- blad nr 4
- 1-4-2022
- auteur J. Poortvliet
- Redactioneel
Als straat en school botsen is leren lastig
Ilias El Hadioui bedacht een cultuurveranderingsprogramma voor middelbare scholen: de transformatieve school. Eke leerling kan groei doormaken in het onderwijs, is zijn stelling, ongeacht bagage, houding in de les of waar zij opgroeit. Het Onderwijsblad belicht zijn aanpak vanuit vier perspectieven: een directeur, het team, een coach en een docent. In zijn eerste boek introduceerde Ilias El Hadioui, onderwijssocioloog en lid van de Onderwijsraad, de begrippen switchen en klimmen. Hij stelt dat vooral in superdiverse steden leerlingen vaak switchen tussen hun thuiscultuur, de straatcultuur en hun school. Die drie omgevingen vragen ander gedrag. Als het transformeren naar de schoolcultuur niet soepel gaat, of als de schoolcultuur niet stevig genoeg staat, kan de leerling gaan muiten, lage verwachtingen krijgen van zichzelf of gedemotiveerd raken. Net als de docent trouwens. Geklommen wordt er dan amper. Om dit op te lossen, zet El Hadioui al een paar jaar vol in op het vakmanschap en de betrokkenheid van de docent. Het idee van zijn programma, de transformatieve school, is dat leraren gaan herkennen wanneer een leerling tijdens de les switcht naar thuis- of straatcodes en gedrag vertoont dat niet op school thuishoort. Tipping points noemt het programma die momenten. Vervolgens moeten leraren vooral van elkaar leren wat ze kunnen doen om de leerling, of de groep, weer naar de schoollader te krijgen. En aan het klimmen. Hiervoor is geen ‘hemelbestormende revolutie’ nodig met een nieuw soort onderwijs, aldus El Hadioui. Wel een nieuwe taal. Samen met andere wetenschappers tuigde hij een raamwerk op van theorieën uit de sociologie, psychologie en onderwijskunde. Begrippen als sociale pijn, het mattheus-effect en self efficacy sijpelen via trainingen en coaching sessies de school binnen. Die termen en metaforen zijn een must, aldus El Hadioui. “Veel professionals zitten vast in de oude taal van overlastgevend gedrag, gedemotiveerde leerlingen, enzovoorts. Of ze zeggen: we hebben hier een klaagcultuur of juist een familiecultuur.” Het basisprogramma van de Transformatieve School duurt grofweg een jaar en wordt deels bekostigd vanuit de Gelijke Kansen Alliantie waarin het ministerie van Onderwijs met tal van partners de kansengelijkheid in het onderwijs bevordert. Inmiddels hebben zo’n honderd scholen en vierduizend docenten aan het programma meegedaan, of ze starten dit jaar. De Vrije Universiteit in Amsterdam gaat aan de bak met de enorme hoeveelheid data die het programma op scholen verzamelt. Denk aan de geanonimiseerde verslagen van duizenden lesbezoeken en data-analyses van tientallen teams. DE DIRECTEUR: Motivatie is een probleem Maria van Welie is directeur van vmbo-school Goudse Waarden die net voor de zomer van 2021 startte met de Transformatieve school. “Gouda is geen Rotterdam of Amsterdam, maar ook bij ons op school zitten gemiddeld veel leerlingen met ‘grotestadsproblematiek’. Motivatie is een probleem. We verwachten dat leerlingen hard werken, maar hebben we ook echt hoge verwachtingen van ze? Het gaat erom je eigen denkkader eerlijk door te prikken. Veel leerlingen hebben niet zulke hoge verwachtingen van zichzelf.” Van Welie vindt de theorie van El Hadioui ‘heel prikkelend’. “Hoe kijk je naar je leerlingen? Het geloof in eigen kunnen, ook van de docenten.” Wat ook meespeelt: op de Goudse Waarden werken vooral witte docenten. “Ik denk niet dat wij een docent in huis hebben met een Turkse of Marokkaanse achtergrond bijvoorbeeld. Terwijl onze leerlingpopulatie wel heel divers is.” HET TEAM: Hoe krijg ik leerlingen in de actiestand Tegen drie uur ’s middags druppelen zo’n twintig docenten de lampverlichte aula van De Goudse Waarden in. Als een groep nukkige pubers kiezen de meesten een plekje zo ver mogelijk bij de trainer vandaan. “Ik weet het”, zegt trainer Abdel Bensiamar van de Transformatieve school, “Het is het einde van de werkdag. Niet het ideale moment voor een energieke training.” Op de vraag wie het boek Switchen en Klimmen heeft gelezen, het huiswerk voor de zomerperiode, steekt nog geen derde zijn hand op. ‘Theoretisch’ en ‘ingewikkeld’ klinkt het commentaar. “Waar gaat switchen en klimmen ook alweer over?” vraagt Abdel. Eén docent steekt z’n hand op. “Over straatcultuur, schoolcultuur en thuiscultuur.” Inderdaad, vervolgt Bensiamar. “Een leerling kan een leider zijn in de straatcultuur, maar niet kunnen omgaan met de codes op school. Of een leerling kan op school best goed presteren, maar thuis totaal geen rugdekking krijgen van de ouders.” Wanneer de eerste docent de pijnpunten uit zijn lespraktijk durft te delen, breekt de training open. “Vandaag probeerde ik m’n leerlingen de piramide van Maslov bij te brengen. Ze vinden het zó moeilijk. Vooral in de kaderklas (het laagste vmbo-niveau. red.) leeft bij de leerlingen sterk het idee: we leren het toch nooit. Wat moet ik dan doen om hen in de actiestand te krijgen? Dat is zo frustrerend.” Collega’s vallen hem bij. “Ze willen wel leren, maar ze willen niet hun best doen. Ze zijn moe, of ze hebben geen zin.” Een ander herkent de lage motivatie, vooral bij de algemene vakken en op de lagere vmbo-niveaus. “Soms vraag ik me af: waarom moet ik zo nodig mijn vak erdoor heen duwen, als iemand helemaal niet wil? Vroeger had je de lts, of de huishoudschool. Dan leerden sommige kinderen op hun 13e of 14e gewoon een vak, en klaar.” Bensiamar oppert dat deze leerlingen wellicht al vaak zijn afgekraakt, naar beneden gehaald. “Het is dan belangrijk om op school zo min mogelijk sociale pijn te veroorzaken en vooral de succesmomenten te benoemen.” DE COACH: ‘De klasdeuren open’ Op de derde verdieping van vmbo-school de Goudse Waarden wordt docent Thom Jansen meteen concreet over het doel van zijn les Engels: “Ik ga jullie dit uur wat strategische dingetjes vertellen die je gaan helpen bij het aanpakken van een PTA-tekst.” Jansen - vijftiger, baardje, spijkerboek met slangenleren riem - beent energiek tussen de leerlingen door. Regelmatig spreekt hij zacht een leerling aan zonder de rest van de groep te betrekken. “Doe jij even je kauwgom uit.” “Waar is je tas?” Transformatieve school-coach Iris van Suijlekom zit achterin het lokaal razendsnel mee te tikken op haar laptop. Zo’n beetje elke interactie, elk tipping point, tussen Jansen en zijn leerlingen legt ze vast. In totaal observeert ze op De Goudse Waarden zestig lessen van dertig docenten. Vervolgens maakt ze profielen van de docenten. De een is bijvoorbeeld didactisch heel sterk, de ander weet juist goed verbinding te maken met de leerlingen. Aan de hand van die profielen maakt ze ‘interessante koppels’ die bij elkaar gaan kijken. Ook die lessen worden onder begeleiding nabesproken. Als het team het wil, wordt een les gefilmd en besproken met het hele team. Behoorlijk veel transparantie voor een beroepsgroep die doorgaans ongezien zijn werk doet. Maar Jansen staat al 25 jaar voor de klas en is begeleider en opleider geweest. Hij is helemaal voor ‘de klasdeuren open’. Tijdens de nabespreking complimenteert Van Suijlekom hem met wat ze spelgevoel noemt. Wanneer tijdens een forse regenbui een regenboog opdoemt achter het schoolgebouw, is Jansen degene die zijn leerlingen erop wijst en voorstelt om allemaal even naar het raam te gaan kijken. Vervolgens vraagt hij: “Wat is het Engelse woord ook alweer voor regenboog?” Meerdere leerlinge roepen het antwoord. “Rainbow inderdaad,” zegt Jansen, om vervolgens de les verder op te pakken. Volgens Van Suijlekom stimuleert Jansen zijn leerlingen continu om op de schoollader te blijven. Door opmerkingen zoals: wat ben jij snel, toppie! Ben je er nog bij? En: je ligt toch nog niet te slapen? Ze vervolgt: “Als die schoolladder een fijne plek is om te zijn, zullen leerlingen ook minder snel elders erkenning en waardering zoeken.”