- blad nr 7
- 1-7-2021
- auteur A. Kersten
- Redactioneel
Politiek compromis leidt tot wankel steunpakket
Zegt de ene ambtenaar tegen de ander: we noemen het een bonusjaar, dat klinkt positiever. Het lijkt een grap, maar dat is het niet. Alle leerlingen laten doubleren was een de opmerkelijke ideeën die begin dit jaar op tafel kwamen in brainstormsessies binnen verschillende ministeries. Met de benen op tafel wordt er ook wel eens out-of-the-box gedacht, zou onderwijsminister Arie Slob later in de Tweede Kamer droogjes verklaren.
Dankzij een karrenvracht aan interne notulen, memo’s en mails, die openbaar werd na een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur door NRC , weten we hoe het er achter de schermen aan toeging in de uiterst korte aanloop naar het Nationaal Programma Onderwijs (NPO). Met stoom en kokend water is het eenmalige steunpakket van 8,5 miljard euro om de corona-achterstanden aan te pakken in krap anderhalve maand opgetuigd. Tot vlak voor de presentatie op 17 februari door twee glunderende, demissionaire onderwijsministers - precies een maand voor de Tweede Kamer-verkiezingen hadden ze toch maar mooi miljarden voor het onderwijs vrijgespeeld - werden er onderdelen van het plan bijgesteld. Ambtenaren hebben ontzettend hard gewerkt, stelden verschillende politici vast.
“Schoolbestuur roomt geld af en bepaalt grotendeels wat er gaat gebeuren in overleg met directeuren. Teams staan alsnog buitenspel.”
Dat zegt een respondent in een op 9 juni afgesloten enquête onder AOb-leden in het primair onderwijs over het NPO. Ondanks de noeste arbeid van ambtenaren heeft het steunpakket een wankele basis. Op de omvang van de cognitieve en sociaal-emotionele achterstanden bij leerlingen en studenten was nog weinig zicht. Niet zo vreemd, want die achterstanden zouden scholen pas later in kaart brengen.
De benodigde omvang van het steunpakket zelf is evenzeer een slag in de lucht: de 8,5 miljard euro blijkt een grove schatting gebaseerd op allerlei aannames. En de veel bekritiseerde korte duur van twee jaar was niet de eerste keus van vakbekwame onderwijsambtenaren. Die wilden scholen namelijk vier jaar de tijd geven om het geld zinvol te besteden en de achterstanden weg te werken. Onder druk van onder meer het ministerie van Financiën werd dat teruggeschroefd naar twee schooljaren. Een langere periode zou te weinig urgentie uitstralen.
“Daar schrok ik best wel van”, reageert AOb-bestuurder Jelmer Evers. “Je ziet weer dat beeldvorming voorrang krijgt boven inhoudelijke overwegingen en argumenten. Je weet wel dat het vaak zo gaat, maar ik vind het schokkend omdat er zoveel geld mee gemoeid is en scholen voor het blok worden gezet.”
Weerbarstig
Het is aan lerarenteams om te bepalen hoe het geld wordt ingezet en welke interventies het beste passen bij de geconstateerde achterstanden. Maar de praktijk blijkt weerbarstig, leert ook de AOb-enquête over het steunpakket onder leden in het primair onderwijs.
Van de 669 respondenten geeft driekwart aan, dat de schoolleiding de interventies bepaalt. Blijkbaar gebeurt dat lang niet altijd in samenspraak met het team, want nog geen 60 procent antwoordt dat lerarenteams die keuzes maken; meerdere antwoorden waren mogelijk bij deze vraag. Bijna een kwart laat weten dat de knoop niet op school, maar door het bestuur wordt doorgehakt.
“Dat mag niet”, zegt Evers. Hij wijst erop dat de goedkeuring van de medezeggenschapsraad vereist is om het schoolplan - met de geselecteerde interventies - vast te stellen. “Dan kun je wel zeggen: trek aan de bel als leraren niet voldoende betrokken zijn, maar wat dan? Het ministerie heeft een meldpunt opgezet om schoolbesturen erop aan te spreken, maar zonder concrete sancties zegt dat niks. Het is symptomatisch voor de ruimte die besturen hebben in ons onderwijsbestel.”
De grote vrees, zo zeggen leraren in de AOb-enquête, is dat het goedbedoelde steunpakket blijft steken in praktische bezwaren. Twee jaar is te kort om zoveel eenmalig geld zinvol uit te geven. Helemaal met een roze olifant in de kamer die in het corona-programma niet wordt benoemd: het oplopende lerarentekort.
“Het is fijn dat er geld beschikbaar komt, maar helaas zijn er weinig mensen om het in te zetten. Er moet structureel geïnvesteerd worden in het onderwijs om dit te veranderen.”
In de Tweede Kamer, waar Slobs steunprogramma in juni eindelijk weer eens op de agenda stond, klinken veel zorgen door. Er zitten zoveel haken en ogen aan het plan van aanpak dat veel partijen er flink mee blijken te worstelen. “Ik denk dat het een te groot bedrag is om in die twee jaar weg te zetten”, betoogde CDA-Kamerlid René Peters, die leiding gaf aan verschillende scholen. “Dat kan dan alleen maar door tijdelijke contracten te gebruiken en commerciële bureaus in te zetten. Dan heb ik over twee jaar misschien wel wat achterstanden weggehaald, maar hebben we verder helemaal niks.”
Structurele problemen vereisen structurele investeringen, betoogde D66-Kamerlid Paul van Meenen op zijn beurt. Hij verwees naar gesprekken die zijn en andere partijen voeren over de nieuw te vormen regeringscoalitie: “Daarover gaat het aan een andere tafel.” Heel even leek er toch een meerderheid te ontstaan om scholen vier jaar de tijd te geven, maar onderwijsminister Slob greep naar zijn politieke trucendoos. Hij betoogde dat hij bij het eerste debat eind februari al heel open was geweest over die ingekorte periode. “Lees het verslag maar terug.” Hadden Kamerleden dat ter plekke gedaan, dan hadden ze kunnen zien dat Slob er slechts heel summier aan refereerde, in een bijzin. Heel veel over het steunpakket was toen nog onduidelijk. En als de Kamer er dan toch van terug wilde komen, zo dreigde hij tijdens het debat, dan moest hij terug naar het kabinet en zou alles weer op losse schroeven komen te staan, ook het geld zelf.
“De opbrengst zal niet meetbaar zijn, omdat het ook niet mogelijk is om achterstanden precies in kaart te brengen. Zorg voor structureel geld, zodat we altijd extra's kunnen bieden aan hen die dat nodig hebben.”
Het meest invoelbare argument om vast te houden aan de ingezette koers was voor veel partijen de frustratie en onzekerheid die nieuwe aanpassingen met zich meebrengen. Scholen zijn al maanden aan de slag om achterstanden te inventariseren en na te denken over een plan van aanpak, voor twee schooljaren. Het Nationaal Programma Onderwijs is een rijdende trein die vier maanden geleden de scholen overrompelde en blijkt nu ook voor het nieuwe parlement een fait accompli. “Wat zitten we hier nu dan onze tijd te verdoen?”, verzuchtte SP-Kamerlid Peter Kwint.
Als het programma echt spaak loopt vanwege tijdgebrek, zo stelde Slob, dan zien we dat tijdig. Voorjaar 2022 staat een tussenbalans gepland. “Dan kunnen we beoordelen of we op de goede weg zijn.” Slob zal dat als minister niet meer meemaken. Zijn ambtenaren werken naarstig door voor zijn opvolger, die zich ook mag gaan buigen over de hamvraag: hoe meet je welke cognitieve en sociaal-emotionele verbeteringen bij leerlingen zijn toe te schrijven aan de corona-miljarden?
Misschien zien we Slob over een paar jaar nog een keer terug. Bij de parlementaire enquête die cynische critici voorspellen over de 8,5 miljard aan belastinggeld die de overheid in een steunprogramma stopte maar waarvan niemand kon vaststellen of ze goed zijn terecht gekomen.
{apart kader}
Afromen mag niet
In de Tweede Kamer reageerde minister Arie Slob op signalen die de AOb ontvangt dat sommige besturen coronageld bovenschools afromen. “Afromen mag niet”, aldus de minister. “Je moet plannen maken op basis van de menukaart. Daar staat niet in dat een van de plannen is dat je mag afromen. Je mag wel geld beschikbaar stellen om bovenschools in te zetten, bijvoorbeeld voor zomerscholen, om dat met een aantal andere scholen te doen. Dat mag alleen maar als de medezeggenschapsraad ermee heeft ingestemd.”
Alle cursief gedrukte passages zijn reacties van respondenten in de AOb-enquête binnen het primair onderwijs over het Nationaal Programma Onderwijs (NPO).
{streamers}
De omvang van het steunpakket is een slag in de lucht
‘Je ziet dat beeldvorming voorrang krijgt boven inhoudelijke argumenten’
Van de respondenten geeft driekwart aan, dat de schoolleiding de interventies bepaalt