- blad nr 2
- 26-1-2002
- auteur D. van 't Erve
- Dossier
Ontslag
De receptioniste werkt al tien jaar bij de hogeschool als ze zich in februari 2001 ziek meldt. De bedrijfsarts verwacht begin mei dat ze binnenkort wel weer aan het werk kan. Uiterlijk 12 mei zal ze weer beter zijn, zo meldt het werkhervattingsadvies van de arbo-dienst. Hierin staat ook dat als betrokkene hiertoe niet in staat is, uiterlijk op de dag van de afspraak contact met de dienst moet worden opgenomen. Op 12 mei voelt R. zich nog helemaal niet beter en belt de arbo-dienst. Ze dacht dat hiermee de kous af was. De hogeschool had een heel andere zienswijze. R. had zich ook bij de school opnieuw ziek moeten melden. Nu ze dit niet heeft gedaan, is ze dus onrechtmatig afwezig. Dat R. daarna tot twee keer toe niet verschijnt op een afspraak met de hogeschool, is de druppel die de emmer doet overlopen. R. wordt op staande voet ontslagen.
Met hulp van de juridische dienst van de AOb gaat R. in beroep bij de commissie van beroep voor het hbo. De hogeschool vindt dat R. zich stelselmatig heeft onttrokken aan haar verplichting om zich te gedragen als een goed werknemer. Aangezien alle beschuldigingen pas worden geuit na haar ziekte in februari, concludeert de commissie dat R. blijkbaar in het verleden wel goed heeft gefunctioneerd. De hogeschool verklaart tijdens de zitting dat R. inderdaad een goede receptioniste is, maar haar gedrag na haar ziekte kon echt niet door de beugel.
Volgens de commissie heeft R. aan haar verplichting voldaan door aan de arbo-dienst te melden dat ze nog niet in staat was om te werken. Dat R. zich ook bij de hogeschool had moeten melden omdat dit een gebruikelijke procedure zou zijn, heeft de school niet kunnen onderbouwen. Op dit punt heeft R. dan ook niet onrechtmatig gehandeld.
Bovendien mag de school niet zomaar zeggen dat R. na 12 mei onrechtmatig afwezig was. De bewijslast ligt volgens de rechtspraak bij de school. Hogeschool en bedrijfsarts hebben verzuimd zich op de hoogte te stellen van R.'s situatie. Dat de bedrijfsarts haar telefonisch niet kon bereiken, is onvoldoende. Hij had haar bijvoorbeeld ook via een aangetekend schrijven kunnen sommeren op het spreekuur te komen. Nu dit niet is gebeurd, is ook niet duidelijk of R. na 12 mei wel of niet had kunnen werken. En kan ook niet worden gezegd dat R. onrechtmatig afwezig was.
De hogeschool nam R. vooral kwalijk dat ze niet op de afspraken daarna was verschenen. Maar op de eerste afspraak had R. helemaal niet kunnen verschijnen, omdat ze de uitnodiging een dag te laat kreeg. Dit ligt anders bij de tweede afspraak. Hoewel ze de uitnodiging tijdig heeft ontvangen, is ze zonder iets van zich te laten horen niet komen opdagen. Vergeten, luidt het R.'s verweer. Hoewel de commissie vindt dat ze hierin verwijtbaar heeft gehandeld, is dit verzuim niet van dien aard dat het een ontslag rechtvaardigt. Sterker nog, de commissie vindt het ontslag disproportioneel.