- blad nr 6
- 1-6-2021
- auteur L.. van Sadelhoff
- Redactioneel
De titanenstrijd van een misbruikte leerling
‘Moet je van ver komen’, mailt Marijn als we een interviewafspraak proberen te maken. ‘Het liefst spreek ik namelijk ’s ochtends vroeg af, dan ben ik nog helder. Daarna neemt het rap af.’
Dus het is negen uur in de ochtend als Marijn de deur open doet -vriendelijk, en, inderdaad: nog heel helder. Hij schenkt thee in in zijn woonkamer. Zijn vrouw stapt net op de fiets naar haar vrijwilligerswerk, ze zwaait nog even vanuit de tuin. Er zit nog één kind boven te studeren, zijn andere twee kinderen zijn het huis uit. Marijn gaat zitten, kop thee op schoot. En hij vertelt.
Hij groeide op in een dorp onder de rook van Rotterdam, in een gezin met een psychotische moeder, veel schreeuwen en daarna veel apathisch gestaar. “Als ik aan ons huis denk, dan denk ik aan een gang met allemaal deuren. De slaapkamerdeur van mijn broer, die van mijn zus, mijzelf, die van mijn ouders. Achter elke deur leefde iedereen in een eigen wereld. Er was geen eenheid, geen liefde, geen aandacht.”
Dat zocht Marijn bij zijn docenten. “Ik was altijd dat kind dat op het schoolplein de hand van de meester of juf pakte.” Marijn staat op, loopt een paar keer heen en weer met zijn hand naar achteren gestoken. Hij beeldt de docent uit, lopend over het schoolplein, aan zijn uitgestoken hand loopt een denkbeeldige kleuter. “Zoiets is een teken dat een kind ongelukkig is. Ik liep ook maandenlang met een bril vol krassen op de glazen en afbladderende pootjes. Dat soort kleine signaaltjes moeten je toch opvallen, als docent? Ze deden niets.”
Het maakte hem kwetsbaar voor pesterijen van klasgenoten, maar ook voor volwassenen met kwade bedoelingen. Het eerste halfjaar op de middelbare school was fantastisch, zegt Marijn. “Op de basisschool keken leraren langs ons heen, ze gaven je een stempel voor je huiswerkje en dat was het. Maar hier keken ze echt naar wat je had gemaakt, ze keken je in de ogen. Ik bloeide op.”
Een van de docenten die veel aandacht gaf aan Marijn was zijn docent Frans. Een grote, imposante man, borstelige wenkbrauwen, indringende bruine ogen. Hij voelde angst voor hem, ontzag, maar het was wel een docent die hem zág. Marijn bleef na de lessen steeds vaker hangen en toen kwam de vraag, redelijk uit het niets, of Marijn zin had om bij deze docent en zijn gezin te komen logeren? Een weekendje?
“Ik weet nog dat ik in mijn buik voelde: dit klopt niet. Maar thuis was het zo naar, ik wilde daar zo graag weg. En hij woonde op een grote boerderij. Met een hooizolder, een boomgaard, een bijenhotel. Dan had je me. Voor ik het wist, antwoordde ik: Als het mag van mijn ouders.” Het mocht van zijn ouders -tuurlijk mocht het van zijn ouders. “Die vonden alles best.” Wat volgden waren meerdere weekenden vol logeerpartijtjes. En toen begonnen ook de oversekste opmerkingen (‘hoe vaak masturbeer jij?’), de intimidatie (‘ik moet de douchekop vasthouden terwijl jij doucht, hij hangt los’) en vervolgens ernstig misbruik, op de hooizolder. Anderhalf jaar lang hield het aan. “Na de eerste keer had ik dondersgoed door: dit wil ik niet. Dit hoort niet. Maar hij had mij in zijn macht. Dit was mijn schuld, toch? Op een gegeven moment had hij ook pornografische foto’s van me gemaakt -hij noemde dat ‘kiekjes’. Als ik het zou vertellen, dan zou hij in de gevangenis terechtkomen. Of die foto’s zouden openbaar worden. Bovendien: aan wie zou ik het moeten vertellen?”
Als Marijn daar nu aan terugdenkt, beseft hij hoe eenzaam hij was. Hij schudt zijn hoofd. Er liepen daar tientallen leraren op school, die hem allemaal zagen, elke dag zat hij in hun lokaal. Een puber die steeds magerder werd, een steeds doffere blik in zijn ogen kreeg, steeds meer pukkeltjes op zijn steeds vettere huid. Zijn haar was steeds vaker ongewassen en ongeknipt, Marijn droeg grote, loshangende kleding -alles om zijn lijf te verbergen. In de klas had hij het ijskoud, zelfs in de zomer droeg hij in het lokaal zijn winterjas. “Leraren dachten toen misschien: hij wil zich kleden als een hippie, hij is in de puberteit en zoekende, maar je kon aan mijn houding zien dat ik niet gelukkig was. Ik zonderde me af, praatte met niemand meer. Ik liet alles over me heen komen, als het had gesneeuwd, liet ik me op het schoolplein bekogelen met ijsballen.”
Trauma’s
Het misbruik stopte net zo abrupt als het begon: toen Marijns vader een keer naar de boerderij belde om te vragen of alles goed ging. “Niet omdat hij argwaan had, maar omdat ik grieperig was die week.”
In Marijns hoofd ging het misbruik onverminderd door. Hij kampte zijn hele schoolperiode met nachtmerries, psychoses, herbelevingen. “Geen pretje”, zegt Marijn met een flauwe glimlach. Op zijn achttiende verliet hij zonder diploma de school. “Ik was er vaak gewoon niet bij.” Hij wijst naar zijn hoofd. “Mentaal was ik gewoon niet op aarde, ik zweefde ergens tussen mijn trauma’s.” Hij grinnikt. “Ik denk dat de mensen die me toen kenden, dachten: wat een halve zool.”
Nadat hij de school verliet, kwam het verhaal er ineens uit, vraag niet hoe of waarom, maar het lag ineens op tafel. Bij zijn oud-klasgenoot waar hij op bezoek was en haar moeder. Schoorvoetend is hij met hen hulp gaan zoeken. Eveneens schoorvoetend is hij met hen naar het politiebureau gegaan om aangifte te doen. De docent werd opgepakt en niet veel later werd er extreem veel kinderporno gevonden
Zelf wilde hij het anders doen, besloot hij toen hij het onderwijs in ging. Hij studeerde sociaal cultureel werk en belandde voor de klas als docent handvaardigheid, op een middelbare school in Rotterdam. “Het was niet zo dat ik dacht: ik wil docent worden omdat ik kinderen wil geven wat ik heb gemist”, zegt hij. “Ik wilde ook nooit voor de klas, ik vond grote groepen bedreigend. Toch riep het onderwijs me.”
Alarmbellen
Hij had continu alarmbellen in zijn oren rinkelen. Als een kind een tijdje afwezig was, als het stil was, als het er niet goed uitzag. Marijn lacht. “Ik zocht overal wat achter, was overberzorgd door wat ik zelf had meegemaakt.” Het was voor hemzelf misschien onprettig, continu ‘aan’ staan, maar voor zijn leerlingen kon hij wel het verschil maken. “Er was een meisje dat in het begin van het schooljaar helemaal achterin ging zitten. Defensieve houding. Ik besloot haar professioneel te ontwijken, maar ondertussen hield ik haar wel in de gaten. Ze kwam in de weken daarna steeds meer naar voren zitten.” Tot ze helemaal vooraan zat. En Marijn en zij elkaar na de les spraken. ‘Meneer, ik wilde dood’, vertelde ze. “Dat was heftig, maar ik vond het zo fijn dat ik dat luisterende oor was. Dat meisje voelde zich echt begrepen toen ze het lokaal uit liep.”
Toch bekroop Marijn steeds vaker het gevoel dat hij tekortschoot. “Ik kon in paniek raken als ik in een drukke aula stond en dacht: welk kind zien we over het hoofd?”
Hij droomde over zijn klassen. Vaker dan hem lief was. En toen was de emmer vol. Hij werd door de psycholoog en bedrijfsarts arbeidsongeschikt verklaard. Posttraumatische stress met psychotische terugvallen was de diagnose. Rust, reinheid en regelmaat was wat hij nodig had. “Dat gaat niet samen met lesgeven.”
Nu gaat het beter met hem. Zijn nachtmerries zullen altijd blijven, evenals zijn vermoeidheid, het concentratiegebrek, overgevoeligheid voor prikkels. Verdriet. “Maar ik heb een fantastisch gezin, een fijn en sterk huwelijk. Ik zeg weleens: Naast de hel, heb ik ook de hemel leren kennen.” Hij vult zijn dagen met wandelen, lezen, slapen. En ook: schrijven. Want dat verhaal, dat moest eruit. Zijn boek Omarm het leven, de titanenstrijd van een als leerling seksueel misbruikte man is nu af. “Ik wilde per se het woord ‘leerling’ in de titel”, zegt Marijn. “Omdat ik ook docenten wil laten zien: dit gebeurt.” Het is ook een boodschap voor schooldirecteuren, pedagogisch medewerkers en ook: conciërges. “Die zien ook veel, juist omdat zij de kinderen buiten het lokaal en de groep zien.”
Marijn kan ze niet meer in de gaten houden, al die jongeren, krioelend door de gangen, kletsend in de aula, neerploffend in de lokalen. Maar wat hij wel kan: zijn verhaal delen. Zodat docenten zelf handvatten hebben om namens Marijn te kijken hoe het met leerlingen gaat. Om te vragen: Wat gaat er in je hoofd om? Kan ik je ergens bij helpen?
De naam van Marijn is een pseudoniem. Zijn echte naam en woonplaats zijn bekend bij de redactie. Het boek Omarm het leven van ‘Marijn Louis Willems’ is te bestellen via Uitgeverij Boekscout, € 19,50