- blad nr 8
- 1-9-2020
- auteur M. Lange
- Flashback
‘Ik had pech met de meeste leraren’
“De groep studenten bij het college van Will van Peer was niet zo groot, zo’n veertig mensen, maar hij vond het heel belangrijk dat hij meteen ieders naam wist. Hij was betrokken bij de studenten. Enerzijds vond ik dat bewonderingswaardig en voelde ik me ertoe aangetrokken, maar aan de andere kant vond ik dat heel eng, want het betekende dat hij me zou kunnen zien. Het liefst wilde ik onzichtbaar blijven. Ik was een soort schim. Na het college ging ik meteen weg, ik bleef niet hangen, ik stelde nooit vragen. Ik gaf Van Peer niet de kans om contact met mij te maken. Niet dat ik een heel timide persoon was, buiten de universiteit had ik een vriendenkring en ging ik veel uit, maar op de universiteit had ik niet het gevoel dat ik een plek had. Ik dacht helemaal niet dat ik belangrijk was, dat ik door kennis op te doen iets zou kunnen bijdragen aan de wereld.
Will van Peer sprak bevlogen over zijn vak. Hij had een bepaalde intensiteit in zijn blik alsof hij in elke student een oneindig potentieel zag, dus ook in mij. Hij gaf mij mee dat het zinvol is om iets te leren; dat leren iets extra’s aan je leven geeft. Op de middelbare school had ik voornamelijk oude, uitgebluste leraren gehad, zij brachten dat plezier van leren niet over. Ik denk dat ik pech had met de meeste leraren. Het was vooral mijn moeder die me eindeloos over Reve en Slauerhoff vertelde. De middelbare school, en ook de lagere school, vond ik één lange saaie periode. Ik was een goede leerling en vroeg niet om extra aandacht. Als ik mijn lesjes af had, zat ik uit het raam te turen of grapjes te maken.
Op de universiteit zweefde ik er vaak een beetje boven, ik stond in ieder geval helemaal niet met beide benen op de grond. Van Peer dwong je er wel te zijn. Ik herinner me niet precies hoe hij dat deed, waarschijnlijk door mijn voornaam te noemen, door me te zien, maar ook door de nadrukkelijkheid waarmee hij filosofen als Derrida en Foucault behandelde, waarvoor ik als vanzelf werd meegesleurd.
Bij hem kon je niet snel iets verkeerd doen of zeggen. Hij nam iedereen serieus. Alleen durfde ik mezelf nog niet serieus te nemen. Ik ben pas laat op gang komen. Pas toen ik later korte verhalen ging schrijven, vond ik mijn eigen toon, mijn eigen taal en denken.”
Willie van Peer (73): “Jente Posthuma herinner ik me, zij het enigszins vaag. Ik heb haar na de universiteit niet verder gevolgd, omdat ik Nederland in 1997 verlaten heb, maar vergeten ben ik haar niet. Dergelijke reacties van (oud)studenten zijn mij dierbaar. Wat mij bij mijn taak als docent steeds voor ogen heeft gestaan, is dit: wil je weten hoe de toekomst er gaat uitzien? Kijk dan naar je studenten en zie wat je met hen voor die toekomst kunt doen. Je studenten zijn het waardevolste kapitaal dat je hebt om onze samenleving menselijker te maken.”