- blad nr 2
- 1-2-2022
- auteur M. Lange
- Flashback
‘Zij zorgde voor warmte’
“Ik kwam als buitenlands kindje in de donkere decembermaand naar Nederland. Op school vierden we sinterklaas en kerst. Ik begreep niet echt goed wat er allemaal gebeurde, maar ik herinner me de warmte in het klaslokaal. Er werden kaarsen aangestoken, de kerstboomlampjes gingen aan en voor iedereen waren er mandarijntjes. Die knusheid kende ik niet. In Marokko ben ik niet naar school geweest, ook al had ik dat wel graag gewild, maar het beeld wat ik had van onderwijs was onprettig. Harde discipline, teksten uit je hoofd leren en als je die niet kende kon je lijfelijk gestraft worden.
Ik was tien toen ik voor het eerst naar school ging. Juf Herma zorgde voor die warmte. Haar warmte en betrokkenheid hebben mij geholpen niet te veel stil te staan bij alle achterstanden die ik had. Zij schiep een klimaat waar ik geborgenheid voelde en waardoor ik kon leren. Dat is niet makkelijk. Net als vluchtelingenkinderen kwam ik toen met een hoop bagage. Daar werd niet over gesproken. Het was van: we leren je Nederlands en bereiden je voor op een toekomst in Nederland. Alle nieuwkomers kregen samen les. We leerden schrijven met een kroontjespen, aan de muur hingen mooie schoolplaten en de klas had een koffiezetapparaat. Het filterkoffieapparaat was het bonenapparaat van nu. Ik kende dat niet en vond het magisch. Thuis kookten wij koffie in een pot met kaneel. In de klas mochten we om beurten koffiezetten en de zegels van Douwe Egberts uitknippen en opbergen in een oude koektrommel.
De tekortkomingen van thuis ving juf Herma op. Zij kwam thuis uitleggen hoe het werkte met sinterklaascadeautjes, surprises en gedichten schrijven. Als ik zomaar thuis kwam met een briefje van school waarin de ouders om bijdragen werd gevraagd, dan was dat heftig. Zij legde uit hoe het zat, dat sinterklaas niet echt bestond en dat de ouders een cadeautje moesten kopen. Ook nam ze ons mee naar de bieb, ze schreef ons in en legde uit hoe de bieb werkte. Ik weet niet of alle juffen dat toen zo deden, maar zij deed het. Ze schiep een klimaat waarin je er toe deed. De impact van de migratie kon ik daardoor vergeten.
Ik had twee jaar les van haar, in de vijfde en de zesde, en zij ging met ons mee naar de open dagen van het vervolgonderwijs. In 1981 begon ik aan het lager technisch onderwijs. Daar was godsdienstleraar meester Halbersma. Ook hij maakte veel indruk op mij al begreep ik dat pas later. Elke ochtend moesten we het Onze vader bidden. Voor mij dat compleet buiten mijn comfortzone. Het was niet mijn godsdienst, ik mocht dit niet meebidden, maar hij vertelde prachtig als een verhalenverteller over de beproevingen van Job en de exodus van Mozes. Bij mij kwam dat binnen en dat leverde een interne strijd op, ik mocht dit niet mooi vinden. Hij zei ook tegen mij: ‘Je doet het hartstikke goed op school. Je taalontwikkeling gaat vooruit, je had ook de mavo kunnen doen.’ Maar ook daarvan wisten wij thuis niet veel. We dachten dat iedereen naar de LTS ging. Mijn vader wilde dat ik een vak leerde, werken met je handen, zodat als we teruggingen naar Marokko ik daar kon werken.
Herma Kasbergen (69): “Ahmed was een stille en verlegen krullenbol, als een spons zoog hij alles wat er om hem heen gebeurde op. Het klopt dat ik veel extra dingen met ze deed, zoals naar de bibliotheek gaan en ook in de vakantie met de tram naar het Nieuwe De La Mar-theater. Dat vonden de kinderen geweldig. Het hoorde bij hun kennismaking met Nederland, vond ik. En ik had er de tijd voor omdat ik een klein groepje kinderen had, vaak drie, vier of vijf. Ik vond het onderwijs aan niet Nederlandstaligen heel leuk.”