- blad nr 9
- 1-10-2018
- auteur A. Kersten
- Redactioneel
Oppositie vangt bot met moties tegen salariskloof
Zoals het lerarentekort het onderwijs verenigt, zo is de Haagse politiek erover verdeeld. Waar leraren en andere personeelsleden samen met werkgevers en ouders eensgezind optrokken, zag de Tweede Kamer zich het afgelopen jaar gespleten in twee klassieke kampen: coalitie en oppositie. En hoewel de coalitiepartijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie de kleinst mogelijke meerderheid hebben 76 van de 150 Kamerzetels kreeg de oppositie geen voet tussen de deur. Tenminste, niet bij het thema van het jaar.
Tijdens uiteenlopende debatten dienden oppositiepartijen tien verschillende moties in om het salaris voor leraren in het primair onderwijs te verbeteren en de salariskloof met het voortgezet onderwijs te dichten. Geen ervan kreeg een meerderheid. Eén motie, ingediend bij de onderwijsbegroting eind vorig jaar, kwam tot 74 stemmen, gesteund door de complete oppositie van links tot rechts. De tekst noemt het salarisverschil tussen het primair en het voortgezet onderwijs ‘onwenselijk, ondeugdelijk en oneerlijk’ en vraagt de regering voorstellen voor de langere termijn uit te werken om de kloof te dichten. Maar de coalitiepartijen gaven geen krimp.
Rijp
Toen deze stemmen werden geteld, was de inkt van het regeerakkoord net twee maanden droog. Coalitiepartijen, D66 voorop, trommelden zich op de borst bij de presentatie van de onderwijsparagraaf: het kersverse kabinet beloofde miljoeneninvesteringen in salaris en werkdruk op basisscholen. Maar al snel doken van onder het gras een paar addertjes op. De 270 miljoen euro voor salarisverbetering eenderde van de gehoopte 900 miljoen zou alleen vrijkomen als de bovenwettelijke uitkeringen op de schop gingen: extra uitkeringen voor leraren, aansluitend op de ww. En de 430 miljoen euro voor het verlagen van de werkdruk zou het onderwijs pas over jaren tegemoet kunnen zien. Dit boekjaar stond er zelfs nog een nul onder de streep.
Vandaar dat oppositiepartijen onder leiding van GroenLinks met een motie kwamen om het geld naar voren te halen in de tijd. Regeringspartijen gaven niet thuis. Twee maanden later waren de geesten in het kabinet er wel rijp voor, want begin februari lag er alsnog een zogenoemde kasschuif op tafel. Daardoor staat er dit schooljaar al meer dan tweehonderd miljoen euro klaar om de werkdruk aan te pakken, zo’n 155 euro per leerling.
Die stap volgde na aanhoudende druk, want leraren lieten zich in de tussenliggende tijd niet onbetuigd. Nagenoeg alle basisscholen hielden hun deuren dicht tijdens een nieuwe landelijke staking op 12 december 2017. Na de jaarwisseling werd een serie regionale estafettestakingen op touw gezet, waaronder een indrukwekkende protestmars dwars door het centrum van Amsterdam, half maart. In groot contrast stond het Binnenhof, waar diezelfde woensdag luttele uren later de Tweede Kamer een debat over het basisonderwijs afsloot zonder nieuwe financiële toezeggingen. Zelfs een samenhangend plan van aanpak een deltaplan bleek een brug te ver. Een lijn die onderwijsminister Arie Slob namens het kabinet al een jaar stug aanhoudt, ondanks het oplopende lerarentekort: de coalitie trekt na het regeerakkoord geen nieuwe zak met geld open om het lerarensalaris verder te verbeteren. De hand blijft op de knip, ook in de aanloop naar Prinsjesdag. Al gaat de rest van de Tweede Kamer op z’n kop staan.
Beklonken
Het Onderwijsblad inventariseerde 141 onderwijsmoties die sinds de Tweede Kamer-verkiezingen vorig voorjaar in stemming zijn gebracht bij de belangrijkste onderwijsdebatten. Specifieker: 105 daarvan zijn ingediend sinds de coalitie feitelijk beklonken werd met het tekenen van het regeerakkoord op 10 oktober 2017. Veruit de meeste kwamen uit de koker van oppositiepartijen, zoals gebruikelijk. Van de 82 moties die zij sindsdien indienden werden er 67 weggestemd en slechts 15 aangenomen. Coalitiepartijen dienden 23 onderwijs-moties in, die op één na (de twijfelachtige eer valt VVD’er Judith Tielen ten deel met een motie over digitale vaardigheden van scholieren) allemaal werden aangenomen. Ook dat zal weinig verwondering wekken. Opvallend is wel de steun vanuit de oppositie: bijna alle coalitie-moties haalden meer dan een tweederde meerderheid bij de stemmingen. Terwijl de coalitiepartijen de meeste oppositie-moties afschieten, omarmen oppositiepartijen de meeste coalitie-moties. Elf ervan zijn zelfs Kamerbreed gesteund, oftewel door de voltallige Tweede Kamer.
De aangenomen moties vormen een waaier van andere onderwijsonderwerpen die politiek Den Haag het afgelopen jaar bezighielden. Zo vonden coalitie- en oppositiepartijen elkaar in de voorgestelde ontmanteling van het bestuur van de Onderwijscoöperatie alleen de VVD stemde tegen de motie van D66 en CDA. Of neem de beloning van schoolbestuurders, die sinds 2013 wettelijk gemaximeerd is en sinds 2016 zelfs ingesnoerd in een landelijk stelsel van salarisgroepen. Toch wil de Tweede Kamer nu dat bestuurders terugkeren naar de reguliere cao, zodat al het onderwijspersoneel valt onder één arbeidsvoorwaardenregeling. D66 hielp, als enige coalitiepartij, een motie hierover van SP en de PVV afgelopen voorjaar aan een meerderheid.
Dit geluid kwam onverwacht, maar het is niet nieuw. Al in 2014 kreeg D66-Kamerlid Paul van Meenen zelf oud-schoolbestuurder de handen op elkaar voor een vergelijkbare motie. Na de lange, ingewikkelde en tijdrovende weg om bestuursbeloningen wettelijk te begrenzen, werpt de motie een hoop praktische en juridische vraagtekens op. Het is dan ook vooral een signaal. Net als die motie in het debat over het examendrama bij Vmbo Maastricht, waardoor deze zomer 354 leerlingen werden gedupeerd. De verantwoordelijke bestuursvoorzitter André Postema van onderwijskoepel LVO dient zijn biezen te pakken, vond de Tweede Kamer. Ook al hebben ze er niks over te zeggen, alle partijen samen, namen Kamerbreed een motie aan met die boodschap. Een schoolvoorbeeld van symboolpolitiek.