• blad nr 8
  • 1-9-2020
  • auteur A. Kersten 
  • Redactioneel

 

Haagse bluf

Met Prinsjesdag in aantocht is het laatste politieke seizoen van dit kabinet aangebroken. Een terugblik op drie jaar debatten maakt duidelijk dat het onderwijs niet wordt bedacht in Den Haag, maar in de klas, door teams op school.

Een half jaar voordat Nederland een nieuwe Tweede Kamer kiest, viert het huidige kabinet van premier Mark Rutte zijn laatste Prinsjesdag. Deo volente, want in coronatijd is weinig absoluut zeker verdedigen onderwijsministers Arie Slob en Ingrid van Engelshoven dan later dit najaar hun onderwijsbegroting. Die debatten in de Tweede Kamer worden doorgaans gehouden als leraren voor de klas staan en dat is maar goed ook. Als je te veel politieke debatten kijkt, word je er wat cynisch van.
De dag dat het regeerakkoord werd getekend, 10 oktober 2017, lijkt een eeuwigheid geleden. Het lerarentekort - dat op scholen al veel langer voelbaar was maar in het coalitieakkoord niet eens met zoveel woorden voorkwam - groeide in drie jaar tijd uit tot een van de meest besproken politieke en maatschappelijke onderwerpen. Talloze debatten gingen er al over, kranten stonden er wekelijks vol van. Voor de bewindslieden in de Haagse Hoftoren van het ministerie van Onderwijs zonder twijfel het grootste hoofdpijndossier op hun bureau. Met name voor Slob, die verantwoordelijk is voor het primair en voortgezet onderwijs.
Op de werkvloer zagen scholen zich gedwongen klassen samen te voegen of leerlingen naar huis te sturen, simpelweg omdat er niemand was te vinden die een zieke collega kon vervangen. In dat klimaat van logistieke en pedagogische noodgrepen kwamen de afgelopen jaren vele tienduizenden leraren, ondersteuners en ander onderwijspersoneel in het hele land op de been om aandacht te vragen voor de knellende problemen. Het Haagse Zuiderpark, estafettestakingen in elke regio, het Malieveld: de opstand in het onderwijs maakte deze regeerperiode tot een van de roerigste ooit.
En toen stak een virus de grens over.

Clubgevoel
De uitbraak van corona zette de wereld op z’n kop, gooide het land en de scholen op slot. Het verhevigde de zorgen die er al waren over dat andere pijnlijke thema: de kansenongelijkheid tussen leerlingen en de achterstand voor leerlingen uit zwakkere sociaaleconomische milieus. En terwijl het lerarentekort voorlopig voortwoekert, gingen de krantenkoppen de afgelopen maanden vooral over afstandsonderwijs, ventilatie en veilig lesgeven.
In de Tweede Kamer spraken onderwijswoordvoerders van alle politieke partijen hun waardering uit voor het aanpassingsvermogen tijdens speciale ‘onderwijs en corona’-debatten. En ze uitten hun zorgen over de impact die de crisis zal hebben op de ontwikkeling van leerlingen en de belasting van leerkrachten en ondersteuners. Gaandeweg laten deze en al die andere onderwijsdebatten bij de doorgewinterde kijker een knagend gevoel van onbehagen achter.
Het heeft iets van een warm clubgevoel: de Kamerleden die het woord voeren bij onderwijsdebatten worden naar verloop van tijd vertrouwde gezichten. Rudmer Heerema van de VVD, Michel Rog (CDA), Paul van Meenen (D66), Harm Beertema (PVV), Kirsten van den Hul (Pvda), Lisa Westerveld (GroenLinks) en Peter Kwint (SP); bij elk debat over het lerarentekort in het primair en voortgezet onderwijs kruisen ze de degens. Ieder met zijn eigen charmes, nukken en stokpaardjes. Zo gooit Heerema (oud-docent lichamelijke opvoeding) regelmatig ballen op over gymonderwijs, hekelt Kwint steevast de autonomie van onderwijsinstellingen en haalt Beertema doorlopend besturen en vakbonden door de mangel. Maar wat de leden van de onderwijscommissie ook bindt, van links tot rechts: ze zitten gevangen in het eeuwige spanningsveld tussen de vrijheid van schoolbesturen en de politieke verantwoordelijkheid voor goed onderwijs.

Meerderheid
Uiteraard proberen ze - zo goed en zo kwaad als dat gaat - het beleid een beetje bij te sturen met amendementen en moties. In het politieke theater vormen moties een uitstekende manier om de schijnwerpers te vangen van media, publiek en achterban. Met name oppositieleden, maar ook coalitiepartijen, gebruiken deze ‘Kameruitspraken’ om zich te profileren. Moties die bij de wekelijkse stemming op dinsdagmiddag een meerderheid achter zich krijgen, worden per ommegaande jubelend op Twitter gepost en politiek uitgevent. Voor wat het waard is. Soms is de tekst bewust vaag of algemeen gehouden om zo min mogelijk collega-partijen tegen de borst te stuiten, en kan iedereen de boodschap op zijn eigen manier uitleggen. Geregeld stemmen coalitiepartijen moties uit de oppositie weg omdat ze zelf een vergelijkbare hebben ingediend. Een weggestemde motie leent zich trouwens even goed voor publieke profilering om de ‘hypocrisie’ van coalitiegenoten aan de kaak te stellen. Ook al is de inhoud ervan soms onduidelijk, onuitvoerbaar of al lang gangbare praktijk.
Binnen de coalitie is D66 de partij die zich geregeld roert. Zo opperde Kamerlid Van Meenen, voormalig bestuursvoorzitter in het voortgezet onderwijs, al meer dan twee jaar terug om in de toekomst individuele scholen te financieren in plaats van schoolbesturen. Een verstrekkend idee, dat het onderwijsbestel ingrijpend zou veranderen en dat ook de nodige scepsis ontmoette. In een geactualiseerde onderwijsvisie nam de partij het plan afgelopen zomer opnieuw op, maar het initiatiefwetsvoorstel laat nog altijd op zich wachten. Volgens Van Meenen komt het dit najaar op tafel.
Breed leeft in de Tweede Kamer de frustratie over geld dat op de plank blijft liggen bij een deel van de schoolbesturen en veel samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs. Een onderwerp dat geregeld terugkeerde in debatten, mede doordat er geregeld media-aandacht voor was. Vlak voor de zomer kwam de Onderwijsinspectie met een norm om te berekenen of een onderwijsinstelling te ruim in de slappe was zit. Het is in eerste instantie aan de medezeggenschapsraad en andere belanghebbenden om bestuurders erop aan te spreken. Ook aan de inspectie moeten instellingen verantwoording afleggen, maar de aanpak is gestoeld op zachte drang in plaats van concrete sancties. Net zoals dat bijna tien jaar geleden gebeurde toen oppottende besturen ook al veel frustratie opriepen.

Stelpen
In de maanden voor de vakantie heeft de coronacrisis de afstand tussen overheid en onderwijs tijdelijk verkleind. Dat scholen de deuren sloten afgelopen maart was een kabinetsbesluit, dat scholen in mei en juni weer open moesten was ook overheidsregie. En hoewel de praktische uitvoering aan het veld wordt gelaten, kwamen de kaders uit Den Haag: anderhalve meter afstand houden tot leerlingen. ‘En niet alleen voor mentoruren en toetsen’, voegde Rutte eraan toe.
Met Prinsjesdag voor de deur en de verkiezingen om de hoek zullen politieke partijen zich sterker gaan profileren, ook op onderwijsthema’s als kansenongelijkheid en het lerarentekort. Wie de debatten van de afgelopen jaren nog eens de revue laat passeren, ziet ook iets anders: Haagse zelfoverschatting. Uiteindelijk wordt het onderwijs niet bedacht en uitgevoerd in Den Haag maar in de klas, door teams op school. Welke middelen, ruimte en ondersteuning leraren en schoolleiders daarbij krijgen, ligt niet alleen aan politici die het geld vrijmaken. Het zijn de schoolbestuurders die het geld verdelen, de werkgevers die het personeelsbeleid vormgeven. In de strijd tegen het lerarentekort vraagt het stelpen van de uitstroom van docenten alle aandacht, zoals bestuurder Arnold Jonk van de Amsterdamse stichting Tussen Amstel en IJ elders in dit blad vertelt. Een toenemende belangstelling voor de lerarenopleidingen verdampt al snel als je nieuwe, veelbelovende docenten na een paar jaar weer opgebrand ziet vertrekken. Deze strijd vraagt bestuurders die samenwerking zoeken met collega’s, die de medezeggenschap serieus nemen, die bij kritiek personeelsleden de mond niet snoeren. En die leraren een vaste plek durven te geven in plaats van alleen maar tijdelijke contractjes en invalbeurten.
Er bestaat een woord voor deze eenvoudige deugd: goed werkgeverschap. Ze is soms wat in onbruik geraakt.

{streamers}
Breed leeft in de Tweede Kamer de frustratie over geld dat op de plank blijft liggen
Moties zijn een manier om de schijnwerpers te vangen van media, publiek en achterban

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.