- blad nr 6
- 1-6-2021
- auteur R. Hassink
- Redactioneel
In de voetsporen van je vroegere leraar
‘Er was altijd ruimte voor je eigen mening’
‘Waarschijnlijk kent u mij niet meer, maar ik heb tien, elf jaar geleden maatschappijleer van u gehad. Dat was voor mij destijds het leukste vak op school en heeft ervoor gezorgd dat ik nu zelf maatschappijleraar ben.’ Dit schrijft Toby de Kok als reactie op een vraag van Jacquelina Jansson in de groep ‘Leraren maatschappijleer’ op Facebook. Het antwoord blijft niet lang uit. ‘Wat lief dat je dat zegt, Toby. Ik heb even je foto bekeken en ik herken je direct.’ Een paar maanden later zit het duo in een videobelgesprek met het Onderwijsblad. “Goh, je bent wel veranderd”, zegt De Kok enigszins plagend. “Ja, wat wil je, ik was toen nog een puppy”, pareert Jansson.
De Kok was niet Janssons braafste leerling, dat weet hij zelf ook. “Jacquelina had de regel dat je bij drie waarschuwingen de rest van het jaar alleen werd gezet. Na een maand was het zover voor mij.” Toch herinnert Jansson zich in De Kok geen lastige leerling. “Ik weet nog precies waar je zat, rechts achteraan, maar lastig. Nee, dat vond ik je niet. Dat vind ik sowieso niet snel van leerlingen.” Voor De Kok was boeiend aan het schoolvak “dat je vanuit verschillende gezichtspunten naar maatschappelijke ontwikkelingen kunt kijken”, maar hij genoot ook van hoe het er in de lessen aan toe ging. “Bij maatschappijleer was er altijd ruimte voor je eigen mening. Jacquelina vroeg er zelfs om. Dat is iets wat ik nu ook doe. En leerlingen mogen van mij alles vinden, zolang ze zich er maar in verdiept hebben en het kunnen beargumenteren.”
Jansson: “Ja, die veilige sfeer wilde ik in mijn lessen ook. Sowieso vind ik welbevinden belangrijker dan resultaten, zeker in coronatijden. Als leerlingen nu over achterstanden beginnen, houd ik ze altijd voor dat ze ook heel gelukkig kunnen worden zonder maatschappijleer.”
Zou zo’n inspirerende invloed van een leraar van vroeger niet de oplossing kunnen zijn voor het lerarentekort? Jansson: “Nou, dan is mijn taak volbracht, want ik heb er blijkbaar eentje geďnspireerd. En een andere leerling is docent Nederlands geworden, nota bene bij mij op school. Toen ik dat hoorde, moest ik wel even slikken, want dat is een teken dat je al heel wat jaren meedraait.”
‘Op mijn kamer thuis speelde ik schooltje’
In groep 7 ontdekt de elfjarige Richard Verkerk wat hij later wil worden. Geen brandweerman, geen dokter, geen piloot, maar leerkracht. “Het was zelfs zo dat ik op mijn kamer thuis ‘schooltje’ speelde. Ik had daar een krijtbord waarop ik toetsen maakte en een groepsmap waarin ik van alles bijhield.” Inspiratiebron voor deze zeldzame jongenshobby is Rob Diepenbroek die in 2004 zijn eerste jaar beleeft als leerkracht in het basisonderwijs. “Ik kan me dat jaar nog heel goed herinneren. Ook Richard kan ik me uit die tijd nog helder voor de geest halen: een leuke, sociale jongen die wat moeite had met rekenen, dus daar heb ik hem toen extra mee geholpen.” Niet alleen met die rekenhulp maakt Diepenbroek indruk op Verkerk. “Rob was een moderne meester. Hij had een laptop met geluidjes en muziekjes die hij in de lessen gebruikte. Dat zorgde voor een ontspannen sfeer in de klas. Zo met een groep kinderen omgaan, ze zo naar je hand zetten, dat wilde ik ook.”
Verkerk gaat na de middelbare school naar de pabo en doet zijn lio-stage op zijn oude school in Rhenen, bij meester Rob. En als hij net een jaar voor de klas staat, wordt hij in 2015 gebeld door de directeur van de Cuneraschool. “Ze zochten een leerkracht. Ik hoefde niet lang na te denken, want ik wilde heel graag werken op mijn oude school. Toch heb ik de eerste twee jaar wat ongemakkelijk gevonden, want ineens waren mijn ‘oude’ leerkrachten collega’s. Ik voelde me niet meteen gelijkwaardig.”
Dat Verkerk vanwege hem voor het vak van leerkracht koos, ontdekte Diepenbroek pas toen de twee al een tijd collega’s waren. “Ik vind het een eer. Het is heel mooi dat je klaarblijkelijk je enthousiasme voor het vak zo kunt uitdragen dat een leerling daardoor geďnspireerd raakt.” Ook Verkerk hoopt dat ooit nog eens mee te maken. Geeft hij nu op dezelfde manier les als zijn schoolvoorbeeld? “Ik wil niet te veel spiegelen en ik heb intussen een eigen stijl, maar ik heb wel dingen van Rob overgenomen. Bijvoorbeeld dat de boog niet altijd gespannen kan staan en dat je soms met een lolletje een conflict tussen kinderen kan oplossen.”
‘Ook ik zet het kind centraal’
Yvonne Beijering is acht jaar als ze van de basisschool in Borger-Odoorn ‘verhuist’ naar Ees, een dorp met zo’n driehonderd inwoners op een paar kilometer afstand. “De school voelde als een warm nest en dat kwam vooral door mijn juf van toen, Mineke Schrijvers. Bij Mineke kreeg ik meteen een veilig en vertrouwd gevoel en ze gaf erg leuke lessen. Die combinatie zorgde ervoor dat ik destijds ineens in poëziealbums van vriendinnetjes ging schrijven dat ik later juf wilde worden.”
Al duurt het voor Beijering nog een hele tijd voor ze daadwerkelijk zelf voor de klas staat. Pas eind jaren negentig, nadat ze een tijd een eigen cadeaushop en kapsalon heeft gerund, schrijft ze zich in voor de pabo. “Om toegelaten te worden moest ik een rekentoets doen en die kennis was behoorlijk weggezakt, dus toen heb ik Mineke gevraagd of ze me wilde helpen. Ik slaagde met vlag en wimpel.”
Mineke Schrijvers probeert zelf te verklaren hoe ze Yvonne destijds zo heeft weten te raken. “Mijn hele carričre heb ik geprobeerd echt contact te maken met kinderen. Sommige kinderen hebben een muurtje om zich heen en die kun je pas echt bereiken als je door dat muurtje heen kunt kijken.” Beijering onderschrijft dat. “En dat is ook precies hoe ik nu zelf in het onderwijs zit. Ook ik zet het kind altijd centraal.”
Intussen is de bewondering wederzijds, vertelt Schrijvers. “Tijdens de voorbereiding op die rekentoets en tijdens de stage die Yvonne bij mij op school liep, zag ik een enorme gedrevenheid die ze tot op de dag van vandaag heeft.” Contact hebben de twee ook nog steeds. Beijering: “Mineke is nu met vervroegd pensioen, maar is nog steeds actief als beeldend kunstenaar. Soms nodig ik haar uit om bij mij in de klas een workshop te geven. Heel leuk om je juf van vroeger dan in de klas te hebben.”
Het tweetal twijfelt of het beroep van leraar nog in dezelfde mate tot de verbeelding spreekt van kinderen. Beijering: “Wat ik de laatste jaren zie, is dat minder ouders waardering hebben voor ons vak en ik vrees dat hun kinderen dat meekrijgen.” Schrijvers denkt ook dat de zwaarte van het beroep daarbij een rol speelt. “Leerkrachten moeten heel veel ballen in de lucht houden; kinderen voelen die stress en druk haarfijn aan.”