• blad nr 4
  • 1-4-2022
  • auteur G. Cazemier 
  • Opinie

 

Digitale technologie bedreigt kansengelijkheid

Zonder toegang tot de juiste technologie en structurele aandacht voor digitale geletterdheid in het onderwijs, zal de bestaande ongelijkheid worden versterkt. Dat betogen Gerton Cazemier en Machteld de Jong.

De emancipatiemotor die het onderwijs beoogt te zijn, hapert in Nederland al enige tijd. Tal van onderzoeken bevestigen dat de kansenongelijkheid tussen jongeren toeneemt. Hun talenten blijven steeds vaker onbenut. Dat is onwenselijk voor henzelf, maar ook voor de samenleving als geheel. De coronacrisis heeft dit proces in alle lagen van het onderwijs versterkt.
Tijdens de lockdowns zagen we regelmatig dat het ouders die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, was ontgaan dat de scholen gesloten waren en dat hun kinderen uitsluitend online les kregen. Ook kon een meerderheid van deze ouders hun kinderen niet helpen met online onderwijs en had een aanzienlijke groep jongeren niet de beschikking over de juiste technologie. Ten slotte bleken ook niet alle docenten online even goed onderlegd. Al deze factoren droegen bij aan de kansenongelijkheid.
Wij stellen dat, zonder aandacht voor toegang tot technologie en ontwikkeling van digitale geletterdheid van ouders en docenten, de bestaande kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijs zal worden versterkt; niet alleen tijdens de huidige Covid19-periode, maar ook daarna.

Kansengelijkheid
Het Nederlandse onderwijs scoort internationaal goed op het stimuleren van kansengelijkheid. Een recent rapport van de Sociaal Economische Raad (SER) bevestigt dat (‘Gelijke kansen in het onderwijs’, juni 2021). Daar moeten we trots op zijn. Maar in hetzelfde rapport uit de SER bezorgdheid over de toegenomen ongelijkheid in het onderwijs. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling stelt eveneens dat kansenongelijkheid voor Nederland een belangrijk aandachtspunt moet zijn; een waarschuwing die de Onderwijsinspectie ook al een aantal jaren afgeeft in het jaarlijkse rapport ‘De Staat van het Onderwijs’.
In de praktijk, en uit wetenschappelijk onderzoek van onszelf en van gedragswetenschapper Thijs Bol (Universiteit van Amsterdam), blijkt dat de overgang naar afstandsonderwijs tijdens de lockdowns de bestaande ongelijkheid in het onderwijs heeft vergroot. Jongeren met een lage sociaaleconomische achtergrond, wier ouders niet konden helpen met het schoolwerk waren sterk in het nadeel ten opzichte van leerlingen wier ouders ondersteuning gaven met huiswerk, die een rustige studieplek hadden en überhaupt in het bezit waren van devices om online lessen te volgen.
De SER adviseert digitale middelen te benutten om jongeren persoonsgericht onderwijs te bieden, extra en dus niet ter vervanging van bestaand onderwijs. Gerichte inzet van digitale middelen kan positieve effecten hebben op welzijn en prestaties en biedt kansen om de verschillen tussen jongeren te verkleinen. Dat begint bij goede toegang. Zolang niet iedere jongere de beschikking heeft over adequate devices, hun werking snapt en goede wifi heeft, zal de inzet van ICT zorgen voor kansenongelijkheid in plaats van kansengelijkheid.
Met goede toegang alleen zijn we er nog niet. Het kan zelfs een averechts effect hebben en kansenongelijkheid versterken. Ook als jongeren uit gezinnen met een lage sociaaleconomische achtergrond toegang hebben tot devices en internet zegt dat niet dat het ze lukt er goed gebruik van te maken. Een studie die in 2020 verscheen in het wetenschappelijk tijdschrift Information and Learning Sciences maakt daarom onderscheid tussen de digital divide (het verschil in toegang tot technologie) en de digital use divide (het verschil in gebruik van technologie). Beide hebben invloed op hoe goed een leerling kan deelnemen aan de samenleving.
De coronatijd heeft nogmaals laten zien hoe belangrijk het is dat leraren didactisch ICT-bekwaam zijn en weten hoe zij met behulp van technologie jongeren actief kunnen betrekken en begeleiden. Kwetsbare jongeren zijn veel afhankelijker van hun leraren dan jongeren uit stabielere omgevingen. Dat geldt ook voor het leren omgaan met ICT-toepassingen, zagen we opnieuw tijdens deze Covid19-periode. Wij juichen het daarom toe dat digitale geletterdheid een steeds groter aandeel krijgt in het curriculum.

Begeleiding
Waar digitalisering in het onderwijs allerlei kansen biedt om de verschillen tussen jongeren van verschillende achtergronden te verkleinen, bleek dat tijdens de coronacrisis allesbehalve vanzelfsprekend. Het is belangrijk om alle jongeren goede toegang te geven tot de digitale wereld, maar dat kan niet zonder goede begeleiding van docenten en ouders. De resultaten van de monitor Digitale geletterdheid in het PO van 2021 laten zien dat 58 procent van de leerkrachten in het primair onderwijs nog geen gebruik maakt van een leerlijn of leerdoelen als het gaat om het digitaal geletterd maken van hun leerlingen. Dat is nog te veel ad hoc. Zonder systematische aandacht voor de ontwikkeling van Digitale geletterdheid zal de bestaande ongelijkheid worden versterkt.


Machteld de Jong is lector Diversiteitsvraagstukken aan de Hogeschool Inholland. Gerton Cazemier is lerarenopleider Digitale Geletterdheid aan de pabo van Hogeschool Inholland in Den Haag

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.