- blad nr 5
- 1-5-2020
- auteur L.. van Sadelhoff
- Redactioneel
Digitale sprongen
Ruim anderhalve maand geleden staken docenten en directies door het hele land hun koppen voor de laatste keer fysiek bijeen in een verder lege school. Misschien was er paniek, frustratie of onzekerheid. Hoe nu verder? “Ik zag vooral verwarring bij mijn team”, vertelt directeur Martin Langeslag van de Cees Wilkeshuisschool in Deventer. “En een grote mate van verantwoordelijkheid. Iedereen voelde: we moeten die kinderen helpen.” Langeslag zag vanaf zijn eigen werkkamer, thuis hoe zijn collega’s zich ‘als een speer’ het digitale onderwijs eigen maakten. “Ook de docenten die normaal vooral van het papier waren, deden ineens mee. Ze moesten wel, maar deden het goed.”
Willem-Jan van Elk, strategisch adviseur leermiddelen en toetsen bij Kennisnet, vindt het fascinerend om te zien. “Over de hele linie zie je een waanzinnige sprong”, zegt hij. “Er worden digitale whiteboards gebruikt, apps om met leerlingen te communiceren, er wordt via de webcam lesgegeven, video’s worden gemaakt, uitgeverijen delen massaal hun online lesmateriaal, nieuwe sites en platformen worden ontdekt.”
Ook Paul Rosenmöller, voorzitter van de VO-raad, volgt deze grote digitaliseringsslag op de voet. “Ontwikkelingen in het onderwijs gaan doorgaans zorgvuldig, maar langzaam. Nu ineens zien we iets dat nog nooit eerder is vertoond. In 48 uur zijn we in staat geweest om van fysiek onderwijs naar onderwijs op afstand te gaan. Er komen zo veel krachten los. Mooi om te zien. Ik sprak een docent die zei: Nou, Paul, wat hier in twee dagen uit de grond is gestampt, daar zouden we zonder deze crisis vijf jaar over hebben gedaan.”
“Ik zou het mooi vinden als dit een omslag teweegbrengt naar meer digitaal lesgeven”, zegt Matthijs Luttikholt, mbo-docent in Hengelo. Harvard-hoogleraar Clayton Christensen zei al in de jaren negentig dat het tijd is voor een disruptive innovation in het onderwijs; een grote digitale omslag die de sector eenvoudiger bereikbaar moet maken voor velen. In Christensens woorden: ‘Als je alleen maar doet wat in het verleden heeft gewerkt, zul je op een dag wakker worden en merken dat je voorgoed bent ingehaald.’
“Dit het hét moment om opnieuw naar ons onderwijs te kijken”, zegt Jos de Haan, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en gespecialiseerd in technologie en nieuwe media. “Om na te denken: Wat leren we van deze periode? Wat nemen we mee?”
Differentiatie wordt makkelijker als de digitalisering in het fysieke onderwijs doorzet, stelt Monique Volman, hoogleraar onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam. “Natuurlijk is onderwijs voor het grootste deel een interactief proces. Maar een docent die een digitaal programma goed onder de knie heeft en een deel van de klas daar mee aan de slag laat gaan, kan zich vervolgens concentreren op het andere deel dat extra aandacht nodig heeft.”
Leerlingen hebben baat bij (digitale) differentiatie. Uit onderzoek van Washington University in St. Louis uit 2011 en 2006 blijkt dat differentiatie via digitale hulpmiddelen naast positief toetsen en digitale feedback goede effecten heeft op leerlingen. Of dit betekent dat er ook een werkdrukverlaging komt, betwijfelt Volman, maar ze denkt wel dat digitalisering iets meer rust kan creëeren in een klas.
Opties
“Vanaf nu heeft elke docent serieus de mogelijkheid om verschillende didactische werkvormen tegen elkaar af te zetten”, zegt De Haan van het SCP. “Docenten kunnen nu niet meer zeggen: Ik heb geen tijd of zin om dat programma onder de knie te krijgen.”
Volgens De Haan is één van de voordelen van digitaal onderwijs personalisatie. “Iedere leerling kan op een niveau werken waarop hij het meest wordt uitgedaagd. Klassikale, traditionele lessystemen werken vaak met een vast gemiddelde, zodat je de achterblijvers mee kan krijgen. Digitaal onderwijs gaat niet uit van een gemiddelde.”
Zo ziet directeur Langeslag ook dat de leerlingen die het moeilijk hebben, niet gebaat zijn bij alleen maar digitaal onderwijs. “Zij moeten ook persoonlijke aandacht krijgen binnen een klaslokaal.” Maar, zo weet Langeslag ook: “De gymnasiumleerlingen die altijd al vooroplopen worden veel meer uitgedaagd en hebben meer zeggenschap over hun eigen leerproces. Ik denk dat dat goed werkt.”
Conrad Berghoef, docent op een roc in Drachten, denkt er ‘serieus’ over na hoe hij digitale bijlessen en extra online ondersteuning kan aanbieden aan leerlingen die het nodig hebben. Ook als de schooldeuren weer open zijn. “De leerlingen die zich goed redden met de online-opdrachten geef ik nu wat minder aandacht. Ik merk dat ik me kan focussen op de zwakkere leerlingen.” Zoals dat ene meisje, dat moeite heeft met taal. Berghoef heeft haar vorige week een-op-een lesgegeven, zij thuis en hij thuis. Ze deelde haar scherm, Berghoef keek een uur lang mee. “Ik kon precies zien waar ze de mist in ging. Normaal doe je zoiets niet in een klas: er zijn altijd andere leerlingen die dingen vragen. En een uur lang over iemands schouder meekijken, daar word je allebei ongemakkelijk van.”
Wat Berghoef wel ingewikkeld vindt en wat hij van meerdere collega’s hoort: toetsen. Hoe neem je die nu, online, vanaf een afstand, af?
Toetsen
“We gaan door deze periode misschien ook wel anders naar toetsing kijken”, verwacht Monique van der Hoeven. Ze is manager van de afdeling primair onderwijs van de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) en houdt zich bezig met ict. “Het is misschien een beetje droomdenken, maar het kan zijn dat docenten nu de traditionele toetsing een beetje laten voor wat die is en de digitale lessen zo voorbereiden dat leerlingen beter zicht krijgen op hun leerdoelen. Misschien is dit wel het moment om formatieve evaluatie meer in het onderwijs toe te passen.”
En het is, zo vervolgt Van der Hoeven, misschien ook wel het moment om te kijken hoe thuisonderwijs kan worden ingericht voor leerlingen die langere tijd ziek zijn. “Daar wordt vaak niet aan gedacht. Vaak wordt zoiets dan houtje-touwtje op het laatste moment geregeld. Maar nu we de middelen in huis hebben en alle docenten weten dat ze het voor een hele klas kunnen doen, wordt de drempel ook lager om voor kinderen die ziek thuis zitten, onderwijs aan te bieden.”
En als de leraar thuis zit, om wat voor reden dan ook? Met andere woorden: kan deze digitalisering het lerarentekort tegengaan? “Daar denken mensen wel over na, nu, maar hier moeten we echt niet te veel van verwachten”, zegt onderwijskundige Volman. “Misschien kan deze digitalisering voorkomen dat een klas een paar dagen les mist. Maar niet langer dan een paar weken, hooguit, hoor. Want docenten en ook kinderen merken nu vooral wat ze missen: elkaar. Je leert van elkaar, doet dingen samen. Daar kan geen device tegenop.”
Ook Rosenmöller van de VO-raad, denkt niet dat dit een structurele oplossing kan zijn voor het lerarentekort. “Uiteindelijk draait onderwijs in de kern om de relatie tussen de leraar en leerling. Ik denk dat we heel mooie dingen kunnen toevoegen met technologie, maar een leraar die fysiek aanwezig is in een klaslokaal, blijft cruciaal.”
We moeten ict-onderwijs niet als een heilige graal zien, vindt Marijke Kral. Ze is lector leren met ict bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Het hangt, zo stelt Kral, allemaal af van de context. “Het gaat niet om ict als zodanig, maar om hoe het wordt ingezet, hoe de docent ermee omgaat, hoe de leerlingen ermee leren. Het is geen wondermiddel dat alles beter maakt.”
Zo stelt De Haan van het SCP dat hoe digitaler het onderwijs wordt, hoe belangrijker de vraag wordt hoe je een klas bij elkaar houdt. Hoe verbind je kinderen, hoe laat je kinderen samenwerken?
Misschien komt hier wel het grootste nadeel van digitaal onderwijs en tevens de grootste open deur: er is geen sociaal contact. “Kinderen willen allemaal weleens schoolziek zijn, maar nu hoor je vooral: Ik mis mijn vriendjes. Iedereen ervaart nu hoe belangrijk het is om naar school te kunnen gaan”, zegt Monique van der Hoeven.
Repareren
“Het gaat straks, als alles weer een beetje normaal is, niet alleen maar om digitalisering, maar om balans”, zegt Van Elk van Kennisnet. “Die balans is er nu niet.” Hij kan zich voorstellen dat docenten in de coronacrisis vooral op de technologie gericht zijn, in het kader van: nood breekt wet. “Je kunt spiksplinternieuwe iPads hebben, maar als de docent niet de juiste vaardigheden heeft, gaan leerlingen er niets van leren.”
Uit een recente, wetenschappelijke publicatie van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek blijkt ook dat leraren een belangrijke rol spelen in de effectiviteit van digitale programma’s, omdat zij leerlingen kunnen motiveren ermee aan de slag te gaan. Daarom hoopt Rosenmöller van de VO-raad dat leerkrachten en directies in gesprek gaan. “Willen we leren van deze hectische periode, dan moeten we evalueren en kijken welke kansen deze nare crisis ons biedt.”
Onderwijskundige Volman is redelijk sceptisch of onderwijsinnovatie volgend schooljaar al gaat plaatsvinden. “Er moet dan zo veel gerepareerd worden, achterstanden moeten worden ingehaald, ongelijkheden gelijkgetrokken. Het is geen geleidelijke overgang geweest, deze situatie is zo extreem en staat zo ver van de normale werkelijkheid af.” Van der Hoeven van SLO betwijfelt ook of de digitaliseringsomslag groot gaat worden. “Het is koffiedik kijken, maar we zijn gewoontedieren. Ik hoop dat docenten, doordat ze nu vertrouwd zijn met de technologie, digitalisering als een verrijking gaan zien.”