- blad nr 5
- 1-5-2019
- auteur A. Kersten
- Redactioneel
Passend onderwijs put leerkracht uit
“Het hele team staat onder druk. Dit kan zo niet doorgaan.” Aan tafel zitten intern begeleider Daan Minkema en groepsleerkracht Jenny Jongejans (niet hun echte namen, zie noot). Ze hebben laatst een inventarisatie gehouden in het team en wat bleek: bij bijna alle leerlingen speelt wel iets extra. “Vaak gedragsproblemen, een onveilige thuissituatie. Die problemen houden niet op bij de voordeur, die nemen ze mee de school in.”
Jongejans is een ervaren rot op deze basisschool in het oosten van het land. Dit schooljaar raakte ze overbelast. In haar groepen kwamen de afgelopen jaren steeds meer kinderen met gedragsproblemen en met autistische kenmerken. “Je hebt van die onderstromen in de groep. Kinderen die elkaar voeden. Die vragen ontzettend veel aandacht. En die aandacht gaat vaak ten koste van andere leerlingen.”
Een van de leerlingen hoorde door zijn gedragsproblemen overduidelijk thuis in het speciaal onderwijs. Het kostte heel veel tijd om bij het samenwerkingsverband aan te kaarten dat het zo niet ging. Minkema: “Dat heeft in totaal anderhalf jaar geduurd.” Jongejans: “Je moet leerlingen zoveel mogelijk binnen je school zien te houden, daar is alles opgericht.”
Sommige ouders waren erop tegen dat hun kind naar een speciale school zouden gaan. “Ik was fysiek aan het knokken met het kind en verbaal met de ouders”, vertelt Jongejans. In een ander geval zagen de ouders juist wel in dat hun kind beter af zou zijn in het speciaal onderwijs. “Ze dachten: het is zo geregeld. We hebben ze moeten uitleggen dat het zo niet meer werkt.”
Voor ondersteuning op basisscholen wordt in veel regio’s gewerkt met arrangementen. Dat is een afgemeten hoeveelheid ondersteuningsuren met een bepaald budget. De aanvraagprocedure via het samenwerkingsverband kost veel tijd en energie. Minkema: “Voordat je een arrangement toegewezen krijgt voor een leerling, heb je al zo vaak moeten aantonen dat het niet lukt.” Jongejans: “Ik snap best dat je me niet op m’n blauwe ogen gelooft, maar wanneer is het genoeg? Ik geef toch aan dat het niet meer gaat?”
Uiteindelijk eiste de werkdruk z’n tol. Jongejans: “Bij mij was de energie m’n tenen uit, ik was zo leeg als wat. Het erge is dat andere leerlingen buiten beeld raken. Dat je eind van de dag denkt: God, wat had je eigenlijk voor kleren aan vandaag?”
Met het oplopende lerarentekort en een schaarste aan invallers weegt elke uitvaller extra zwaar. Jongejans wil graag terug voor de klas, maar er moet ook iets veranderen. “Je staat met z’n allen in de survival stand. Ik ben de eerste die uitvalt, maar als het zo doorgaat niet de laatste.”
Frustrerend
Het onderwijs staat al jaren bovenaan de werkdruk-lijstjes. Volgens recent onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek en TNO kampt bijna een kwart van de medewerkers in het onderwijs met burnout-klachten. Ruim 40 procent van de werknemers voelt zich ‘leeg aan het einde van de dag’.
Door de invoering van passend onderwijs in 2014 is die belasting aanzienlijk toegenomen. Vaak genoemde factoren: de niveauverschillen in de groep, administratie- en verantwoordingslast, de druk van ouders. Vorig najaar was er een representatieve peiling van DUO Onderwijsonderzoek waaraan duizend van de 6400 benaderde leraren in het basisonderwijs deelnamen. Negen van de tien leerkrachten gaven aan dat de eigen werkdruk door passend onderwijs is toegenomen. Ook gaven ze aan dat ze te weinig tijd hebben voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en dat ze minder tijd overhouden voor de andere leerlingen.
En in 2018 hield de AOb een enquête onder leden, die door 227 respondenten werd ingevuld. Van de leraren gaf 90 procent aan tijd of faciliteiten te missen om kinderen de juiste begeleiding te geven. ‘Er komen steeds meer leerlingen met vooral gedragsproblemen in veel te grote klassen’, aldus een respondent. Een ander merkte op: ‘Geen adequate ondersteuning, waardoor kinderen verzuipen en niemand de aandacht krijgt die hij verdient. Frustrerend voor alle partijen.’
Deze weken doet de AOb opnieuw onderzoek naar de impact van passend onderwijs met een vragenlijst onder leden in het primair en voortgezet onderwijs. De resultaten zullen nog voor de zomer worden gepresenteerd.
Compliment
“Ik maak mijn leerkrachten echt een compliment als ik zie hoe ze alle kinderen zoveel mogelijk in het oog proberen te houden”, vertelt Lucy van den Heuvel, directeur van de Gideonschool in Nieuwerkerk aan den IJssel. Maar grote klassen en passend onderwijs staan op gespannen voet met elkaar. “We hebben nog steeds 26 tot 28 leerlingen in de klas met één leerkracht. Daar zitten nu meer leerlingen tussen die extra aandacht nodig hebben. Gelukkig is er wel ondersteuning in de klas, maar die is er nooit de hele dag door. Alle kinderen volledig op maat onderwijs bieden, dat lukt niet.”
Heel prettig vindt ze dat het samenwerkingsverband een deel van het budget direct doorspeelt aan de scholen. Die kunnen dan zelf bepalen hoe ze dat inzetten, zodat je niet meer elke keer een arrangement hoeft aan te vragen. En wat helpt is het extra geld uit het werkdrukakkoord. “Leerkrachten hebben zelf kunnen aangeven hoe ze dat willen inzetten en de voorkeur lag bij meer onderwijsassistent-uren.”
Belangrijk is hoe je als school omgaat met de hoge verwachtingen rond passend onderwijs, met name bij ouders. Van den Heuvel: “We zeggen als school in onze gids dat we passend onderwijs bieden, maar dat is wel met de middelen en mogelijkheden die we hebben. Dat daar een grens aan zit en dat het niet altijd naadloos aansluit, dat moeten we ook beter leren communiceren.”
Kwetsbaar
Het hapert bij de uitvoering van passend onderwijs, de gedachte erachter wordt breed gesteund: elke leerling een passende plek, waar mogelijk op een reguliere school. Maar aan dat uitgangspunt kleven veel praktische bezwaren die vooraf bij de politieke besluitvorming niet allemaal goed zijn voorzien. Het was de tijd van het minderheidskabinet Rutte-I: VVD, CDA en gedoogpartner PVV. Alleen de SGP voegde zich nog in dit kamp van voor-stemmers. Veel partijen uitten hun zorgen over de praktische uitvoering en de impact op het reguliere basisonderwijs. De invoering werd met een jaar opgeschoven naar augustus 2014 om het onderwijs wat meer tijd te geven. Maar vijf jaar na de start van passend onderwijs blijkt nog altijd dat de zorgen destijds niet uit de lucht gegrepen waren.
In de recentste Staat van het Onderwijs uit april toont de Onderwijsinspectie zich behoorlijk kritisch. ‘In het toezicht op de samenwerkingsverbanden zien wij nog geregeld dat de keten hapert. Procedures zijn ingewikkeld, er is veel onbekendheid met die procedures en hun mogelijkheden, lange formulieren moeten worden ingevuld en de stap naar jeugdhulp verloopt moeizaam. Wisselingen van of tekort aan personeel leiden tot vertraging in de uitvoering.’
De positie van de leerkracht in het samenspel van belangen en beleidskeuzes is precair. Of zoals de inspectie het formuleert: in de klas blijkt of het goed werkt. ‘Passend onderwijs is een kwetsbaar proces: het gaat om een samenwerkende maar ook van elkaar afhankelijke keten van mensen, organisaties en processen. Stagnatie in die keten leidt tot problemen in de uitvoering, die vooral voelbaar zijn bij de leraar, de ouders en de leerling.’
Goede voorbeelden zijn er ook, maar de verschillen tussen regio’s zijn groot: ‘Voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften maakt het dus veel verschil in welk samenwerkingsverband ze naar school gaan.’
Bezuiniging
Een rol daarbij speelt nog een ander besluit bij de invoering van passend onderwijs. De zogenoemde verevening: een landelijke herverdeling van het budget voor zware ondersteuning. Uitgangspunt is dat alle samenwerkingsverbanden naar verhouding evenveel geld zouden moeten krijgen. In de jaren voor passend onderwijs verwezen scholen in het zuiden en oosten relatief meer leerlingen naar het speciaal onderwijs. Met de herverdeling krijgen zij nu stapsgewijs minder budget, een operatie die in 2020 voltooid moet zijn. Dat geld komt vooral ten gunste van samenwerkingsverbanden in het westen. De minnen en plussen lopen op tot tientallen procenten en miljoenen euro’s per regio per jaar.
Veel van de oostelijke en zuidelijke regio’s laten sinds 2014 een duidelijke krimp van het ‘dure’ speciaal onderwijs zien, blijkt uit een data-analyse van het Onderwijsblad (april). Het gaat om bijna dertig van de 77 regio’s in het primair onderwijs. In elf daarvan kromp daarnaast ook het speciaal basisonderwijs. En negen van deze elf samenwerkingsverbanden kampen met een bezuiniging op het budget. Regio’s zoals die waar de school van Jenny Jongejans staat.
In een aantal regio’s is het speciaal onderwijs in een paar jaar tijd met meer dan een vijfde geslonken. “Ik zie samenwerkingsverbanden die heel ongegeneerd sturen op het geld”, aldus voorzitter Wim Ludeke van het Landelijk expertisecentrum speciaal onderwijs (Lecso). Er worden targets gesteld om het aantal plaatsen in het speciaal onderwijs terug te dringen. “In onze ogen kan dat nooit een doel op zich zijn. Passend onderwijs gaat om het verbreden van het ondersteuningsaanbod in het reguliere onderwijs. Nu worden in sommige regio’s keuzes gemaakt die aantoonbaar niet in het belang van kinderen zijn. Wat ons zeer stoort is dat je aan de andere kant van het land geluiden hoort dat het geld er soms tegen de plinten klotst.”
Ook Ludeke signaleert een druk om zorgleerlingen in het reguliere onderwijs te houden. Hoewel een één-op-één relatie met de verevening niet voor alle regio’s valt hard te maken, spelen bezuinigingen vaak wel mee. “Om het eufemistisch te zeggen, er wordt iets te vaak gedacht: dit lossen we met een arrangement of wat extra ondersteuning wel op. Tot het niet meer gaat en de leerlingen alsnog naar het speciaal onderwijs verwezen worden, maar dan wel beschadigd. Ik heb bij een cluster 4-school (speciaal onderwijs voor leerlingen met gedragsproblemen) gezien dat er gaandeweg het jaar opeens 35 crisisleerlingen op de stoep stonden uit het reguliere onderwijs.”
Het was principieel verkeerd om een stelselwijziging als passend onderwijs gepaard te laten gaan met een ingrijpende financiële maatregel, meent Ludeke. Het Lecso pleit ervoor om de verevening te vertragen of te bevriezen. “Ik zie samenwerkingsverbanden die hun stinkende best doen, maar gewoon tegen hun grenzen aanlopen.”
Naschrift: De geïnterviewden op de basisschool in het oosten van het land wilden vertellen over de zware impact van passend onderwijs op de dagelijkse praktijk, op de voorwaarde dat ze anoniem konden blijven. Zij vrezen dat een openhartig verhaal de verhouding met ouders, het samenwerkingsverband of andere partijen verstoort.