• blad nr 2
  • 1-2-2023
  • auteur M. Lange 
  • Redactioneel

 

Zijn wie je bent is een kinderrecht

Kinderrechten moeten ook in Nederland bewaakt worden. Neem het recht op onderwijs of het recht om jezelf uit te spreken. Unicef geeft er gastlessen over. Ook bij het Wilmahuis voor thuiszitters. “Kun jij zijn wie je bent?”

Even voor half tien belt Jan Marijnissen, gestoken in een blauwe winterjas met het logo van Unicef op de borst, aan bij het Wilmahuis in Zoetermeer. Marijnissen is een boomlange man met een vriendelijk gezicht. Onder zijn arm houdt hij zijn tas geklemd. Vier dagen per week werkt hij als leraar op een school in het speciaal onderwijs in Leidschendam. Zijn vrije dag besteedt hij aan het geven van voorlichtingslessen. Hij heeft blauw bloed, zegt hij, Unicef-bloed stroomt door zijn aderen.
Vandaag gaat hij leerlingen van het Wilmahuis vertellen over het werk van Unicef en de rechten van kinderen wereldwijd. Dus ook die van kinderen in Zoetermeer. Marijnissen legt alvast uit wat er zo belangrijk is aan de voorlichtingslessen: “Kinderen over de hele wereld hebben rechten. In oorlogsgebieden leven kinderen in onveilige situaties, maar kinderen hebben recht op een veilige omgeving en toegang tot voedsel en medische hulp. Daar probeert Unicef aan bij te dragen.” Ook in Nederland hebben kinderen rechten, gaat hij verder. Zoals het recht om jezelf uit te spreken en het recht om te zijn wie je bent. “Of neem kinderen in Nederlandse asielcentra”, zegt Marijnissen, “zij hebben recht op onderwijs”. Op middelbare scholen praat Unicef met leerlingen over stress. “Ze hebben recht op welbevinden. Al deze rechten vallen onder de kinderrechten.”

Gelijkheid
De leerlingen, twaalf in totaal, zitten al te wachten in een ruime kring. Tussen de leerlingen zitten hun juffen, vier stuks maar liefst. Het Wilmahuis is een bijzondere school binnen het speciale onderwijs. Leerlingen die (tijdelijk) op geen andere school terechtkunnen, krijgen hier vijf dagen per week les en begeleiding. Het heet ook wel ‘dagbehandeling thuiszitters’. De school lijkt, zoals de naam doet vermoeden, meer op een huis dan op een reguliere school. Er is een voordeur waar je aan moet bellen. Binnen is een keuken, een huiswerkkamer en een chill-kamer. In het klaslokaal heeft elke leerling een eigen tafel met daarnaast een schotje. Aan de andere kant van het schotje zit de volgende leerling. De meeste leerlingen zijn gebaat bij zo’n eigen hoekje tijdens de les: niet te veel afleiding, niet te veel prikkels.
De vier juffen letten goed op de reacties van de leerlingen. Zodra ze vermoeden dat een leerling de concentratie verliest of extra uitleg nodig heeft, schuiven ze op naar die leerling, om ze even bij de hand nemen, soms zelfs letterlijk. Een leuk druk meisje met donkere vlechten houdt het drie minuten vol in het klaslokaal. “Mag ik weer weg”, vraagt ze. Er is te veel onrust in haar jonge tienerlijf. “Goed dat je het hebt geprobeerd”, krijgt ze als compliment mee.
Een prachtig wonder is het dat de rest van de klas amper moeite heeft om een dik uur lang op te gaan in de gastles. Muisstil is het in het lokaal als Marijnissen een filmpje opstart over het werk van Unicef met een aangrijpend muziekje eronder. Alle ogen zijn gericht op het scherm. Als het is afgelopen, vraagt Marijnissen: “Wat zagen jullie in het filmpje?” De antwoorden liegen er niet om. “Dat veel kinderen geen eten hebben”, “dat Unicef het water schoonmaakt” en ook: “dat al die kinderen superdun zijn.”
“Waarom zien we alleen zwarte kinderen?”, vraagt een slim ventje. Hij is met zijn familie gevlucht uit Syrië. Zijn Nederlands is niet vlekkeloos, maar met zijn nieuwsgierigheid compenseert hij zijn taalachterstand. Na uitleg van Marijnissen zegt hij: “Ik snap nog steeds niet waarom ze allemaal zwart zijn.” Daarmee legt hij de vinger op de zere plek, vindt Marijnissen. Waarom zijn zoveel zwarte mensen arm? Marijnissen: “Ik hoop dat in de aankomende honderd jaar die achterstand verdwijnt en dat er meer gelijkheid komt in de wereld wat betreft toegang tot voedsel en veiligheid.” De jongen knikt.
Als Marijnissen even later een nieuw filmpje start, dit keer met beelden van de Syrische stad Aleppo zit dezelfde jongen op de punt van zijn stoel. Hij wacht tot hij zijn beurt krijgt en dan roept hij: “Dat is mijn land. Daar was oorlog. Twee broers van mijn vader zijn doodgegaan.”

Geraakt
Nu mogen leerlingen fiches leggen op een speelbord en zo aangeven welke rechten zij belangrijk vinden voor kinderen op de wereld. “Recht op familie”, zegt een beweeglijk jongetje met blonde haren. “Want zonder familie kun je als kind niet groot worden.”
“Recht op voedsel”, noemt zijn grotere buurjongen, “want zonder eten ga je dood en ik houd van lekker eten.” Even lacht de klas, maar dan zijn ze weer serieus. “Recht op je mening geven”, zegt een ander jongetje, blonde haren, zacht gezicht. Marijnissen vraagt: “Geef jij ook graag je mening.” De jongen knikt: “Ik geef graag mijn mening en ik word graag gehoord.”
Marijnissen: “Vinden jullie dat er genoeg wordt geluisterd naar jullie? Heb je het gevoel dat je hier op school voldoende je mening mag geven?” De klas knikt. “En zou je hetzelfde antwoord geven als de juffen er niet bij zouden zijn?” Ja, knikt de klas overtuigend.
“Wordt er hier naar jongens en meisjes geluisterd? Mag iedereen hier zijn hoe ie is?” De vinger van het Syrische jongetje gaat weer omhoog: “In mijn land mogen jongens sporten, maar meisjes niet altijd.”
Tevreden sluit Marijnissen na een uur de les af. De kinderen draaien hun stoelen om en zijn klaar voor een pauze. Marijnissen evalueert in de huiskamer. “Zodra ik de filmpjes opstart, zijn kinderen gelijk geraakt.” Hij heeft het openingsfilmpje aan al zo’n duizend leerlingen laten zien. “Ze zien andere kinderen in een andere moeilijk situatie en dat raakt ze. Soms moeten ze spontaan huilen.” Daarom legt hij ook altijd uit dat de kinderen in de filmpjes door Unicef geholpen worden. Dat is iets waar bijna alle leerlingen zorgen over hebben.
Hij heeft genoten van de groep leerlingen in het Wilmahuis. “We moeten er ook oog voor hebben dat sommige kinderen op een andere manier hun mening geven. In deze klas zat een jongetje dat zich verbaal niet goed kon uitdrukken, dus die laat ik iets aanwijzen. Dat was in de roos, daardoor kon hij meedoen en hoorde hij erbij.”

Ook een gastles van Unicef aanvragen? Ga naar unicef.nl/jeugd/leerkrachten/gastles

Dit bericht delen:

© 2023 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.