• blad nr 14
  • 1-10-2017
  • auteur . Overige 
  • Opinie

 

Academische basis garandeert geen succes voor de klas

Emeritus hoogleraar Kor Mollema heeft zijn twijfels over de maatregelen die de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (Knaw) voorstelt om meer academici voor de klas te brengen.

De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (Knaw) heeft haar zorgen geuit over de afname van het aantal eerstegraads bevoegde leraren in het middelbaar onderwijs. (Zie: ‘Meer academisch opgeleide leraren nodig’, Onderwijsblad, september.)
Die afname ontstaat doordat er relatief veel eerstegraads bevoegde leraren met pensioen gaan, terwijl de instroom van nieuwe achterblijft. Onder academici neemt de belangstelling voor het onderwijs af, naarmate er meer banen in het bedrijfsleven en andere sectoren beschikbaar komen, die vaak beter betalen. Voor dit laatste zorgt de aantrekkende economie.
Maar er is ook een hogere drempel opgeworpen die het moeilijker maakt voor academici om leraar te worden: ze moeten een extra (educatieve) master doen om zich didactisch te bekwamen. Het nut daarvan is evident, maar de extra belasting groot.

Aantrekkelijk
De Knaw komt met een reeks aanbevelingen om het leraarschap aantrekkelijker te maken voor academici. Want dat dat moet, staat voor hen vast. Als reden daarvoor voert men aan dat in de bovenbouw de basis moet worden gelegd voor de wetenschappelijke attitude van de leerlingen. Dit vergt volgens de Knaw leraren die zelf een academische basis hebben. Zij zouden bovendien leerlingen beter kunnen adviseren over hun vervolgstudie en meer kunnen betekenen op het gebied van samenwerken, leren en onderzoek, aldus het position paper dat de Knaw in augustus heeft gepubliceerd.
Het voorgestelde pakket maatregelen dat nodig is om meer academici aan te trekken, is ambitieus, kostbaar en niet bij voorbaat succesvol. Er is te veel concurrentie van andere, vaak beter betaalde banen. Wellicht is het daarom goed om eens kritisch te kijken naar de aangevoerde argumenten, waarom het allemaal moet.
Tweedegraads bevoegde leraren hebben een afgeronde hbo-opleiding, waarin naast de inhoud van het vak, ook veel aandacht wordt gegeven aan didactische vaardigheden. Dat is een pluspunt, want didactiek is minstens zo belangrijk als vakinhoudelijke kennis. De hbo'er hoeft dus geen extra (educatieve) master te doen. De afgestudeerde hbo'er heeft qua vakinhoudelijke kennis zo'n voorsprong op vwo-leerlingen, dat vanuit dat oogpunt het lesgeven aan de bovenbouw in het vwo geen bezwaar hoeft te zijn.
Dan de door de Knaw ten tonele gevoerde wetenschappelijke attitude. Dat die alleen maar zou kunnen worden overgebracht door leraren die zelf een academische basis hebben, is een stelling die enige nuance verdient. Het hbo in ons land is van zodanig niveau, dat je niet kunt zeggen dat daar totaal geen wetenschappelijke attitude aanwezig is.
Dat academisch gevormde leraren beter zouden kunnen adviseren over een vervolgstudie, lijkt me ook nogal zwaar aangezet. Elke leraar heeft zijn eigen vak en weet na tien jaar voor de klas ook niet meer precies hoe het op de universiteit toegaat. Voor studiekeuze zijn andere kanalen beschikbaar dan de leraar voor de klas.
Dat academisch gevormde leraren meer kunnen betekenen op het gebied van samenwerken, leren en onderzoek, snijdt hout. Maar ook hbo-gevormden hebben in hun opleiding te maken met onderzoek, zij het van beperktere omvang.

Weerbarstig
Ik wil de aanbevelingen van de Knaw best onderschrijven, maar de praktijk is nu eenmaal weerbarstig. Het tekort aan eerstegraads bevoegde leraren zal niet zomaar verdwijnen.
Het laten lesgeven in de bovenbouw door tweedegraads bevoegde leraren lijkt me best acceptabel, al helemaal als het om de havo-bovenbouw gaat. Zo'n tijdelijke bevoegdheid kan gekoppeld worden aan de verplichting om alsnog een master te doen ter verkrijging van een eerstegraads bevoegdheid. Dan kom je weer wat dichter bij de eisen die de Knaw stelt.
De Knaw heeft ook een relevant argument over het hoofd gezien. Afgestudeerden aan de lerarenopleidingen (hbo) hebben meestal bij het begin van hun studie al bewust gekozen voor het onderwijs. Voor academici is onderwijs vaak niet de eerste keus. Dat kan aanzienlijk schelen in de motivatie voor het lesgeven. Iedereen die naar school is geweest, weet dat er wel en niet gemotiveerde docenten bestaan een wereld van verschil.
Afgestudeerden aan lerarenopleidingen (hbo) hebben meestal bij het begin van hun studie bewust gekozen voor een baan als docent. Voor academici is onderwijs vaak niet de eerste keus.

Dit is een aangepaste versie van een stuk dat eerder is verschenen in het Nederlands Dagblad.

Kor Mollema is emeritus hoogleraar aan de Erasmus School of Accounting and Assurance in Rotterdam.

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.