• blad nr 4
  • 1-4-2021
  • auteur D. van 't Erve 
  • Redactioneel

 

Samen ervaring opdoen buiten de school

Werk vinden én behouden is voor veel jongeren uit het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs moeilijk. In Deventer kunnen leerlingen hun vaardigheden alvast op locaties buiten de school trainen.

Uit de radio schalt muziek door de werkruimte van het trainingscentrum Matchpoind waar vandaag leerlingen van praktijkonderwijs Arkelstein in Deventer aan het werk zijn. Achterin hoor je het geklets van drie meiden die glazen potten van hun etiket proberen te ontdoen. “Meneer, mijn mesje laat de hele tijd los. Ik word er gek van”, roept Angelina (15) naar bedrijfsleider Marc Hollander die samen met Cihan (16) grote vellen papier aan het verven is. Vanwege een knieblessure kan Angelina niet naar haar stage bij het Kruidvat waar ze veel moet staan. “Het is jammer”, vertelt ze, “maar ik vond het daar ook wel moeilijk. Er kwamen veel mensen naar me toe met vragen, soms ook in het Engels, terwijl ik daar niet goed in ben. Hier is het fijn, want alles is op één plek en ik kan gewoon doorwerken.”
Bij Matchpoind (Matchen Passend Onderwijs Deventer) kunnen leerlingen van praktijkonderwijs Arkelstein en voortgezet speciaal onderwijs de Linde alvast rustig proeven aan de praktijk. Als opstap voor hun stage trainen ze er hun werknemersvaardigheden. Ook leerlingen die uitvallen tijdens hun stage kunnen er terecht. Naast het trainingscentrum dat gevestigd is in een bedrijfsverzamelgebouw, omvat Matchpoind ook andere locaties waar leerlingen werkervaring op kunnen doen, zoals bij woonzorgcentrum de Bloemendal en het Groenbedrijf Deventer. “Voor leerlingen is het fijn dat ze al kunnen wennen aan het werken op een andere plek, met andere regels en een bedrijfsleider”, vertelt Ria Klein Lebbink, coördinator arbeidsmarkttoeleiding bij Arkelstein. “De grote meerwaarde is dat het om echte opdrachten gaat, waarbij het niet erg is als je een foutje maakt.”
“Op andere scholen waar ik werkte, leerden we leerlingen dezelfde vaardigheden, maar dan in de klas”, vult Jan Vernooij aan, sinds dit schooljaar directeur van de Linde. “Bijvoorbeeld door luchtvaartbestek te sorteren en in een zakje te doen. Maar als de les voorbij was, ging alles weer bij elkaar in de doos voor de volgende groep.”
“Dat doen we hier dus niet hoor”, lacht Hollander, die nu drie jaar als vaste bedrijfsleider de leerlingen op de werkvloer begeleidt. “Maar er gaat wel vaak iets fout. Zo haal ik van de honderd doosjes met gordijnhaakjes, er zeker wel tien uit waarvan het aantal niet klopt. Samen met de leerlingen controleer ik alles. Dat hoort ook bij het leerproces.”

Kleurenwaaiers
“Wel doorgaan tot een halve centimeter, hè”, wijst Hollander naar de brede witte rand op het papier dat Cihan in een hoog tempo zwart verft. Met een lach rolt hij de verf iets verder uit. Een verffabrikant uit Bussum maakt van het resultaat kleurenwaaiers, die de leerlingen in het trainingscentrum vervolgens weer in elkaar zetten. Volgens de docent is het een voorbeeld van een mooie, betaalde opdracht. “Het gaat er niet om dat ze leren verven of doosjes vouwen”, zegt hij. “Dit soort repeterend werk is een middel om werknemersvaardigheden op te doen, zoals op tijd komen, werkschoenen aandoen of omgaan met collega’s. Opdrachten moeten ook niet te moeilijk zijn, want dan is er geen ruimte om gewoon gezellig te kletsen met elkaar.”
Een goede voorbereiding is essentieel voor een kansrijke overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt. Een groot deel van de ruim achtduizend jongeren die jaarlijks in Nederland het vso en pro met het profiel arbeid verlaten, komt of blijft niet aan het werk. Twee derde van de vso-lichting die in 2014 uitstroomde, belandde binnen vier jaar in een uitkering. Praktijkschoolleerlingen vinden weliswaar beter de weg naar de arbeidsmarkt, maar ook daar kwam ruim een derde van schoolverlaters uit 2014 in een uitkering terecht. Uit cijfers van Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt ook positief nieuws: scholen en ketenpartners slagen er wel steeds beter in om deze jongeren aan het werk te helpen. Kwam in 2015 meer dan de helft van het aantal vso-schoolverlaters direct in een uitkering terecht, in 2019 is dat aantal gedaald naar een derde.
Volgens Patrick Hallink, landelijk kwartiermaker arbeidstoeleiding vso-pro, kun je ook anders naar de cijfers kijken. “Als je bedenkt dat bijna 90 procent van alle jongeren in het praktijkonderwijs op een goede plek terechtkomt, ofwel in vervolgonderwijs, dagbesteding of werk, dan doen we het ontzettend goed. Dit zijn ‘zijwind-gevoelige’ jongeren die snel kunnen uitvallen.”

Kwetsbaar
Bij het voortgezet speciaal onderwijs ligt het volgens hem wel iets anders, omdat de doelgroep heel divers is: van slechtziende leerlingen tot leerlingen met een verstandelijke of lichamelijke beperking of met gedragsstoornissen. “Nederland is een land van gemiddeldes en deze jongeren zijn niet gemiddeld. De afstand van een vso-leerling tot de arbeidsmarkt is groter dan die van een pro-leerling. Maar voor beide groepen geldt dat zij de steeds complexere maatschappij vaak niet kunnen bijbenen. Ze zijn kwetsbaar op veel domeinen en komen meer dan gemiddeld met teleurstellingen in aanraking. Een van de meest belangrijke succesfactoren is een vaste coach die een vinger aan de pols houdt en hen helpt de route naar instanties te vinden als dat nodig is.”
Want wat de situatie ook complex maakt, is het aantal organisaties dat betrokken is bij de arbeidstoeleiding van deze jongeren, vertelt Hallink. “Een school kan in een bepaalde regio wel met 45 verschillende instanties te maken hebben en moet als kleine partij steeds haar eigen wiel zien uit te vinden.”
In Deventer is in 2014 Matchpoind ontstaan uit een samenwerking van alle vijf vso/pro-scholen. “Hierdoor konden we als kleine scholen gezamenlijk als gesprekspartner optreden naar de gemeente”, vertelt coördinator Klein Lebbink.
“De kracht is dat alle partijen elkaar goed weten te vinden. Al een half jaar voordat een leerling van school gaat, start het overleg met werkgevers. En als een leerling ergens moeite mee heeft, bedenken we samen wat mogelijkheden zijn. De begeleiding van elke leerling naar een goede plek is van begin tot eind maatwerk.”
Vernooij: “Soms moet je linksom, rechtsom of dwars door het midden, maar we proberen alles om ze op de juiste plek te krijgen. Een meisje vond het bijvoorbeeld moeilijk om in de klas te functioneren, tot we ontdekten dat ze talent heeft voor fotografie. Ze heeft nu een eigen bedrijfje en maakt foto’s voor een vakblad in de zorg. Zo proberen we bij alle leerlingen het vlammetje aan te krijgen.”

Energie
In de koffiepauze tekent Angelina met zwarte stift sierlijke letters het woord music in een schriftje, terwijl de anderen in hun mobiel verdiept zijn. “Als ik te veel energie heb, ga ik tekenen. Daar word ik rustig van”, vertelt ze. “Ik weet nog niet wat ik voor werk ik wil gaan doen, iets met kinderen misschien. Ik denk dat ik eerst nog naar het roc ga.”
Door fusie en vertrek van scholen, zijn er nog maar twee scholen over die Matchpoind dragen. Sinds kort komen er ook leerlingen van internationale schakelklassen. “We zijn in gesprek om er meer scholen bij te betrekken”, vertelt Klein Lebbink. “De leerlingen van cluster 4-scholen hebben net zo goed behoefte aan een plek als dit”, legt Vernooij uit. “En twee weten meer dan één: als je er met een leerling niet uitkomt, is het mooi om de deskundigheid van de ander te kunnen raadplegen.”
De intensieve begeleiding op school en de samenwerking in Matchpoind leveren vruchten af. “Er gaat geen leerling bij ons weg zonder arbeidscontract”, zegt Vernooij. “Zelfs na drie jaar zijn de resultaten goed. En als een leerling vastloopt, weet hij school te vinden en helpen we hem weer op weg.”
De koepels van pro- en vso-scholen zien graag dat hun scholen in elke arbeidsmarktregio één gesprekspartner krijgen. Als landelijk kwartiermaker heeft Hallink in januari daarom de opdracht gekregen 35 coördinatoren te vinden die als aanspreekpunt tussen de scholen en instanties gaan fungeren. Daarnaast strijdt hij voor een structurele bekostiging voor scholen. “Voor de toeleiding naar werk en het bieden van nazorg zijn scholen afhankelijk van Europese subsidies en incidentele middelen. Dat moet anders”, stelt hij. “Bij investeringen in deze jongeren heeft iedereen baat. De jongeren, de werkgevers, de hele maatschappij. Iemand die echt mee kan doen, levert zoveel meer op dan alleen de besparing van een uitkering.”

{kader}
Meeste leerlingen stromen door naar vervolgonderwijs
Nederland telt 338 scholen voor voortgezet speciaal onderwijs met ruim 37 duizend leerlingen en 175 scholen voor praktijkonderwijs met bijna 30 duizend leerlingen. Om toegelaten te worden is een ‘toelaatbaarheidsverklaring’ van het samenwerkingsverband nodig. Vso-scholen zijn bedoeld voor leerlingen met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking en voor leerlingen met gedragsstoornissen. Het praktijkonderwijs is voor leerlingen voor wie het vmbo te hoog gegrepen is. Jaarlijks verlaten in totaal ongeveer 10 duizend leerlingen het vso en 6 duizend het pro. In februari heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel ‘Schooldiploma pro/vso’ aangenomen. Dit betekent dat vanaf volgend schooljaar alle schoolverlaters een diploma en bijbehorend portfolio kunnen ontvangen.

{infographic}
Waarvoor kiezen leerlingen na het vso/pro?
De helft stroomt door naar vervolgonderwijs
Een kwart naar werk
Een kwart naar dagbesteding

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.