote klassen op tot 69, 75 en 80.
Lesgevend personeel met grote klassen is ook iets minder tevreden met het werk. In het basisonderwijs waarderen leraren met een kleine klas van maximaal 22 kinderen hun werk met een 7,0. Voor middelgrote, grote en zeer grote klassen dalen deze scores naar 6,8, 6,7 en 6,6. Ook in het voortgezet onderwijs zijn leraren met een grote klas of zeer grote klas minder tevreden met hun werk dan docenten met een kleine klas. Als één van de weinige uitzonderingen zijn de verschillen in tevredenheidsscores tussen middelgrote en kleine vo-klassen volgens de onderzoekers te klein om statistisch mee te tellen.
In de verschillende onderwijssectoren wil gemiddeld 45 tot 49 procent van het lesgevend personeel over vijf jaar liever werken buiten het onderwijs of niet op zijn huidige school. Leraren met veel zorgleerlingen in hun klas overwegen vaker een dergelijke overstap.

Ziekteverzuim
Tussen grote klassen en ziekteverzuim bestaat in twee onderwijssectoren een helder verband. Leraren in de kleinste klassen van het basisonderwijs missen jaarlijks gemiddeld 3,7 werkdagen door ziekte. In grotere klassen loopt dit verzuim stap voor stap op tot 4,8 dagen in zeer grote klassen. Ook voor leraren in het voortgezet onderwijs neemt het ziekteverzuim toe met de klassengrootte: van 5,3 dagen voor leraren met kleine klassen tot 6,4 dagen onder de leraren met zeer grote klassen. Dit verband is er niet in het speciaal onderwijs, mogelijk door de veel kleinere gemiddelde groepsgrootte van 13. Het verband tussen het aantal verzuimdagen en het aantal zorgleerlingen is in het basis- en voortgezet onderwijs wel weer statistisch aantoonbaar.
Ook dit verband komt niet als een verrassing voor Van Gelder: “Als ik met collega’s spreek die met burn-outklachten te maken hebben gehad, hoor ik vaak dat mensen het gevoel hebben dat ze zichzelf teleurstellen. Ze kunnen kinderen niet de persoonlijke aandacht geven die ze hen willen geven en niet de werkkwaliteit leveren die ze zouden willen leveren. Dat gaat bij mensen onder de huid zitten en leidt uiteindelijk tot ziekte en uitval.”

{kader}
Sean Wylde, leerkracht in groep 3 tot en met 5 op de 9e Montessorischool de Scholekster in Amsterdam.

‘Het is goed’, zei Sean Wylde drie jaar geleden toen de directeur van zijn basisschool hem vroeg of hij het volgend schooljaar opnieuw een groep van 35 wilde draaien. “Ik had die kinderen in groep 5 ook al gehad. Ik zei ja, omdat je je best wilt doen en omdat ik met de school wilde meedenken over een oplossing. Als een ander die groep had moeten overnemen, had zij het nog zwaarder gehad dan ik, want diegene had alle kinderen nog moeten leren kennen. Stuk voor stuk superleuke kinderen, die ik het allerbeste gunde.”
Maar het was geen verstandige beslissing. “Qua werkdruk is het niet gezond, zo’n grote groep. Ik geloofde niet zo in dingen als een burn-out. Ik dacht: je moet gewoon op jezelf zetten. Maar achteraf gezien denk ik dat ik er dicht tegenaan heb gezeten. ”
Met 35 zat het lokaal bomvol. “Dankzij mijn geweldige onderwijsassistent Rosalinde Stins konden we de groep soms verdelen over twee lokalen, maar dan nog vraagt het differentiëren het uiterste van je planningsvaardigheden. Aan het einde van de dag realiseerde ik me dat ik bepaalde kinderen amper had gezien. Daar voelde ik me dan schuldig over, want ik ben een perfectionist en kon niet voldoen aan mijn eigen hoge verwachtingen.”
Er was meer aan de hand bij de Amsterdamse basisschool Rosj Pina, maar de groepsgrootte speelde voor Wylde zeker een rol bij zijn besluit om in augustus 2020 over te stappen naar de 9e Montessorischool de Scholekster. Zijn groepsgrootte daar is nu 20 tot 21. “Mijn vrouw zag thuis meteen dat ik gelukkiger was”, zegt hij. “Ik oog relaxter en blijer.” In de groep van 35 was Wylde vaak tot 19.00 uur op school, bijvoorbeeld om te werken aan de vele handelingsplannen. Zeventig betrokken ouders tevreden houden, viel hem zwaar. “Bijna iedereen is beleefd, maar sommigen reageren onbeschoft omdat ze vinden dat je onvoldoende aan de wensen van hun kind tegemoetkomt. Als je zo hard werkt, raakt je dat, soms tot tranen aan toe.”
Een diepe zucht klinkt aan de andere kant van de lijn. “Ik geniet weer van mijn werk. Ik heb de tijd voor kinderen en ben in staat om ze tegemoet te komen. Differentiëren is in zo’n kleine groep ook zo veel makkelijker. Ik kan iedere dag oefenen met kinderen die lezen moeilijk vinden en ook nog in kleine groepjes rekenen en taal met ze oefenen.”


Anouk Bijvank, docent art en design op het Roland Holst College in Hilversum.

“Een grote klas kan je plezier in lesgeven behoorlijk aantasten. Je hebt vaker het gevoel dat je niet de docent kunt zijn die je wilt zijn. Leerlingen krijgen minder aandacht: in mijn vak is het mooi dat je kinderen dingen ziet doen, waarvan ze zelf niet wisten dat ze die konden, te zien hoe trots ze zijn op iets dat ze gemaakt hebben. Om zover te komen, is het cruciaal dat je leerlingen individueel in beeld hebt: hij heeft daar moeite mee of zij kan dit al lang. Dat is lastiger in een klas van 31, zoals ik die had in de eerste helft van het afgelopen schooljaar.”
Op het Roland Holst College in Hilversum heeft Bijvank meer dan tien klassen, met 19 tot 31 leerlingen. Tussen die uitersten bestaat een wereld van verschil. “Je wilt dat kinderen dingen durven uitproberen. Dat is voor pubers sowieso lastig. Je wilt ze een veilige omgeving bieden waarin het ook gewaardeerd wordt als er iets mislukt. Je wil toegankelijk zijn, zodat kinderen iets aan je durven vragen. In een grote klas is dat lastiger en ervaar je meer dat je tijd beperkt is.”
Ze wil coachend lesgeven: “Differentiëren is pittiger met 31 in je klas dan met 25. Als dat niet goed lukt, heb je minder plezier je werk. Je moet leren concessies te doen: volgende week is er een nieuwe kans met dezelfde klas.”
Met haar grote voormalige technieklokaal is ze bevoorrecht ten opzichte van collega’s. “Met 30 in de klas hebben zij fysiek niet eens de ruimte om twee lastpakken uit elkaar te zetten. Toch heb ik er in mijn grote lokaal soms wel 5 of 6 aan mijn grote tafels zitten. Het effect is dan dat je leerlingen op kleiner formaat papier laat werken en niet op grote vellen.”
Klei-opdrachten heeft ze niet gedaan met haar havo/vwo-klas van 31. “Zo’n les is fysiek en mentaal zwaar. Spullen uitdelen, alles voordoen en na afloop alles opruimen terwijl de volgende klas al klaar staat. Ik moet de rest van de dag ook nog door.”
Bijvank geeft al 33 jaar les. “Het omgaan met het geluidsvolume van een grote klas begint voor een hele dag lastiger te worden. In een klas van meer dan 30 is het ook lastig te zien of bewegingen functioneel zijn. Loopt een kind dwars door de klas omdat zij met een taak bezig is, of moet je ingrijpen.” Het gaat ten koste van je energielevel als je politieagent moet spelen en niet met de inhoud en de kwaliteit van hun werk bezig kunt zijn. Dat maakt het zwaar, lastig en werkdruk verhogend. Die frustratie zie ik terug bij jonge collega’s.”


Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.