- blad nr 4
- 23-2-2002
- auteur M. Zuidweg
- Redactioneel
Slechte beloning van leraren scheelt heel wat studenten
Het gevecht om schaal 12
Op de twintigste etage van het hoogste gebouw op de campus is de eerstegraads lerarenopleiding van de Katholieke Universiteit Nijmegen gehuisvest. De opleiding telt bijna honderd studenten, een kleine meerderheid is vrouw. "Dat aantal hebben we, afgezien van een dip rond 1998, nu een jaar of tien. Zelf vind ik het een prestatie gezien de fors afnemende instroom van studenten hier aan de universiteit", zegt hoofd Piet-Hein van de Ven.
De universitaire lerarenopleiding van de KUN is twee jaar geleden samengevoegd met de tweedegraads lerarenopleiding van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, die 1100 studenten telt. Samen heten ze nu Instituut voor leraar en school. Met de samenvoeging wilden de opleidingen hun expertise bundelen en kosten besparen. Van de Ven: "We hebben heel duur onderwijs: vaak één op één. Onze studentenpopulatie varieert van 18 tot 55 jaar. Op papier kun je die wel in één groep zetten, maar in de praktijk hebben ze allemaal andere vragen en problemen. Je moet studenten die net van school komen, anders behandelen dan iemand met dertig jaar ervaring in het bedrijfsleven."
Correctiewerk
Studenten van de eerstegraads lerarenopleiding zitten een jaar langer op de universiteit dan de doorsnee universitaire student. Toch verdienen ze minder als ze eenmaal gaan werken, blijkt uit gegevens van het Centraal planbureau (CPB). Tot 1979 verdiende je als leraar meer dan een hoger opgeleide in een bedrijf of bij de overheid. Maar sinds de bezuinigingsoperaties in de jaren tachtig is de leraar zijn voorsprong kwijt. Academici verdienen in het onderwijs nu gemiddeld veertien procent minder dan academici in het bedrijfsleven of bij de overheid. "Volstrekt ten onrechte", vindt Van de Ven. "We weten allemaal hoe intensief het leraarsberoep is. Leraren maken weken van 26 lesuren, dat zijn werkweken van meer dan veertig uur. Hier net over de grens heeft een docent achttien lesuren. Dat scheelt al gauw zo'n 75 leerlingen. Reken maar uit hoeveel voorbereidings- en correctiewerk dat is. En het salaris is hetzelfde."
De Nijmeegse universitaire lerarenopleiding heeft er de laatste jaren alles aan gedaan om meer studenten te trekken. Behalve een voltijdopleiding is er nu ook een deeltijdopleiding en een traject voor zij-instromers. Studenten kunnen daarnaast op twee momenten starten met hun studie: in september en in februari. Maar Van de Ven is ervan overtuigd dat de slechte beloning van leraren hem heel wat studenten scheelt. Sinds kort heeft hij dat ook zwart op wit.
Elk jaar heeft de lerarenopleiding van de KUN een oriëntatiecursus voor studenten die erover denken om na hun studie als leraar te gaan werken. Meestal komen daar zo'n honderdvijftig tot tweehonderd derdejaars en vierdejaars op af. "Na afloop zegt steevast 75 procent: ik wil het onderwijs in. En van die 75 procent zie ik vervolgens maar de helft terug." Van de Ven heeft een enquête gehouden onder de afhakers en hen gevraagd waarom ze van gedachten zijn veranderd. "Dan blijkt dat ze tijdens hun stage in het laatste jaar bij bijvoorbeeld een communicatiebureau hebben ontdekt dat dat ook leuk werk is en dat het bovendien beter betaalt dan het onderwijs. Ze zeggen vaak heel direct: ik ga me daar niet kapot werken voor een hongerloontje."
Mantelpakje
Maar Wieteke Meessen, deeltijdstudent van de lerarenopleiding Nederlands aan de KUN, kan het niet veel schelen dat ze minder verdient dan een academicus in het bedrijfsleven. "Ik kies er zelf voor om het onderwijs in te gaan. Ik hoef geen flitsende baan met een mantelpakje en lease-auto. Het onderwijs heeft voordelen die het bedrijfsleven niet heeft: je kunt makkelijk parttime werken, je hebt de vakanties vrij, na schooltijd kun je weg als je geen vergadering hebt." Meessen volgde als derdejaarsstudent Nederlands de predoctorale lerarenopleiding van de KUN als keuzevak. Ze werd gelijk gevraagd om te blijven op de school waar ze haar snuffelstage liep. Aanvankelijk combineerde ze haar universitaire studie met haar werk. Inmiddels werkt ze al weer twee jaar op het Maaswaalcollege in Wijchen vlakbij Nijmegen. Ze geeft 23 uur per week les aan drie brugklassen, een 4-havo, 4-vwo en 5-havo.
Meessen heeft de indruk dat veel universitaire studenten geen goed beeld hebben van het inkomen van leraren. "Je begint als leraar helemaal niet zo slecht. Ik krijg 1270 euro netto per maand. Daar ben ik best blij mee. Ik vind het een mooi salaris voor iemand van 23 jaar. Bovendien, als ik met Nederlands het bedrijfsleven in zou stappen, zou ik ook heus geen topsalaris verdienen. Dat geldt misschien voor juristen of bedrijfseconomen, maar niet voor neerlandici."
Debby Giesen, voltijdstudent aan de lerarenopleiding Duits van de KUN, kan zich vinden in de woorden van Meessen. Ze is eigenlijk al lang blij dat ze een baan als lerares heeft gevonden. "Als je Duits studeert, liggen de banen niet voor het oprapen. Je hebt niet zoveel keus. Zoek maar eens een baan in het bedrijfsleven waar je iets met Duits kunt doen en tegelijk met mensen kunt omgaan." Net als Meessen werkt Giesen op het Maaswaalcollege in Wijchen, maar dan als stagiaire. Volgens de leerwerkovereenkomst die ze heeft afgesloten, verdient ze bijna 1000 euro bruto per maand. "Als je dat vergelijkt met het studentinkomen dat ik tot voor kort kreeg, is het riant." Ze voegt eraan toe: "Het scheelt natuurlijk dat ik alleen ben. Als je er een gezin van moet onderhouden, is het natuurlijk wat anders."
Ze heeft plezier in haar werk, dat vindt ze momenteel belangrijker dan haar salaris. Ze geniet vooral van het contact met de kinderen in haar klassen. "Ik had verwacht dat de leerlingen het een nieuweling als ik moeilijk zouden maken. Maar dat is helemaal niet zo." Wieteke Meessen glundert. "Dat vind ik ook het leukste: de omgang met de kinderen. Ik vind het bijna allemaal schatjes."
Vooruitzicht
Uit gegevens van het CPB blijken de beginsalarissen van zowel eerste- als tweedegraders zo slecht nog niet. Pas na een paar jaar ervaring, blijven ze opeens achter bij de salarissen van andere hoger opgeleiden. Rond hun dertigste maken academici en hbo'ers buiten het onderwijs een carrièresprong die leraren in één klap achterstelt. Academici in het onderwijs hebben vaak wel de belofte gekregen dat ze doorstromen naar schaal 12, maar in de praktijk blijkt het lang te duren voor die belofte wordt ingelost.
Wieteke Meessen zegt dat ze dat niet zal pikken."Ik verwacht echt niet dat ik meteen in schaal 12 terechtkom. Je moet je natuurlijk wel eerst bewijzen. Maar als ik op een gegeven moment zou ontdekken dat ik op deze school niet in schaal 12 kom, zou ik verder gaan kijken. Ik bedoel, ik ben wel eerstegrader."
Dat een hbo'er en een academicus in het onderwijs vaak op hetzelfde salarisniveau starten, vinden Meessen en Giesen geen punt. Maar na een paar jaar moet er wel onderscheid worden gemaakt. Dat onderscheid bestaat ook, blijkt uit de meest recente studie De pijlers onder de kenniseconomie: opties voor institutionele vernieuwing van het CPB. De beloning van ervaren leraren is in de eerste fase van het voortgezet onderwijs niet zo gunstig als die van hun ervaren collega's in de tweede fase. Terecht, vinden Meessen en Giesen. "Ik heb veel langer gestudeerd dan een tweedegrader. Eerst gymnasium, dan vijf jaar studie en dan nog een jaar de lerarenopleiding", zegt Giesen. Daar komt bij dat de bovenbouw een stuk moeilijker is dan de onderbouw, meent Meessen. "De stof is complexer, je hebt meer correctiewerk. En je moet je extra inspannen om leerlingen te motiveren. Leerlingen maken in de bovenbouw bijvoorbeeld minder consequent hun huiswerk. Je moet er veel meer bovenop zitten. In de onderbouw heb je als leraar nog gezag, in de bovenbouw zijn leerlingen veel eigengereider."
Grieven
Natuurlijk zijn er verschillen tussen eerstegraads en tweedegraads leraren, zegt Piet-Hein van de Ven. "De eerstegraders hebben een doctoraalscriptie geschreven. Ze weten wel zo'n beetje wat het is om onderzoek te doen. Hier leren we hen ook onderzoek te verrichten naar de school waar ze stage lopen en naar hun eigen onderwijs. Tweedegraders leren dat tegenwoordig ook, maar ik merk dat ze er meer moeite mee hebben. Ze hebben wat dat betreft duidelijk een achterstand." Een ander verschil is dat eerstegraders waarschijnlijk beter in staat zijn leerlingen enthousiast te maken voor een universitaire studie. "Ze hebben zelf op een universiteit gezeten en spreken uit eigen ervaring. Als je kijkt naar de instroom bij letteren en de bètastudies van dit moment, kunnen scholieren wat extra aansporing wel gebruiken."
Maar Van de Ven gelooft niet dat er in de praktijk van het lesgeven zoveel verschil is tussen een eerstegraads leraar en zijn tweedegraads collega. Het werk dat een eerstegrader doet, vergt niet meer inspanning dan het werk van een tweedegrader. "Elk onderwijstype heeft zijn eigen problematiek. Ga je lesgeven op het vwo dan heb je met een heel andere groep te maken dan op het vmbo, maar het werk is qua mentale inspanning gelijk."
Christiane Custers geeft nu vijf jaar Nederlands op het Trichtercollege in Maastricht. Ze heeft een tweedegraads lerarenopleiding gedaan, maar studeerde ook Nederlands aan de universiteit. Sinds september volgt ze de eerstegraads opleiding aan de KUN. Ze heeft zowel in de onder- als de bovenbouw les gegeven. De eerste twee jaar op het Trichtercollege werkte ze in de onderbouw, sinds drie jaar in de bovenbouw. Dat eerstegraads leraren vaak een hoger inkomen hebben dan tweedegraders vindt ze oneerlijk. "Ik zie dat onderscheid niet, hoor. Waarom zouden hbo'ers minder moeten verdienen? De onderbouw is naar mijn ervaring even zwaar als de bovenbouw. Je staat in die klassen voor de taak om kinderen op te voeden. Dat vind ik nogal wat. Alleen in de bovenbouw werken, heeft zijn voordelen. Je hebt veel parallelklassen dus je hoeft minder voor te bereiden. En je bent vaak al in mei vrij."
Nee, waar Custers zich aan stoort zijn de hoge salarissen waarmee sommige zij-instromers starten. "Ze beschikken over geen enkele ervaring, al was het maar in de vorm van een stage. En hun opleiding wordt ook nog eens helemaal voor hen betaald." Dat is precies de reden waarom biologiestudenten Ciska Pouw en Salvina Matatula van de Educatieve faculteit Amsterdam nu al een paar weken actie voeren. Meteen na de kerstvakantie bestookten ze de minister van Onderwijs met brieven waarin ze hun grieven uitten over de positie van de zij-instromers: 'Deze mensen die graag (weer) in het onderwijs willen werken worden door u warm ontvangen. Naast dit hartelijke welkom krijgen zij de bijscholing of opleiding volledig betaald en ontvangen daarnaast een vorstelijk salaris. Wij vinden deze situatie zeer onrechtvaardig: wij kiezen bewust voor het onderwijs, voldoen aan de eisen en krijgen niets!' Inmiddels hebben de twee studenten een afspraak voor een gesprek met een van Hermans' ambtenaren. "Die mevrouw kwam met een datum ergens in maart, dus dat duurt nog even", zegt Ciska Pouw. "Maar het geeft niet. Wij hebben nu alle tijd om handtekeningen te verzamelen."
Schaal 12 rukt weer op
Vroeger was er sprake van een diplomabonus: wie eerstegrader was kwam in schaal 12 in het voortgezet onderwijs. Die aanpak is vervangen door functiebeloning. Er zijn in de school schaal 10- en schaal 12-functies. Ook de doctorandus kan, afhankelijk van zijn plek in de school, vandaag de dag op een schaal 10-functie terechtkomen.
Dat heeft de keuze voor het voortgezet onderwijs voor academici mogelijk negatief beïnvloed. Het zorgt ook voor groot ongenoegen onder de doctorandussen voor de klas. In de laatste nummers van Het Onderwijsblad klagen academici in de brievenrubriek steen en been over hun lage beloning.
Voor een deel komt dat ook door de zuinigheid van werkgever, ontdekte Het Onderwijsblad in de statistieken van het Sectorbestuur onderwijs. Tussen 1996 en 1999 werden er veel minder schaal 12-functies toegekend aan het personeel dan in de jaren daarvoor. Pas in 2000 is er een flink aantal mensen doorgegroeid van schaal 10 naar schaal 12. In totaal gaat het om zeker 2000 leraren die in dat jaar in een hogere schaal terechtkwamen. "De markt doet zijn werk", merkt AOb-bestuurder Ton Rolvink op. "Werkgevers gaan hogere salarissen betalen onder druk van het lerarentekort."
Voor de AOb is dat nog niet genoeg. In principe moet elke leraar in het voortgezet onderwijs in de loop van zijn carrière - mits geschikt - uitzicht hebben op een schaal 12-functie, is het standpunt van de AOb. In de laatste cao zijn daarover door Rolvink centraal afspraken gemaakt, waardoor er financiële ruimte moet komen voor nog eens een kwart meer schaal-12'ers. Maar toen het aankwam op definitieve invulling van die afspraken, gaven de werkgevers niet thuis.