- blad nr 6
- 1-6-2019
- auteur L. Rötgers
- Column
Op het matje
Bas is al in de zestig en zijn gezondheid werkt niet helemaal mee. Hij bestrijdt dit effectief door lol te trappen met collega’s, te chagrijnen tegen managers en bovenal een goed docent te zijn voor de leerlingen. Vorig jaar is een van onze oudere collega’s met een vriendelijke afvloeiingsregeling met vervroegd pensioen gegaan en Bas hoopt innig dat met hem hetzelfde zal gebeuren.
De sectorstudiedag ging deels over nieuwe wet- en regelgeving met betrekking tot de privacy. Een mevrouw kwam uitleggen dat wij niet langer klakkeloos contact mogen hebben met ouders, maar dat dit alleen na uitdrukkelijke toestemming van de leerling zelf mag. “Kan zo’n leerling die toestemming ook weer intrekken?” Bas had die dag gelukkig al vroeg koffie gehad. Inderdaad kon de leerling op ieder gewenst moment mededelen dat hij toch liever niet wilde dat een leraar even met mama ging bellen.
Er volgde uiteraard een wilde discussie, waarin woorden als ‘belachelijk’ en ‘onwerkbaar’ tot de meeste nette behoorden. Bas zei verder niks meer, totdat het half vijf was. “Nu vind ik het potverdorie wel mooi geweest”, riep hij ineens, “we zitten hier al de hele dag naar die onzin te luisteren!” Hij schoof zijn stoel naar achteren, pakte zijn tas en ging, ons allen enigszins verdwaasd achterlatend.
Enkele dagen later trof ik mijn collega’s wat giechelig bijeen, met Bas als middelpunt. Ik viel middenin het verhaal. Bas bleek op het matje geroepen te zijn. “Nou, ik reageer mooi niet op al die mailtjes van ouders. Die jongens zijn allemaal achttien geweest en met ouders heb ik niks te maken. Bovendien mag dat niet eens van de privacywetgeving”, glimlachte hij fijntjes.
Bas was verder gesommeerd om niet langer weg te lopen uit vergaderingen. “Ik ben een emotioneel mens en dan is weglopen beter dan wanneer ik daar ga zitten tieren”, zo betoogde hij. Niettemin zou hij een groot probleem hebben als hij het nog eens zou doen. “Ik ben wel reuze benieuwd wat dat probleem dan is.” Hij begon te glunderen. “Maar ontslag zullen ze me wel niet gunnen!”
Deze zin heeft nog enige dagen nagegalmd in mijn hoofd.