• blad nr 2
  • 1-2-2022
  • auteur W. Borghuis 
  • Opinie

 

Plan voor flexibelere lerarenopleidingen is zorgwekkend

Docenten zijn te weinig betrokken bij de plannen voor een nieuwe wet, gericht op de flexibilisering van lerarenopleidingen. Gepersonaliseerde leerroutes bieden zij-instromers kansen, maar dat mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van onze opleidingen, schrijven Wim Borghuis, Henk La Roi en Coba van der Veer.
De pilot die vorig jaar is gehouden ter voorbereiding op het wetsvoorstel Leeruitkomsten was gericht op deeltijdstudenten. Het is waardevol om te onderzoeken op welke manier het onderwijs beter kan aansluiten op de onderwijsbehoefte van deze doelgroep, de veranderende arbeidsmarkt en ‘een leven lang leren’. Juist voor zij-instromers geeft dit kansen, zeker als ze een achtergrond hebben qua studie en beroep die deels overeenkomt met het toekomstige leraarschap. Denk aan een orthopedagoog die graag als leerkracht voor de klas wil. Wellicht kan deze vorm van maatwerk in opleidingen iets positiefs opleveren voor het lerarentekort, al verwachten wij er geen wonderen van.
We begrijpen ook de behoefte aan flexibilisering vanuit de optiek van de student. Maar de onderwijsbehoefte van de student qua tijd, beschikbaarheid, en het aansluiten op eerdere werkervaring, valt niet altijd samen met de organisatie van onze opleidingen.

Inhoud
Flexibiliseren kan door te kijken naar de lengte en de vorm van de onderwijstrajecten, maar minder waar het de inhoud betreft. Veel ligt vast in de landelijke Kennisbasis van didactische en vakinhoudelijke kennis en vaardigheden die een leraar in huis moet hebben.
Als opleidingen moeten we aan kwaliteitseisen voldoen. In het accreditatietraject van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie wordt ‘samenhang in het programma’ erg gewaardeerd. Hoe kunnen we deze samenhang waarborgen als studenten hun eigen studieplan inrichten? Flexibilisering mag niet prevaleren boven de kwaliteit van de opleiding. Dat is niet in het belang van de lerarenopleidingen en niet in het belang van de kwaliteit van onze toekomstige leraren.
Voor de voltijdstudenten die instromen via het mbo of de havo is het een onmogelijke opgave om een eigen studieplan te bepalen in overleg met de docent. Starters weten lang niet altijd wat de studie inhoudt en welke kennis, inzicht en vaardigheden nodig zijn voor het beroep. Pas in de loop van de studie zijn ze in staat om tot goede leervragen te komen, op grond van de stage bijvoorbeeld.
Leerwerkplek
Een voorwaarde van de beoogde flexibilisering is dat studenten leerwegonafhankelijk de vastgestelde leeruitkomsten behalen. Studenten moeten dus toetsen kunnen maken, zonder dat zij een specifieke vorm van onderwijs genoten hebben. Voor pedagogische vaardigheden is dit misschien mogelijk. Op de leerwerkplek is wellicht vast te stellen wat studenten op dit gebied in huis hebben.
Voor de inhoud van specifieke vakken wordt dit een stuk moeilijker. Want hoe toon je aan dat je het onderwerp de Holocaust helemaal beheerst zonder een integraal historisch besef over de betekenis hierin van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog?

Drieslag
Deze manier van flexibiliseren vraagt veel van de opleidingen: ontwikkeling en organisatie, noodzakelijke professionalisering van de docententeams en de uitvoering zelf. Voor deze drieslag is geen ruimte qua financiën en bemensing. Vanuit het ministerie van Onderwijs komt er geen extra geld om deze onderwijsvernieuwing te bekostigen.
De werkdruk in het hbo is al verontrustend hoog. We hebben hier zorg over. Want hoe maak je de begeleiding van studenten met een individueel studieplan zichtbaar in het taakbeleid van de opleidingen? En in de roostering? Een variabel curriculum is veel arbeidsintensiever dan de gefaciliteerde route die ook aangeboden moet worden. Met dit wetsvoorstel komt de professionaliteit van de lerarenopleider verder onder druk te staan. En wie overziet nog het hele leertraject van de student?

Schijninnovatie
Daarnaast heeft dit plan veel gevolgen voor de gebruikte systemen op de instelling, systemen die op dit moment niet zijn ingericht op deze manier van werken. Hoe kies je passende toetsvormen? Hoe registreer je behaalde leeruitkomsten? En hoe betrouwbaar en valide is de toetsing als de wegen naar de leeruitkomsten zo verschillend kunnen zijn?
Is dit de zoveelste dure schijninnovatie voor het onderwijs? Onze vraag is hoe en in welke mate het werken met leeruitkomsten bijdraagt aan de kwaliteit van onderwijs. Wellicht kunnen we beter werken aan een geactualiseerd, gedifferentieerd en uitvoerbaar vrijstellingenbeleid zodat het onderwijs voor deeltijders en zij-instromers aantrekkelijker wordt. Voltijdstudenten kunnen we daarnaast de benodigde flexibiliteit bieden waar dit gewenst en mogelijk is.


Wim Borghuis is lerarenopleider aan de Hogeschool Utrecht en AOb-consulent
Henk la Roi is lerarenopleider aan de Christelijke Hogeschool Windesheim
Coba van der Veer is AOb-sectorbestuurder en pabo-docent aan de Christelijke Hogeschool Ede

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.