• blad nr 3
  • 1-3-2023
  • auteur M. Lange 
  • Redactioneel

 

Scholen improviseren met onderwijs aan nieuwkomers

Nieuwkomersscholen in de grote steden zitten vol. Kinderen van asielzoekers, vluchtelingen of expats komen terecht op lange wachtlijsten. Veel scholen moeten improviseren om kinderen een plek te geven.

Janneke Wormhoudt is directeur van de Bataviaschool in Amsterdam en heeft nauwelijks een moment van rust. Het zijn hectische tijden voor scholen met nieuwkomers, zoals de Bataviaschool. Daar gaat de telefoon weer. Vanochtend was er al een belletje van een moeder die vertelde dat haar gezin teruggaat naar Portugal samen met haar twee kinderen. Dat betekent een afscheid, maar het is goed nieuws voor kinderen op de wachtlijst voor een nieuwkomersschool. Meteen spit Wormhoudt de lijst door, lettend op leeftijd en land van herkomst, zodat straks niet één nationaliteit overheerst. Daar hebben de kinderen namelijk niets aan, legt Wormhoudt uit, dan blijven ze samen hun eigen taal spreken. Nieuwkomersscholen zijn juist bedoeld voor het snel leren van Nederlands, waarna kinderen kunnen doorstromen naar het reguliere onderwijs.
Nu komt het belletje van een leerkracht van een Amsterdamse basisschool. Of de Bataviaschool in april plek heeft voor twee Amerikaanse kinderen. De basisschoolleraar en Janneke Wormhoudt weten allebei donders goed dat de lange wachtlijst dan nog niet is opgelost. ”Meld ze in ieder geval aan”, adviseert ze. “Dan zijn ze in beeld.”

Oorlog
De Bataviaschool in Amsterdam-Oost is speciaal opgericht voor nieuwkomers. Dat is een verschil met reguliere basisscholen in de grote steden die tegenwoordig vaak ook één of twee klassen met nieuwkomers hebben. Toen de oorlog in Oekraïne begon, stonden vrijwel alle scholen paraat om snel Oekraïense leerlingen op te nemen. De Bataviaschool is sinds afgelopen maart gegroeid van acht naar tien klassen. “Er is zoveel aan de hand in de wereld”, zegt Wormhoudt. “Kinderen komen overal vandaan en dat zal nog wel een tijdje doorgaan. We moeten het beste ervan zien te maken. Vooral voor de kinderen.”
In de lokalen op de Bataviaschool is het intussen kalm. Zoals gebruikelijk is iedereen hier op ‘zen’. Groepjes zijn geconcentreerd aan het werk. Gezien de ruis en de ophef over wachtlijsten en zorgen over de schooltoekomst van veel buitenlandse kinderen, is dit bijna wonderbaarlijk. “Dit is de kracht van een goede leraar”, zegt Wormhoudt. “En zie daar tegenwoordig nog maar eens meer van te vinden.”

Papieren
Op basisschool De Kleine Kapitein in Amsterdam-West loopt Nataliya Kachur haar lokaal uit met een klapper onder de arm voor een afspraak met enkele Oekraïense moeders. Ze zal uitleggen welke papieren nodig zijn om hun kinderen op De Kleine Kapitein in te schrijven. Kachur is leerkracht en pedagoog en geeft les aan één van de twee Oekraïense klassen, de zogenoemde tijdelijke onderwijsvoorziening op De Kleine Kapitein. Ze kwam vier jaar geleden met haar dochtertje naar Nederland. De situatie was toen nog heel anders, herinnert ze zich. Er was nog voldoende plek op de nieuwkomersscholen en binnen zes weken kon haar dochter naar een klas waar ze razendsnel Nederlands leerde. “Oekraïners zouden nu de plekken in de nieuwkomersklassen vrij moeten laten voor andere kinderen, en doen dat vaak ook, want wij hebben het voorrecht om naar de tijdelijke onderwijsvoorziening te gaan.” Na bijna een jaar kan ze goed overzien dat de tijdelijke onderwijsvoorziening niet slechter is dan een nieuwkomersklas. Wel anders. Het is minder stressvol voor veel ouders, zegt ze. Op de tijdelijke voorziening kunnen ouders hun eigen taal spreken. Een ander voordeel, aldus Kachur, is dat de leerlingen van de Oekraïense groepen niet zoals op een nieuwkomersschool volle bak Nederlands hoeven te leren. Daardoor hebben ze ruimte in hun hoofd voor het Oekraïense online-lesprogramma. “De meeste Oekraïners willen terug naar Oekraïne zodra dat kan.” ‘s Avonds volgen kinderen achter hun computer het Oekraïense schoolprogramma om hun kwalificaties te halen voor het volgend schooljaar.
Kachur noemt de weg via de tijdelijke voorziening een langzame landing of ‘slow integration’. In haar klas is er bijvoorbeeld ook tijd om aandacht te geven aan de gebeurtenissen in het thuisland. Een leerling heeft net haar vader in de oorlog verloren. “Ik studeer hard om de kinderen ook op psychologisch vlak iets te leren over omgaan met rouw en verlies.”
Voor terugkeerders werkt de formule van de tussenscholen dus goed, denkt Kachur. De keerzijde ziet ze ook. “Als je dit invoert voor kinderen van andere nieuwkomers of vluchtelingen, zullen ze langzamer integreren. Het zal langer duren voordat kinderen meekunnen op een reguliere basisschool.”

Kwartiermaker
Bij De Haagse scholen zijn ze intussen noodgedwongen gecharmeerd geraakt van het idee om ook tijdelijke voorzieningen in te richten voor migranten- en vluchtelingenkinderen uit andere landen dan Oekraïne. Ze noemen die landingsplekken. Sinds januari heeft de Jan Ligthartschool in Den Haag een nieuwkomersklas, twee tijdelijke onderwijsvoorzieningen en drie landingsplekken.
Rebecka Buter is kwartiermaker voor nieuwkomers bij de Haagse scholen en ze is vandaag op werkbezoek op de Jan Ligthartschool. “We moesten iets verzinnen”, zegt ze. “Voor de zomer zagen we de lange wachtlijsten al ontstaan. Er zijn in Den Haag, net als in andere grote steden, geen docenten beschikbaar. Toen ontstond het idee van de landingsplekkken.”
“We moesten iets doen”, zegt ook Marjolein Evers, locatieleider van de Jan Ligthartschool. Ze zag dat sommige kinderen al zes maanden thuis zaten, sommigen zelfs een jaar. In een hotel waar asielzoekers verblijven, konden ze alleen maar een beetje spelen in de lobby. “Dat is schrijnend”, zegt Evers.

Vakleerkrachten
In opdracht van De Haagse scholen zijn ze samen gaan optrekken. Maar intussen is de wet- en regelgeving veranderd. “Toen wij in Den Haag de klassen opstartten voor Oekraïense leerlingen, meteen na het uitbreken van de oorlog, was er nog geen wetgeving”, zegt Evers. Voor de tijdelijke onderwijsvoorziening voor Oekraïense kinderen werd gaandeweg het afgelopen schooljaar een uitzonderingsregeling gemaakt, namelijk dat ook bevoegde Oekraïense docenten les mochten geven. Voor alle andere vormen van onderwijs is een bevoegde pabo-docent verplicht.
Op de landingsplekken wordt gewerkt met vakleerkrachten en onderwijsondersteuners, zegt Evers. Het voordeel is dat die er nog wel voldoende zijn. Een dag op een landingsplek ziet er dan ongeveer als volgt uit: ‘s Ochtends om half negen komen de kinderen binnen. De leraarondersteuner vraagt bijvoorbeeld “Hoe ben je wakker geworden?” Alles gaat in het Nederlands, er is ondersteunend beeldmateriaal beschikbaar. Om negen uur is er sport van een vakleerkracht, daarna volgen lessen in klankleer, Nederlandse taal, dans en sociaal-emotionele vaardigheden. Elke keer door een vakleerkracht of de vaste leerkrachtondersteuner. Om half drie is de school uit.

Invulling
Evers hoopt zeer dat de wetgeving de landingsplekken niet in de weg zal gaan zitten. “Ik snap dat we bepaalde kwaliteitsstandaarden in het onderwijs willen behouden, maar in dit geval is het kiezen tussen niks, dus geen onderwijs en dan blijft het kind thuis, of het kind gaat naar school waar op een iets andere manier invulling wordt gegeven aan onderwijs.” Ze somt de voordelen op van een landingsplek: “Sommige kinderen zijn nog nooit naar school geweest en leren hier in een groep zitten, vinger opsteken, vragen stellen. Als je tien bent en nog nooit naar school bent geweest, duurt het even voordat je je weg weet in een groep.”
Buter meent ook dat een landingsplek een goede start is waarna kinderen kunnen doorstromen naar nieuwkomersklassen. “Een landingsplek kan een aanvulling worden op het schoolsysteem. De tijd in een reguliere nieuwkomersklas kan misschien verkort worden.” Kinderen moeten zich eerst veilig voelen en komen dan pas tot leren, weet Buter. “Je kunt per kind kijken hoe lang het op een landingsplek blijft, voordat het naar een nieuwkomersklas gaat.”
Ook de Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden heeft intussen drie landingsplekken geopend. Buter schat in dat er nog vijftien scholen met elk een paar landingsplekken nodig zijn om de wachtlijsten op te lossen. In Den Haag staan momenteel 190 kinderen op de wachtlijst en wekelijks komen er 25 tot 30 nieuwe kinderen bij.
Lowan, de organisatie voor onderwijs aan nieuwkomers, schreef in november een brandbrief met de po-raad, waarin ze de Tweede Kamer vraagt flexibel te kijken naar improvisaties op scholen om kinderen les te geven. “Alle kinderen hebben recht op het beste onderwijs”, zegt Karlijn de Jonge, adviseur van Lowan en voorheen directeur van een nieuwkomersschool. “Op de nieuwkomersscholen is de beste kennis en specialisatie aanwezig, maar vanwege het lerarentekort moet er op veel plekken geïmproviseerd worden.” Lowan vraagt de overheid de scholen niet op de vingers te tikken, maar tegemoet te komen.
Nog even terug naar de Jan Lighthartschool. Hoe kwamen de kinderen die een jaar geen onderwijs hadden gehad binnen op de landingsplek? “Het is na zo’n lange tijd heel spannend”, zegt Marjolein Evers. “Sommige kinderen hebben lang met soms alleen hun moeder op een kleine kamer gezeten. Fysiek naar school kunnen gaan, is zo belangrijk.” Nataliya Kachur van De Kleine Kapitein ziet hetzelfde: “Ik ben zo blij als kinderen uit mijn klas op het schoolplein spelen met kinderen uit de reguliere klassen.”

Dit bericht delen:

© 2023 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.