- blad nr 2
- 1-2-2022
- auteur L.. van Sadelhoff
- Redactioneel
Leraar met beperking brengt klas iets extra’s
‘Ik ben hun studieobject’
Gera Vonk-Huisjes is doof. Ze geeft les in de Nederlandse gebarentaal op de Hogeschool Utrecht en Nederlands met Gebaren op de Hogeschool Rotterdam. “Ik wil mijn moedertaal doorgeven.”
“Door alleen al voor de klas te stáán laat ik mijn studenten zien hoe belangrijk gebarentaal is. Zonder die taal zou ik niet kunnen communiceren. En ik laat ze zien: ook dove mensen kunnen lesgeven.
Bij mij was een hersenvliesontsteking de boosdoener. Ik was anderhalf jaar oud, belandde in het ziekenhuis, overleefde, maar toen ik beter was, reageerde ik nergens meer op. Niet op geluidjes, niet op de stem van mijn ouders. De beroepskeuze voor dove mensen was in mijn tijd beperkt. Je werd al snel richting de handmatige beroepen gestuurd: word maar naaister, kleermaker. Ik vond een baan in de administratie, maar toen ik ouder werd en om me heen zag dat er veel meer mogelijk werd voor dove mensen, begon het te jeuken.
Sinds tien jaar ben ik docent. De eerste les zit er altijd een tolk bij, die vertolkt alle theorie die ik aan studenten wil meegeven. De lessen daarna is het vooral oefenen, oefenen, oefenen. Ik laat mijn stem weg, de klas moet mij leren verstaan. Ik ben niet alleen hun docent, maar ook hun studieobject. Ze leren alleen al door dat ik gebaar: ‘Kan iemand de deur dicht doen?’
Soms zijn ze zenuwachtig, vooral in het begin - oeh, spannend, een dove docent. Ik maak dan een grapje, dat ik niet bijt, en dat ik niets hoor maar wel alles zie. Mijn ogen zitten niet in mijn rug, maar ik zie veel, vaak ook meer dan horende docenten. Ik ben erg visueel ingesteld, maar dat moet ook wel als je verder in stilte leeft. Ik merk het dus echt wel als studenten niet opletten, aan hun houding en ook als ze door me heen praten zie ik het. Ik spreek ze dan aan: ‘Wat heb ik nou gezegd?’ Dat overvalt ze. Bij mij in de les leren ze hoe het is om met je ogen te luisteren. Ik vind het mooi dat ik dat kan doorgeven.”
{fotobijschrift}
Gera Vonk-Huisjes: “Ik laat ze zien: ook dove mensen kunnen lesgeven.”
‘Ik vertrouw blind op mijn oren’
Albert Lagarde werkt als intern begeleider in het speciaal basisonderwijs in Rotterdam-Zuid. Hij is aan één oog blind, en met het andere zeer slechtziend. “De stem van een kind leert mij hoe dat kind zich voelt.”
“Kinderen zijn eerlijk. Dat is een verademing. Ze vragen gewoon: ‘Meneer, waarom kijkt u zo boos?’ Of: ‘Heeft u make-up op?’ Dan leg ik uit dat dat komt doordat mijn ene oog niet echt is, maar een prothese, en dat de dokters vroeger, toen ik anderhalf was, ‘iets slechts’ achter mijn ogen moesten weghalen. Doordat daar tumoren zijn verwijderd, zijn mijn oogholtes iets dieper. Dan zie je de kinderen even kijken, denken, en dan gaan ze weer verder met waar ze mee bezig waren.
Ik heb jarenlang lesgegeven met slecht zicht. Met mijn echte oog zag ik nog tussen de 15 en 40 procent. Het leuke als je een beperking hebt, is dat andere zintuigen sterker ontwikkeld zijn. Nu ik ouder word, gaan mijn oren ook wel iets achteruit, maar echt, vroeger kon ik achterin de klas horen waar kinderen het voorin over hadden. Dan voelden ze zich betrapt: ‘Huh? Hoe kon hij dat horen?’
In de loop der jaren heb ik ook foefjes ontwikkeld. Achterin de klas zie je beter aan lichaamshoudingen of kinderen aan het werk zijn of niet. Als ik een kind uitleg geef, zorg ik dat de rest van de klas aan de kant van mijn goede oog zit. Dat oog is overigens wel achteruitgegaan. Lesgeven doe ik nu niet meer, dat doet me verdriet, maar nu ben ik intern begeleider en ook dat vind ik fantastisch. Meer één-op-één-contact met kinderen, ouders. En ik doe ook klasobservaties bij collega’s. Dat klinkt gek, ik kan niet zien of een leerling een tekeningetje in het schrift maakt of bezig is met de opdracht. Maar ik kan wel als de beste naar houdingen kijken, luisteren. De stem van een kind leert mij hoe dat kind zich voelt, de intonatie van een collega laat mij zien hoe de sfeer in de klas is, hoe de relatie is tussen docent en leerling. In de klas worden mijn oren net gevoelssensoren waar ik letterlijk blind op durf te vertrouwen.”
{fotobijschrift}
Albert Lagarde: “Achterin de klas zie je beter aan lichaamshoudingen of kinderen aan het werk zijn of niet.”
‘Toen ik viel, was het doodstil’
Maarten Zijdel heeft multiple sclerose (MS) en loopt daardoor moeizaam. Op de pabo in Utrecht, waar hij reken- en wiskundeles geeft, loopt hij met een rollator.
“Ik geef toe: het is moeilijk even vlugvlug naar een leerling te lopen als die een vraag heeft. Beweeg je met rollator en een spastisch linkerbeen maar eens tussen die tafeltjes en tassen door. Maar als je me vraagt of ik me beperkt voel in de klas, dan is het antwoord: nee. Ik zit gewoon wat meer dan andere docenten, soms vraag ik een leerling om even uit te delen en mijn schooltas zet ik gewoon op de rollator als ik me van lokaal A naar lokaal B beweeg. Dat ik een beperking heb, wil niet zeggen dat bijvoorbeeld orde houden niet lukt. Laatst was er een leerling die in een groepje alleen maar zat te kletsen. Dus ik daarheen, iets langzamer dan de gemiddelde docent, en toen zei ik: ‘Ik ben hier naartoe gerold en wil je vragen of je actief mee wil doen.’
Ik was 25 toen de klachten mijn leven en lijf in kropen, maar ik weet pas zo’n tien jaar dat het MS is. Ik leg het altijd uit aan de leerlingen. Die kwetsbaarheid zorgt ervoor dat ze mij snel vertrouwen: meneer heeft iets persoonlijks verteld, dus ik kan dat ook bij hem. En ik zeg ook altijd aan het begin van jaar: ‘Ik wil jullie vragen om me gewoon uit te lachen als ik val. En als je dan uitgelachen bent, vraag me dan of het gaat.’
Want eerlijk is eerlijk: het is grappig om iemand te zien vallen. En op die manier breek ik het ijs.
Ik ben één keer in de klas op mijn plaat gegaan. Ik heb goed leren vallen van mijn fysio en mijn armen zijn sterk genoeg om mezelf weer op te drukken. De leerlingen waren doodstil. Ze zagen dat ik baalde. Dus ze lieten me even balen.
Ik probeer ze via mijn ziekte ook wel iets mee te geven. Hoe belangrijk gezondheid is, bijvoorbeeld. En hoe veerkrachtig de mens is. Studenten kunnen soms best makkelijk in hun schulp kruipen. ‘Dat kan ik niet, meneer’, en dan zeg ik: ‘Kijk even naar mij. Ik wil niet horen wat je niet kan, maar wat je allemaal wel kan.’ Dan zie je ze opklaren. Van mij nemen ze het aan.”
{fotobijschrift}
Maarten Zijdel: “Als je me vraagt of ik me beperkt voel in de klas, dan is het antwoord: nee.”