• blad nr 6
  • 1-6-2021
  • auteur . Overige 
  • Opinie

 

Het eindexamen als plaats delict

Tekst Roland van Loosbroek

Filosofiedocent Roland van Loosbroek vindt de correctie van de eindexamens een crime. Is hij de verdediger van zijn leerlingen of juist een rechercheur op zoek naar een overtreding?

Mensen reageren op prikkels. Leraren ook. Na de examens volgt de ‘benchmark’. Bij mij op school noemen we ze ‘bolletjes’. De gemiddelde cijfers van jouw klassen worden vergeleken met andere klassen. Als jouw klas onder het gemiddelde scoort (een ‘laag bolletje’), volgt op menig school een gesprek met de schoolleiding. Tienden tellen bij de benchmark. En daar ligt de basis voor de strijd die ik soms zie ontstaan. Een gevecht waarin verschillende collega’s verschillende houdingen aannemen.
Een houding die ik regelmatig tegenkom, is die van de collega die zijn leerlingen verdedigt. Ieder oorspronkelijk toegekend punt moet gehandhaafd blijven. Alternatieve uitleggen worden opgespoord in de verslagen van examenbesprekingen. Nieuwe bronnen worden ingebracht. Het antwoordmodel wordt gedeconstrueerd. Alles wordt vloeibaar, behalve de toegekende score. De tweede corrector is volgens deze collega te precies, te rechtlijnig of onwetend. Als je als tweede corrector dit type treft, moet je al snel de handdoek in de ring gooien. Ik zie hier een verdediger van het eigenbelang. Voor een leerling is het bijna altijd om het even of hij een 6,8 of 6,6 scoort. Voor de leraar is dat anders, hier hangt boven- of ondergemiddeld scoren vanaf en met een schoolleiding die dat belangrijk vindt, krijgt dit gedrag een heel andere dimensie.
Naast de verdediger is er de sluwe tacticus. Hij kiest bij het nakijken steevast voor het voordeel van de twijfel voor de leerling. Zeker bij de wat lastiger te beoordelen vragen. Als de tweede corrector niets zegt, is het punt terecht. Bij protest zal deze persoon op dat punt snel toegeven, wetende dat op andere punten de tactiek wel gewerkt heeft. Zo kreeg ik als tweede corrector ooit te horen: ‘Ik dacht: Je kijkt die opgave toch niet na. Maar geen probleem. Ik probeerde het gewoon.’ Dit type collega zadelt andere collega’s op met werk en stress.
Er is ook een typische tweede corrector die ik de grote gelijkmaker noem. Deze collega heeft het werk van zijn leerlingen op een bepaalde manier nagekeken en nu is die wijze de norm geworden. De zin ‘maar dit heb ik bij mijn leerlingen fout gerekend’, moet een inhoudelijke verdediging tenietdoen. Ik moet eerlijk bekennen dat ik dit zelf ook wel eens heb gedaan.
Dan tref je ook nog wel eens een collega die als een rechercheur aan de tweede correctie begint. Deze collega speurt, waarschijnlijk na ooit de sluwe tacticus ontmoet te hebben, naar aanwijzingen voor een wel heel soepele manier van nakijken. Het eindexamen is tenslotte een ideale plaats delict. Een lage pakkans en hoge opbrengst.
Verder heb ik af en toe een collega ontmoet die ieder verschil relevant vindt. Mag ik hem ‘de mierenneuker’ noemen? Eén punt verschil op een schaal van 54 moet volgens deze collega besproken worden. Maar kun je echt zeggen dat dit verschil op de schaal rationeel beslecht kan worden? Ik denk het niet. Zeker niet bij de vele interpretatievakken die we nu eenmaal geven.

IJdelheid
Zonder twijfel roept de ene reactie de andere op. We creëren daarmee onze eigen hel. Hoe moeten we dan wel nakijken? Laat ik in herinnering roepen wat onze rol is. Docenten in het voortgezet onderwijs moeten bepalen of een leerling klaar is voor de volgende stap. Het centraal examen moet garanderen dat diploma’s van verschillende scholen een voldoende gelijke waarde vertegenwoordigen. De voorspellende waarde van het centraal eindexamen voor succes in het vervolgonderwijs is minder dan van het schoolexamen. Dus misschien moeten we vooral kijken of een individuele leerling niet benadeeld is door de eigen docent. Ook de docent-leerlingrelatie veroorzaakt immers soms een motief voor wrok. Of een leerling een 6,8 of een 6,6 heeft, doet vaak weinig ter zake. Geef in dat geval de leerling maar het voordeel van de twijfel. De gemiddelde score van de klas als geheel, is nog veel minder van belang.
Helaas werkt de praktijk van het benchmarken heel ander gedrag in de hand. Een hoog gemiddelde op het centraal examen lijkt gelijk te staan aan goed leraarschap. Dus hoe te reageren? Feliciteer de collega met de geleverde strijd voor de leerling, complimenteer de sluwe tacticus, geef de rechercheur het pluim voor zijn mooie zoekwerk. Kom wel op voor die enkele leerling die mogelijk benadeeld is door een slechte relatie met zijn leraar. Maar ook: stel aan je schoolleiding een andere manier van kwaliteitsbeoordeling voor. Wijs de met hoge cijfers pochende collega op de onderzoeken van het Cito die laten zien dat de persoon die nakijkt van invloed is. Nog beter zou het natuurlijk zijn om het centraal eindexamen steviger te herzien: maak een einde aan het zelf nakijken, laat het centraal eindexamen minder wegen, schaf het desnoods af. Maar tot die tijd feliciteer ik iedereen met zijn mooie gemiddelde.

Roland van Loosbroek is docent filosofie op een school voor havo en vwo

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.