- blad nr 1
- 1-1-2022
- auteur . Overige
- Opinie
De academische leraar behouden? Kijk naar de politie
Academische leerkrachten lekken weg uit het basisonderwijs. Dat is niet op te lossen door hen simpelweg verantwoordelijk te maken voor een lastig dossier, schrijft onderzoeker Teun Meurs. Hij trekt een parallel tussen academische leerkrachten en hoger opgeleide politieagenten.
Toen vlak voor de zomer een rapport van expertisecentrum ecbo verscheen over het weglekken van academische docenten door gebrek aan uitdaging en beloning, wist CDA-politicus René Peters een oplossing: maak de academische leerkracht verantwoordelijk voor het aanpakken van het leesprobleem bij kinderen. Mijn proefschrift Tussen de linies -over hoger opgeleide professionals in de politie- laat zien dat succesvolle inbedding van ‘kenniswerkers’ in een praktijk-professionele omgeving veel meer behelst dan hen voor een lastig dossier verantwoordelijk te maken.
Waar academische leerkrachten vanaf 2008 tot het primair onderwijs toetreden, werft en schoolt de politieorganisatie al sinds 2000 hbo- en wo-opgeleide agenten. Deze ‘kenniswerkers’ moeten specialistische kennis, nieuwe wetenschappelijke inzichten en samenwerkingsvaardigheden aan de beroepsuitoefening toevoegen. De vraagstukken waarmee de politie en partners kampen zijn immers complex. In plaats van deze vraagstukken praktisch ‘te lijf’ te gaan, is de veronderstelling dat kenniswerkers ze met hun denkkracht ‘het hoofd’ kunnen bieden.
De reflex om hoger opgeleide professionals verantwoordelijk te maken voor een specifiek dossier voelt als een logische oplossing, maar leidt in de praktijk vaak tot een terugkerend patroon. Aanvankelijk grijpen deze professionals de hen aangereikte actuele thema’s (bij de politie bijvoorbeeld ‘ondermijning’ of ‘verwarde personen’) gretig aan om zich te profileren naar de buitenwereld. Zij zetten deze prominent onder hun e-mailhandtekening om collega’s binnen en buiten de politie duidelijk te maken dat ze ‘er over gaan’. Maar naarmate de tijd vordert, groeit de lijst van dit soort thema’s gestaag en neemt de hoeveelheid bijbehorende overleggen toe. Uiteindelijk blijken de dossiers hun beoogde faciliterende en coachende rol voor de teams niet te verduidelijken, maar juist in de weg te staan. Door alle overleggen krijgen ze geen grip op hun werk en blijven de vraagtekens bestaan. Want waar zijn ze nou écht van? Wat is hun zichtbare meerwaarde? En hoe verhouden ze zich tot de werkvloer, de teamleiding en tot elkaar?
Frontlijn
Kenniswerkers zijn een ander type professional dan gebruikelijk is in frontlijn-organisaties. Waar agenten van oudsher getypeerd worden als vakmensen die praktische wijsheid ontwikkelen door meters te maken op straat, belichamen kenniswerkers andere professionele typeringen. Een t-shaped professional die dieptekennis van een domein combineert met de breedtekennis om deze te delen met anderen. Of de boundary spanner die gescheiden werelden overbrugd met behulp van 21st century skills, zoals probleemoplossend vermogen en een kritische houding.
In de weerbarstige politiepraktijk bieden deze ideaaltypische schetsen weinig houvast. Kenniswerkers functioneren namelijk niet in een professioneel vacuüm, ze werken in een beroepsgroep en een organisatie die veel van hen vraagt. Ze moeten zorgvuldig tussen de linies opereren doordat ze op het grensvlak van de eigen en andere organisaties opereren. Plaatst de kenniswerker zich buiten de trekkracht van zijn organisatie, dan wordt hij professioneel genegeerd en beschouwd als IWAB (‘Ik Weet Alles Beter’), met als gevolg dat verandering van het politiewerk uitblijft. Sommige kenniswerkers worden door dit professionele mijnenveld afgeschrikt en zoeken hun heil buiten de beroepsuitoefening. Ze vluchten naar de veilige haven van een beleidsfunctie, laten zich opslokken door de rush van de werkvloer of solliciteren als leidinggevende om de lakens uit te delen. En soms -net als 25 procent van de academische leerkrachten-stromen ze gedesillusioneerd de organisatie uit.
Kenniswerkers die wel succesvol tussen de linies weten te opereren, moeten veel werk verrichten. Ze ontwikkelen een beroepsmatige identiteit die enerzijds stevig in de politie is ingebed, maar tegelijkertijd flexibel moet zijn om samen te werken met burgers en partners. Ze maken zich de institutionele standaarden, kaders en processen eigen en rekken deze op om ruimte te maken voor nieuwe aanpakken. En ze passen niet zozeer readymade competenties (zoals 21st century skills of onderzoekend vermogen) toe, maar krijgen gaandeweg grip op het handelingsrepertoire dat past bij hun kwetsbare, doch veelbelovende positie.
Het is werken aan de winkel terwijl de winkel open is; dat verklaart waarom de gewenste ontwikkeling binnen de politie zo langzaam en moeizaam verloopt. Tevens laat het zien dat het een illusie is om te denken dat het weglekken van kenniswerkers voorkomen kan worden door hen simpelweg een passend dossier aan te reiken. Het behouden van kenniswerkers in de beroepsuitoefening begint bij het onderkennen van het ingrijpende professionaliseringsproject waar zij voor staan en hen daarop beter voor te bereiden in de beroepsopleiding.
Teun Meurs is onderzoeker, onderwijsontwikkelaar en docent bij de Politieacademie. Hij promoveerde in september 2021 bij de Universiteit Utrecht. Dit is een aangepaste versie van een stuk dat eerder op Scienceguide verscheen.