- blad nr 9
- 1-10-2020
- auteur M. van Nieuwstadt
- Redactioneel
Het gevaar van gebrekkig Nederlands
Aan het begin van groep 6 kregen Charlotte en Paloma, de dochters van Marinella Orioni, op hun Parijse school een vragenlijstje voorgelegd. Waar komen je ouders en grootouders vandaan? Waarom zijn ze hierheen gekomen? En welke taal spreek je thuis? In het klassengesprek daarna werd duidelijk dat in de hele klas maar één of twee kinderen ouders en grootouders hadden die in Parijs geboren en getogen waren. Het is een voorbeeld van een positieve omgang met meertaligheid waar Orioni voor pleit in haar vorige maand verschenen boek Het meertalige kind.
“Mijn dochters dachten dat ze in de klas heel uitzonderlijk waren met een moeder die was geboren in Nederland en een vader uit Italië”, zegt Orioni. “Door deze vragenlijst raakten kinderen en de leerkracht doordrongen van de taalrijkdom in hun klas.”
In Nederland is het uitgangspunt om kinderen die thuis geen Nederlands spreken vanaf jonge leeftijd onder te dompelen in het Nederlands. Is die aanpak succesvol?
“Zo’n taalbad is goed en heel natuurlijk, maar we mogen de thuistaal niet vergeten. Kinderen spreken vaak meerdere talen. Laten we dat waarderen en er ons voordeel mee doen.”
Bestaat het gevaar dat leerkrachten meertalige kinderen onderschatten?
“Jazeker. Door een tekort aan kennis over meertaligheid en meertalige taalontwikkeling kunnen we kinderen verkeerd beoordelen. Als we meertalige kinderen op één taal aanspreken, zien we van hen maar de helft: het deel waarop ze worden getest.”
U schrijft dat het belangrijk is dat leraren het verschil begrijpen tussen kinderen die vanaf hun geboorte met meerdere talen opgroeien en kinderen die pas vanaf een jaar of vijf met een nieuwe taal in aanraking komen. Waarom?
“Hun meertalige taalontwikkeling verloopt niet op dezelfde manier. Je hoort vaak dat anderstalige kinderen zich concentreren op het Nederlands. Maar we mogen niet vergeten dat voor anderstalige kinderen hun thuistaal de basis is voor het leren van het Nederlands. Als ze vier of vijf jaar oud zijn, is een groot deel van hun taalontwikkeling voltooid. Als we ze vanaf dat moment verplichten om alleen nog maar Nederlands te gebruiken, lopen we het gevaar dat hun taalbasis verdwijnt.”
Aanhaken bij wat kinderen al weten, is een belangrijk uitgangspunt in het onderwijs. U noemt het voorbeeld van een kind dat een concept, bijvoorbeeld wat een zoogdier is, al wel kent in de thuistaal en legt uit dat een leerkracht van die kennisbasis gebruik kan maken. Dat is toch lastig in de praktijk?
“Het kan inderdaad lastig zijn omdat er dingen veranderd moeten worden. Leerkrachten kunnen bijvoorbeeld werken met visueel materiaal, waardoor de bestaande kennis van kinderen wordt aangewakkerd. In klassen waarin meerdere kinderen een andere basistaal delen, kunnen leerkrachten ook een beroep doen op die kennis: Weten jullie wat het is in jullie taal? Vaak is een enkel woord genoeg om een diepe bron van kennis aan te boren. In elk geval is het belangrijk dat leerkrachten zien dat het niet fout is en zeker niet gevaarlijk om af en toe een woordje uit een andere taal te gebruiken.”
De structuur van talen verschilt, legt u uit. Zo heeft het Marokkaans net als het Engels maar één lidwoord. Tegen die verschillen lopen kinderen met een niet-Nederlandse achtergrond aan in hun taalgebruik. Het helpt als leerkrachten dat begrijpen?
“Het is handig om het te weten. Je kunt een lange uitleg geven, maar die zal lastig landen als kinderen niet weten wat een lidwoord is.”
Een dergelijke aanpak vraagt van leerkrachten wel enorm veel achtergrondkennis.
“Het is natuurlijk niet de bedoeling dat leerkrachten dat allemaal weten. Ze kunnen het de kinderen wel gewoon vragen: Wie heeft er een thuistaal waar het anders werkt? Leerlingen zullen trots zijn om dat uit te leggen.”
Er zijn nogal wat nadelen te bedenken van het gebruik van de thuistaal in de klas. Tijd voor de moedertaal gaat ten koste van het Nederlands. Nederlands leren is belangrijk voor de integratie. En leraren die toestaan dat er in de klas Marokkaans of Turks gesproken wordt, verliezen misschien de controle.
“Het belang van het Nederlands voor de integratie stel ik niet ter discussie. En ik begrijp dat leerkrachten in hun klas de controle niet mogen verliezen. Het is natuurlijk ook niet de bedoeling dat iedereen in de klas zijn eigen taal spreekt, maar dat willen kinderen ook niet. Voor hen is het natuurlijk dat er op school Nederlands wordt gesproken, dat is inherent aan hun meertaligheid. Maar soms kan een thuistaal worden ingezet om leren mogelijk te maken.”
U ziet wel vooruitgang in de manier waarop we omgaan met tweetaligheid?
“In het afgelopen decennium is er over het algemeen meer openheid ontstaan tegenover meertaligheid. Op de pabo’s is er helaas nog te weinig systematische aandacht voor, maar ik zie dat leerkrachten op zoek gaan naar informatie.”
Is de manier waarop we in Nederland omgaan met het Fries een goed voorbeeld?
“Het is een prachtig voorbeeld en laat heel goed zien dat we niet bang hoeven te zijn dat aandacht voor de thuistaal ten koste gaat van het Nederlands.
Uw kinderen zijn drietalig opgegroeid. Hoe komt dat?
“Ik ben 22 jaar geleden in Parijs samen gaan wonen met mijn Italiaanse man. Hij spreekt Italiaans met de kinderen en ik Nederlands. Frans spreken ze op school. Ik heb heel lang les gegeven op de Nederlandse school hier in Parijs, ook aan mijn eigen dochters.”
Welke voordelen ervaren uw dochters van hun meertaligheid?
“Als we in Nederland zijn of in Italië, spreken ze vloeiend Nederlands en Italiaans met hun grootouders en de anderen om hen heen. Dat verrijkt hun leven. Ik heb een Italiaanse vader. Tijdens mijn jeugd kreeg hij te horen dat hij met mij geen Italiaans moest spreken, maar Nederlands. Zoiets gaat heel ver en we hebben er nog steeds niet van geleerd.”
De waardering voor talen verschilt sterk. Een moeder die op het schoolplein Engels spreekt met haar dochter wordt bewonderend aangekeken. Een moeder die Marokkaans spreekt met haar zoon, stuit misschien op boze blikken.
“Het is schrijnend als ouders zich voor hun taal moeten schamen en bovendien schadelijk voor de taalontwikkeling van hun kind als ze proberen het goed te doen door met hun kinderen te communiceren in gebrekkig Nederlands. Veel mensen zijn bang dat het gebruik van de thuistaal ten koste gaat van het Nederlands. Dat is niet zo.”
Internationaal onderzoek wijst uit dat voorleesprogramma’s in laagopgeleide gezinnen weinig effectief zijn. U oppert dat dat misschien komt doordat laagopgeleide ouders minder dan hoogopgeleide ouders in staat zijn de reactie van hun kind bij het voorlezen te peilen en hierop in te spelen. Hebben ouders die niet met de Nederlandse taal zijn opgevoed hetzelfde probleem?
“Jazeker. Maar de allerbelangrijkste boodschap blijft om hun kinderen in hun eigen taal voor te lezen en tegelijkertijd te zoeken naar verrijking in de schooltaal, door hen op jonge leeftijd naar een kinderdagverblijf te sturen bijvoorbeeld, door regelmatig een bibliotheek te bezoeken of door een Nederlandstalige oppas in te schakelen. Het is fundamenteel dat ouders de thuistaal blijven stimuleren. Als ze daarmee stoppen, blijft de ontwikkeling hangen. We maken ons veel zorgen over het Nederlands, maar niet genoeg over de thuistaal. Als de thuistaal wordt verwaarloosd, dan gaat dat ook ten koste van het Nederlands. En het schaadt het contact van kinderen met hun ouders.”
Het internationaal vergelijkende Pisa-onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling laat zien dat de leerachterstand van vijftienjarige kinderen met een migratieachtergrond in Nederland gemiddeld genomen toeneemt. Ziet u een verband met uw betoog?
“Daar moet ik voorzichtig mee zijn. Tegelijkertijd kan ik me voorstellen dat we tegen de lamp lopen door een samenspel van factoren, namelijk de toename van het aantal anderstalige kinderen, de traditionele manier van toetsen en een gebrek aan ervaring en kennis over de manier waarop we met anders- en meertalige kinderen om moeten gaan.”
Het meertalige kind, Marinella Orioni, Uitgeverij SWP, ISBN 9789088509872, € 25,00
{streamers}
‘Ouders kunnen hun kinderen het beste voorlezen in hun eigen taal’
‘Het belang van het Nederlands voor de integratie stel ik niet ter discussie’