• blad nr 3
  • 1-3-2023
  • auteur F. Hummels 
  • Redactioneel

 

‘Juist de jonge docent die huilend het lokaal verlaat, is in beginsel een goede docent’

Wat als de leerling de macht heeft?

De zesde roman van schrijver en muziekdocent Gerwin van der Werf is de eerste die zich afspeelt op een school. Het is een boek over de mooie, maar kwetsbare band tussen leraar en leerling. Over macht en onmacht.

Nog niet eerder situeerde muziekdocent Gerwin van der Werf een roman op een school. Plaats van handeling is een aftandse praktijkschool waar wiskundedocent Josie na een carrière in het bedrijfsleven haar eerste schreden in het onderwijs zet. Ze is onbevoegd en wordt direct in het diepe gegooid. Tijd voor begeleiding is er niet. Vooral in klas 3a heeft Josie het zwaar. Slechts twee leerlingen doen hun best. Een deel van de klas is met andere dingen bezig en de rest zoekt Josies grenzen op. Toch zoekt Carmen, een van de moeilijkst benaderbare leerlingen, op een gegeven moment contact. Carmen krijgt bijles bij Josie thuis en de relatie tussen leerling en leraar raakt langzaam vertroebeld.
Hoewel De droomfabriek zich op een achterstandsschool afspeelt, is de bijbehorende ongelijkheid niet het thema van de roman, benadrukt Van der Werf. Voor hem gaat het boek over macht en onmacht. “Over een mooie en kwetsbare band tussen een leraar en een leerling, waarbij op een gegeven moment grenzen worden overschreden.” Hij bekeek het thema van alle kanten. “Ik wilde een gedachtenexperiment uitvoeren, of er een punt komt waarop de leerling de macht heeft wat bij een professionele leraar natuurlijk nooit het geval zou mogen zijn. Maar als een leraar nou zo onervaren is, en het zo graag goed wil doen, waar eindigt het dan?” Een mogelijk antwoord op die vraag staat in het boek.
Voor de beschrijving van die achterstandsschool, putte Van der Werf uit eigen ervaring: zijn loopbaan begon op een school die leek op die uit de roman. Van der Werf heeft talloze anekdotes. Over die grote jongen die in de tweede zat en analfabeet was. Of over die kaalgeschoren jongen met immer rode ogen van de wiet, die betrapt werd bij het kopieerapparaat waar hij neonazi-propaganda vermenigvuldigde. “Dat zijn van die verhalen die te extreem zijn om te gebruiken voor een boek, dat gelooft niemand.”
Het is niet aan een schrijver om de problemen in het onderwijs op te lossen, zegt Van der Werf stellig. Die taak ligt bij de politiek. Hij heeft wel een oplossingsrichting: kleinere klassen. Hij wil elke dag een contactmoment met iedere leerling. In een grote klas lukt dat niet. “De herrieschoppers worden dan gezien, maar er zullen ook kinderen zijn die de hele dag geen persoonlijk woord met hun leraren hebben gewisseld. Wat zegt zo’n kind tegen zijn moeder als ze ’s avonds vraagt hoe het op school was?”
Een ander voorbeeld: “Op mijn huidige school (een internationale school in Oegstgeest, red.) heb ik kleine klassen en daar kan ik bij een toets kwalitatieve feedback geven. Dat kost net zoveel tijd als simpel nakijkwerk voor een klas met dertig kinderen, alleen leren ze hier veel meer van.”

Gedreven
“Zelfs als je er erg goed in bent, is leraar een zwaar beroep.” Dertig leerlingen: dat kan eigenlijk niemand bolwerken, vreest Van der Werf. “Ik kan me goed voorstellen dat je als je jong en onervaren bent en huilend je lokaal uitgaat denkt: ik heb nog een heel leven voor me, de groeten.” Een groot verlies, volgens hem. “Want, als je moet huilen, vind je het belangrijk. Juist de docent die sensitief is, die het vreselijk vindt als ze geen controle heeft of haar leerlingen niet bereikt, kan in beginsel een goede docent worden.”
Met goede begeleiding is dat mogelijk, maar die ontbreekt vaak, weet hij. Zijn hoofdpersoon Josie is zo’n gedreven iemand die voor de leeuwen wordt gegooid en daardoor niet langer scherp ziet wat wel en niet toelaatbaar is. Zo komt het dat leerling Carmen Josies make-up doet en zelfs blijft logeren. De leerling dringt steeds verder Josies leven binnen, en Josie stelt geen grenzen.
“In mijn boek zet ik personages tegenover elkaar en breng ik ze met sardonisch genoegen in de problemen. Uiteindelijk kom ik bij het punt dat de lezer Josie niet langer in haar keuzes wil volgen.”
Leerlingen hebben duidelijke regels nodig, daar is Van der Werf van overtuigd, toch is niet alles in beton gegoten. “Josie geeft bijles in haar eigen huis. Je kunt zeggen: dat moet je nooit doen. Ik heb het wel eens gedaan. Dan zorgde ik altijd dat er nog iemand thuis was, dat ik niet met de leerling alleen was. Daarna zeg je: logeren kan echt niet. Ik heb collega’s die zich opwierpen als redder in nood en zeiden, ‘Kom, pak je spullen’. Dat gaat zeker een grens over. Toch heb ik gezien dat kinderen er soms mee geholpen werden.”
“Als mentor ben je er om de leerlingen zich veilig en gewaardeerd te laten voelen, hoe ver ga je daarin? Je kunt zeggen: ik blijf van ze af. Maar soms wil je gewoon een arm om ze heen slaan. Tegenwoordig doe ik dat bij meisjes helemaal niet meer en bij jongens minder vaak. Daardoor mis je wel een bepaald diep contact. Grenzen zijn nodig, maar je moet ervoor waken dat dat geen kilte veroorzaakt.”

Openheid
Josies verwikkelingen zijn volledig uit Van der Werfs duim gezogen. “Ik moet leerlingen altijd uitleggen dat ik verzonnen heb wat ik in mijn boeken schrijf, dat het leuk is om je fantasie de vrije loop te laten.” Eerder schreef Van der Werf columns voor Trouw, de krant waarvoor hij nog steeds boekrecensies schrijft. “Die columns waren op de werkelijkheid gebaseerd. Leerlingen lazen die ook. Ik moest altijd opletten dat ik de school en de leerlingen niet afviel.”
“Nu verschuil ik me achter fictie. Of eigenlijk is het niet eens verschuilen, want met fictie ben ik veel vrijer. Daarom vind ik De droomfabriek zo’n fijn boek, want daar kon ik losgaan op alles wat ik vreselijk vind aan collega’s, het onderwijs, leerlingen: het mocht allemaal.”
Zowel leraren als schrijvers moeten nadenken over het effect van hun woorden. Lijken beide rollen op elkaar? Van der Werf wikt en weegt even voor hij antwoordt. “Het grappige is dat ik allebei al heel lang doe en dat ik nog steeds het gevoel heb dat ik er niet echt goed in ben nou ontlok je me iets dat je helemaal niet vroeg.” Het blijkt geen onlogisch zijpad. “Ik dacht na over wat ik nou eigenlijk wil overbrengen als schrijver. Een wereldbeeld, denk ik. Maar is dat gelukt, dan? Nee, en dat kan ook niet, want schrijven is onderzoeken. Dat twijfelen herken ik van mijn lessen, ook daar zoek ik steeds naar de beste manier om iets over te brengen.”
“Ik weet best dat ik goed ben in mijn vak en dat ik er met de jaren steeds beter in ben geworden. Toch houdt die twijfel nooit op. Het zou voor mijn gemoedsrust schelen als ik niet elke dag dacht aan wat ik anders had moeten doen. Die onzekerheid is ontzettend vermoeiend.”
Komt die twijfel wellicht voort uit dezelfde kwaliteit die hij toeschrijft aan de jonge leraar die huilend het lokaal uitloopt? Biedt het zo’n docent troost als hij weet dat zelfs de meest ervaren rotten chronisch aan twijfel lijden? En dat die twijfel, hoewel vervelend, geen zwakte is, maar een kracht? Van der Werf: “Ja, misschien. Ik hoop het. Het is zo’n prachtig vak. Als mijn openheid ze een hart onder de riem kan steken, zou dat mooi zijn.”

Gerwin van der Werf, De droomfabriek, Atlas Contact, € 21,99

Dit bericht delen:

© 2023 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.