- blad nr 4
- 1-4-2021
- auteur . Overige
- Redactioneel
Hamid durft nergens op te hopen
De leerlingen van Sheila Latukonsina zijn over de bergen van Afghanistan en door de woestijn in Sudan gereisd om alleen en minderjarig in Arnhem te belanden. Getraumatiseerd en in constante stress komen ze in een speciaal klasje terecht.
De laatste paar weken zijn onrustig. De jongens zijn moe, soms leggen ze hun hoofd op tafel en vallen in slaap. We laten ze. Altijd. Ze zijn chagrijnig, gefrustreerd en staan op spanning. Vooral Hamid (niet zijn echte naam) heeft het zwaar. Na twee jaar in Nederland krijgt hij deze maand te horen of hij kan blijven of weg moet. Hij durft nergens op te hopen: de ene Afghaan, zoals Ali, krijgt een verblijfsvergunning. De andere, zoals Meysam, niet. Voor zover we weten is Meysam de dag voordat hij achttien jaar werd ondergedoken, niemand weet waar. Hij is bang om opgepakt te worden en het land te worden uitgezet, terug naar de brandhaard waar hij vandaan kwam. Daarom verschijnt hij niet meer in de klas. Hij was de meest serieuze, zachtaardige jongen van de groep. Leergierig, sprak goed Engels, bereidde de les voor. En nu dus, ergens.
Ons klaslokaal is een soort jeugdhonk. Eigen keukentje, eigen toilet en, heel belangrijk, een eigen deur naar het pleintje. Als de jongens het even niet meer trekken, kunnen ze naar buiten voor een sigaretje. Een snelle wandeling. En soms voor het uitvechten van hun ruzies. Meestal verbaal. Het is paradoxaal, maar de wetenschap dat ze elk moment weg kunnen lopen, maakt juist dat ze naar school komen. In de klas mogen ze altijd hun jas aanhouden. Als je je niet veilig voelt, biedt een jas bescherming. Lesuren staan ingeroosterd, maar dat blijkt vooral voor de vorm. Als de jongens komen, houden ze zich niet aan lesuren. Ze komen als ze kunnen.
Hamid komt dus halverwege de ochtend binnen, happend naar adem. De andere jongens zien het ook en weten genoeg. Split seconds van herkenning. Ik neem Hamid mee naar het keukentje om te praten. Maar dat gaat nauwelijks, want hij stottert vreselijk als hij opgewonden is. En dat frustreert hem nog meer. Stotteren in een taal die niet de jouwe is. Wat een ellende. Ik help hem met woordjes hoewel ik weet dat je dat bij Nederlandstalige stotteraars beter niet kunt doen. Maar bij Afghaanse?
Ontploft
Hamid maakt dingen mee die voor Nederlandse staatsburgers al zenuwslopend zijn. Maar dan een tikje erger. Zijn laptop crasht, zijn ov-kaart is kwijt, de politie valt zijn kamer op het asielzoekerscentrum binnen. Hij krijgt ruzie met de begeleiders omdat hij na de inval naar een ander azc wil. En als dat eindelijk gelukt is, komt hij op een kamer terecht met vier andere mensen die de hele nacht lawaai maken. Waardoor hij nog minder en slechter slaapt dan hij al deed. En dus wil Hamid terugplaatsing. Wat weer smeken is om nog meer moeilijkheden. Die hij ook krijgt. Bij het azc in Nijmegen, het azc in Arnhem. En vandaag tijdens een belangrijke afspraak bij Vluchtelingenwerk. Hij kreeg ruzie, heeft met tafels en papieren rondgesmeten en is door de bewaking naar buiten gezet.
Hamid komt nauwelijks tot rust, blijft stotterend kleine rondjes lopen. Ik denk dat hij hyperventileert. Ik zet de waterkoker aan. Rustig blijven, krukje voor hem neerzetten, naast hem zitten. Hakkelend en hijgend, woordjes uitspuwend praat hij. De afspraak bij Vluchtelingenwerk was een kwartier vertraagd en daardoor was hij ontploft. Dat was het eigenlijk. En daarmee was de Belangrijke Afspraak van de baan. Hamid is wanhopig. Ik bel voor hem naar Vluchtelingenwerk, naar het azc, naar zijn voogd bij Nidos (jeugdbescherming voor vluchtelingen), praat met receptionistes, woonbegeleiders. En het lukt me na lang onderhandelen om een ander tijdstip voor de Belangrijke Afspraak te krijgen. Als ik Hamid vertel dat Vluchtelingenwerk hem nog een kans geeft voor een gesprek, breekt hij. Hij draait zijn tengere rug naar me toe en buigt zijn hoofd. Hand voor zijn ogen, geen geluid. Misschien wel tranen. Ik leg een hand op zijn rug. Knokig. Na een paar tellen herpakt hij zich. Ademt, draait zich om en kijkt me niet aan. “Dank u wel mevrouw.”
Onwennnig
Als collega Rebecca en ik later die middag een presentatie geven bij de opvanglocatie, is Hamid daar ook. Beetje tafeltennissen met de andere jongens, kletsen met de woonbegeleiders. Rebecca en ik kennen iedereen daar; we zijn er wekelijks. Zodra de andere jongens ons zien, lopen ze op ons af. Lachend, handen schuddend, grapjes makend. Hamid komt er ook aan. We hebben een fractie van een seconde oogcontact. Dan zakt zijn hoofd naar beneden en beschermt zijn hand zijn gezicht. Ik omarm hem één, twee seconden. Onwennig. Hij huilt zonder geluid en zonder beweging. Ik sta en denk stil. Docent voel ik me al lang niet meer.
{naschrift}
In het voorjaar van 2018 heffen we de klas op en geven we een klein afscheidsfeestje. Daar zie ik Hamid voor het laatst. Hij is dan al weken niet op school geweest en vertelt dat hij nog in ‘procedure’ zit. Later hoor ik via via dat hij bij een Afghaans gezin in Den Haag is ingetrokken. Illegaal, want zijn asielaanvraag was afgewezen. Ik heb zijn mobiele nummer lang bewaard, maar dat is nu opgeheven.
{noot}
Met dank aan Rebecca Hemrica en Dick Mol van roc Rijn IJssel in Arnhem
{kader}
Recht op onderwijs
Minderjarige asielzoekers hebben, ongeacht hun verblijfsstatus, recht op onderwijs. Zelfs als de asielaanvraag wordt afgewezen behouden ze dat recht, tenminste totdat ze achttien jaar zijn. In de onderwijspraktijk blijkt dit principe lastig uitvoerbaar. De jongeren zijn vaak getraumatiseerd waardoor ‘gewoon naar school gaan’ er niet in zit. In schooljaar 2017-2018, in de nasleep van de Europese vluchtelingencrisis, werd op het Rijn IJssel in Arnhem een speciale plusklas opgericht voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen met multi-problematiek. Sheila Latukonsina gaf daar les. Haar primaire opdracht was: haal ze naar school en breng ze in een dagritme. En als ze iets leren, is dat mooi meegenomen.
Toen in het voorjaar van 2018 de meeste jongeren achttien jaar waren geworden, werd de klas opgeheven. Sommige jongeren hadden een status gekregen en stroomden uit naar een reguliere klas. Een enkeling verhuisde, anderen gingen de illegaliteit in en doken onder, of verdwenen gewoonweg. In vaktermen Met Onbekende Bestemming (