- blad nr 4
- 23-2-2002
- auteur R. Sikkes
- Redactioneel
Schoolmeester is het mooiste vak dat er bestaat.
Leraren houden van hun leerlingen
in de topdrie staat van redenen om het onderwijs te verlaten. Bij het AOb-panel is daar geen sprake van. Integendeel. Leerlingen zijn de voornaamste inspiratiebron van de werkers in het onderwijs en zelden een last. Toch denkt bijna de helft van de leraren er wel eens over om te stoppen, vooral vanwege de hoge werkdruk. En het zijn de leerlingen die ze weer uit de put halen.
De lol van het werken in het onderwijs is voor het AOb-panel klip en klaar: het werken met kinderen en pubers. 'Het onderwijs is bruisend en vrolijk door de kinderen', stelt de een. 'Contact met leerlingen, hun humor, het houdt je scherp', schrijft de ander. 'Het is gewoon heerlijk om met jonge mensen om te gaan en iets voor ze te betekenen, een bijdrage te leveren aan ontwikkeling en groei van jonge mensen', constateert een derde.
Wie dacht dat mensen in het onderwijs, en vooral vakbondsleden, de grootste mopperaars op deze aardbol zijn, moet de lijst met antwoorden op de vraag 'wat is de lol van het werken in het onderwijs' eens goed tot zich nemen. Negenennegentig procent van de panelleden is dol op het werken met kinderen, pubers, studenten en volwassen cursisten. Als andere positieve punten worden genoemd: de platte organisatie, de afwisseling, het overdragen van kennis.
Natuurlijk zijn er ook andere geluiden. Een docent schrijft: 'De lol is er af. Nog drie jaar. Onordelijk gedrag leerlingen.' Of: 'rare vraag, de LOL???' Er zijn er die de lol of de ondraaglijkheid van het leraarsberoep speciaal betrekken op wat de lastige sectoren heten te zijn. De een beschouwt dat als een zware klus - 'lol in het vmbo?' - terwijl de ander 'het verrassingselement in het vmbo' juist prijst.
De positieve houding ten opzichte van leerlingen is zonder meer opvallend. In enquêtes in de Verenigde Staten en Engeland staat bad pupil behaviour
steevast ergens in de topdrie van ergernissen en redenen om het onderwijs te verlaten. Aan het AOb-panel vroeg de redactie ook naar de stoorzenders en de inspiratiebronnen van de leden. En de leerlingen vervullen daarin een glansrol. Bijna tachtig procent van het panel noemt kinderen en jongeren als een belangrijke of erg belangrijke inspiratiebron in het werk. En als stoorzenders worden leerlingen zelden ervaren.
Stoorzenders
1. Ministerie OCW 56%
---------------------------------------
2. Schoolleiding 23
3. Begeleidingsinstellingen 18
4. Schoolbestuur 16
---------------------------------------
5. Vakbonden 6
6. Ouders 6
7. Leerlingen 5
8. Collega's 4
9. Relatie 1
% is het aantal mensen dat groep als belangrijke of zeer belangrijke inspiratiebron noemt
(Grafiek 2)
Inspiratiebronnen
1. Leerlingen 79%
2. Collega's 55
3. Relatie 47
---------------------------------------
4. Schoolleiding 14
---------------------------------------
5. Vakbonden 7
6. Ouders 7
7. Begeleidingsinstellingen 4
8. Schoolbestuur 2
9. Ministerie OCW 1
% is het aantal mensen dat groep als belangrijke of zeer belangrijke inspiratiebron noemt
(bron: AOb-panel 0202)
Uit de lijst van stoorzenders en inspiratiebronnen blijkt dat het ministerie van Onderwijs echt een imagoprobleem heeft in het veld. Alle kritiek richt zich op Zoetermeer, misschien terecht, misschien ook niet. Maar de relatie tussen werkers en beleid is in elk geval danig verstoord. Het zure gemopper richt zich vooral op dat beleid. De bewindslieden verstieren alleen maar het mooie werk van de mensen in het onderwijs en inspirerend is het beleid eigenlijk nooit of te nimmer, is het beeld uit de panelenquête.
Collega's kunnen geen kwaad doen, net zo min als het thuisfront. Van ouders en onderwijsbonden heeft het panel weinig last, maar deze twee partijen dragen in het dagelijks werk ook niet echt bij tot de arbeidsvreugde.
Lastiger ligt het met allerlei intermediairs. Schoolbesturen zouden zich toch eens moeten beraden op hun positie: inspirerend zijn zij niet, bij de lastpakken behoren ze tot de middenmoters. Begeleidingsinstellingen zullen, als ze marktgericht willen werken, ook wat aan hun aanbod moeten schaven: ze worden zelden als inspirerend ervaren en te vaak als stoorzenders. De schoolleiding zit helemaal klem. Ze zijn zowel inspirerend als lastig. Een rol die menig schoolleider zal herkennen.
Overigens zijn er per sector enorme verschillen. In het voortgezet onderwijs wordt het ministerie veel vaker dan elders als irritant ervaren. Niet zo verwonderlijk omdat de afgelopen jaren daar de grote vernieuwingsoperaties - geïnitieerd door de overheid - als basisvorming, studiehuis en leerwegen hebben plaatsgevonden.
In het basisonderwijs, waar de directeur door de kleinschaligheid veel dichter bij het team staat, wordt de schoolleider dubbel zo vaak als inspiratiebron genoemd als in andere sectoren. Blijkbaar bestaat daar meer dan elders iets als 'onderwijskundig leiderschap'. In de bve geldt het omgekeerde: daar wordt de schoolleiding, het college van bestuur, vaker dan gemiddeld als stoorzender ervaren.
Maar hoe leuk het panel het werken in het onderwijs ook vindt, ongeveer de helft van de leraren denkt er wel eens over om uit het onderwijs te stappen. Dat lijkt enorm veel, maar het wordt in de toelichting door veel docenten gerelativeerd. 'Iedereen denkt er toch wel eens over om van baan te veranderen? Dat hoort er gewoon bij.'
Maar de toelichting maakt ook serieuze problemen los. Gebrek aan doorgroeimogelijkheden, irritatie over zij-instromers die meteen meer verdienen, slecht opgevoede kinderen en de werkdruk. Zoveel leraren, zoveel meningen. De een ergert zich aan de vernieuwingen, de ander klaagt over vastgeroeste collega's die vernieuwingen tegenhouden.
Daarom werd ook specifiek gevraagd om een keuze te maken uit de vertrekredenen naar belangrijkheid. In de topdrie staat 'hoge werkdruk' bovenaan, gevolgd door 'slecht onderwijsbeleid' en 'beroerd management op school'. Leraren ervaren hun baan als zwaar. Veertig procent zegt het werk vaak of zeer vaak als belastend te ervaren. In het voortgezet onderwijs ligt dat percentage fors hoger.
Werkdruk belangrijkste overweging om het onderwijs te verlaten
werkdruk 74%
slecht onderwijsbeleid 71
slecht management 62
gezondheid 51
laag salaris 46
sleur 30
gezinssituatie 26
lastige leerlingen 22
% is het aantal mensen dat reden als belangrijk of zeer belangrijk noemt
(bron: AOb-panel 0202)
In het voortgezet onderwijs scoren 'lastige leerlingen' behoorlijk hoger: daar is het voor dertig procent van de mensen een reden om na te denken over stoppen met lesgeven. In de bve is 'slecht management' een belangrijke reden om te willen vertrekken. Opvallend is dat mannen zich vooral ergeren aan het onderwijsbeleid en het management, terwijl voor vrouwen de sleur en de gezinssituatie reden zijn om na te denken over het afbreken van hun onderwijscarrière.
En stel je voor dat inderdaad de helft van lesgevend Nederland er morgen mee ophoudt. De helft van alle klassen kan meteen naar huis. Maar de realiteit leert dat mensen in het onderwijs wel nadenken over stoppen, maar dat lang niet altijd doen. In werkelijkheid haakt ongeveer tien procent af. Logische vraag: waarom bent u dan toch doorgegaan met uw onderwijsbaan?
'Brood op de plank', klinkt het vaak heel prozaïsch in de reacties. Regelmatig stellen onderwijsmensen ook dat ze op een leeftijd zijn gekomen dat een switch naar een ander beroep feitelijk onmogelijk is geworden. 'Op mijn leeftijd is er geen alternatief meer' en dus wordt er tegen wil en dank doorgeploeterd. 'Nog drie jaar tot mijn pensioen.'
Een forse groep wijst ook op arbeidsvoorwaarden die buiten het onderwijs toch minder aantrekkelijk zijn. 'Nergens zoveel vakantie', zeggen verscheidene mensen. 'Geen andere baan mogelijk voor hetzelfde salaris', denken anderen. Maar de grootste groep laat zich toch weer oppeppen door de leerlingen. 'Omdat dan weer die ene leerling komt die dat kleine vlammetje van interesse en fundamentele nieuwsgierigheid heeft.'
Nederlanders positiever dan AOb-panel over het onderwijs, school en lessen
Van de burgers krijgt het Nederlandse onderwijsbestel een 6,6 tot een 6,8, maar bij het AOb-panel komt de kwaliteit niet verder dan een onvoldoende: 5,8. Over de hele linie zijn de panelleden somberder over het onderwijsaanbod als de enquête wordt afgezet tegen de mening van ouders in de Onderwijsmeter
van het ministerie van Onderwijs.
Hun eigen school schatten ze positiever in dan de kwaliteit van het bestel - het eigen gras is groener dan dat van de buurman - en wordt gewaardeerd met een 6,8. Nederlanders zijn echter nog veel tevredener over de school van hun kinderen. Basisscholen krijgen van ouders een 7,5, scholen voor voortgezet onderwijs een 7,3.
De leraar vindt zijn eigen lessen weer hoger uittorenen boven de gemiddelde kwaliteit op school en waardeert zijn eigen dagelijks optreden met een 7. Hoog, maar ouders zijn over de lessen die hun kinderen krijgen nog veel tevredener. De leraar basisonderwijs van hun kinderen krijgt bij de Onderwijsmeter een 7,7, ouders in het voortgezet onderwijs vinden dat de leraren van hun kinderen een 7,5 verdienen.
Bijklussende leraren verdienen bijna 500 euro per maand
Ongeveer vijftien procent van de panelleden klust bij. Gemiddeld gaat het om ruim acht uur in de week. In de meeste gevallen - zestig procent - gaat het om werk dat gelieerd is aan het onderwijs, zoals bijlessen, methoden schrijven of betaalde bestuursfuncties. Zij verdienen er gemiddeld 462 euro bij. In het voortgezet onderwijs en de bve wordt gemiddeld iets meer tijd aan bijbanen besteed en ook iets meer verdiend. Mannen hebben vaker bijverdiensten dan vrouwen.
Ouderenbeleid op twintig procent scholen
Het panel heeft niet echt het gevoel dat scholen letten op ouderen: slechts 21 procent merkt iets van een leeftijdsbewust personeelsbeleid. In het voortgezet onderwijs - de meest vergrijsde sector - is de situatie beduidend beter. Daar zegt 45 procent dat er sprake is van een ouderenbeleid.
Maar uit de toelichting blijkt dat veel leraren ook de wettelijke bapo-regeling als schoolbeleid ervaren. Daarnaast worden veel voorbeelden genoemd van scholen die wel iets extra's doen. Het vaakst wordt genoemd dat vijftigplussers bepaalde taken niet meer hoeven uit te voeren, zoals surveilleren. Maar een flink aantal panelleden meldt ook dat de school boven op de bapo nog een eigen aanvullende bapo-achtige regeling kent waardoor er minder gewerkt hoeft te worden. Veel scholen trekken jongeren aan om weer wat evenwicht te krijgen in de leeftijdsopbouw. Het inzetten van ouderen als mentor of coach voor jongere collega's komt voor, maar niet erg vaak. Verder krijgen roosterwensen van ouderen nogal eens voorrang.
Het ouderenbeleid valt alleen niet bij iedereen goed. Waar het leeftijdsbewust personeelsbeleid uit bestaat? 'Dat wij jongeren al het vervelende werk moeten doen en ik dus drie keer in de week pauzesurveillance heb, omdat vijftigplussers dat niet meer hoeven.'