- blad nr 14
- 1-10-2017
- auteur . Overige
- Redactioneel
VoorleesExpress brengt taal in kansarm gezin
Tekst Mandy Pijl Beeld Fred van Diem
Taal is een punt van aandacht in de Utrechtse wijk Overvecht en dat is nog zacht uitgedrukt. “Overvecht is een prachtwijk, maar ook een multiprobleemwijk,” vertelt intern begeleider Bernadet Dankaart van de Marcusschool. “Veel ouders zijn bezig te overleven. Er is veel armoede. Er zijn veel eenoudergezinnen en grote gezinnen, de woningen zijn klein. Er is burenoverlast, geweld en criminaliteit. Voor kinderen is het een roerige wijk om in op te groeien.”
Dat heeft grote invloed op hun ontwikkeling. “Deze kinderen kennen niet de manier waarop wij zijn opgegroeid: veel buiten spelen, naar sportclubs gaan en zorg van ouders. Voor zelfontplooiing en zelfontwikkeling is veelal weinig ruimte. Daardoor zie je dat kinderen zich vaak langzamer ontwikkelen, onder meer op het gebied van taal.”
Minder kansen
Overvecht is een onveilige buurt, waar kinderen minder vaak buiten komen. “Ze hebben daardoor minder kansen om duidelijk te maken wat ze bedoelen of om te begrijpen wat anderen nu eigenlijk zeggen.” Daar komt bij dat de ouders, van allochtone of autochtone afkomst, het Nederlands zelf vaak onvoldoende machtig zijn. Van informeel onderwijs, zoals voorlezen, is in deze gezinnen vaak geen sprake. Veel kinderen komen met een achterstand op de basisschool.
Om ze de kans te geven op een betere taalontwikkeling, startte zo’n elf jaar geleden de VoorleesExpress, een initiatief dat het licht zag in de Utrechtse achterstandswijk Kanaleneiland en dat inmiddels in heel Nederland navolging vindt. Het project richt zich op gezinnen met kinderen van twee tot acht jaar die een taalachterstand hebben of die dreigen op te lopen.
Ouders kijken mee
Gedurende twintig weken komt een vrijwilliger thuis bij het gezin om de kinderen voor te lezen, waarbij ouders meekijken om te zien hoe zij hun kinderen een groter taalaanbod kunnen geven. “De basisgedachte is dat alle ouders in de kern gemotiveerd zijn om hun kinderen te geven wat binnen hun mogelijkheden ligt en dit is vaak meer dan ze zelf denken,” vertelt Naomi van Ringelenstein van de VoorleesExpress.
“We geven ze een steuntje in de rug door ze te laten zien dat ze voor hun kinderen een taalvoorbeeld kunnen zijn, ook als ze zelf niet kunnen lezen en schrijven. Ouders in hun kracht zetten, dat is wat vrijwilligers doen, vaak studenten pedagogiek of ouderen die in het onderwijs hebben gewerkt.”
De Marcusschool is een van de Utrechtse scholen die aan het project deelnemen, inmiddels zo’n vijf jaar. “Met name kleuterleerkrachten, die relatief veel contact hebben met ouders, hebben vrij snel in beeld voor welke kinderen het goed is om mee te doen”, vertelt Dankaart. “Vervolgens hebben ze daar met ouders een gesprek over. Als die akkoord gaan, neem ik het over.”
“Het is belangrijk om behalve peutercentra en bibliotheken ook scholen als partners te hebben,” zegt Van Ringelenstein. “Het is een laagdrempelige manier om ouders te bereiken en het voorkomt dat we een eiland vormen in een gezin.” Het versterkt ook het partnerschap tussen ouders en scholen, onder meer doordat ouders contact hebben met de leerkracht over wat er thuis wordt behandeld en in de klas. “Daarmee hebben kinderen een nog betere bedding van waaruit ze zich kunnen ontwikkelen.”
Alerter
Hoewel leerlingen niet meteen sprongen in hun ontwikkeling maken, is er volgens Dankaart wel degelijk een verschil merkbaar. “Bezig zijn met taal wordt veelal een vast onderdeel van de gezinsstructuur. Ouders en kinderen kijken vaak uit naar dit moment in de week. Leerkrachten merken dat kinderen alerter worden, een betere luisterhouding krijgen en gaandeweg over meer woorden beschikken.”
Naar de exacte opbrengst van het project doet de Erasmus Universiteit momenteel onderzoek. Van Ringelenstein verwacht dat de uitkomst van die effectmeting tegen de zomer van volgend jaar bekend is.
Subsidie, die over verschillende scholen verdeeld moet worden, maakt het mogelijk dat ieder schooljaar maximaal tien gezinnen van de Marcusschool deelnemen. “Een druppeltje op een gloeiende plaat,” geeft Dankaart toe. “Er zijn veel meer kinderen voor wie dit goed zou zijn. Maar alle extra inzet die ik voor kinderen kan regelen, haal ik binnen. Ze kunnen het zo goed gebruiken.”
{Bijschriften bij de foto’s 4988 en 5111, andere niet gebruiken!}
@B1:De VoorleesExpress brengt vrijwilligers thuis bij een gezin om de kinderen voor te lezen. Op de foto voorleesjuf Marijke Jongerius met de Turkse tweeling Eren en Emir.
@B2:Na twintig weken voorlezen ontvangen deelnemers aan de Voorleesexpress een diploma.
Aan de slag met de VoorleesExpress? Vraag het voorleespakket aan, werf een vrijwilliger en ga samen aan de slag. Kijk op voorleespakket.nl
{streamers}
@C1:Veel ouders zijn bezig te overleven
@C2: Voor zelfontplooiing is veelal weinig ruimte
{kader 1}
Jarige AOb doneert voorleespakketten
Het is twintig jaar gelden dat de Algemene Onderwijsbond werd opgericht. Om het onderwijs te laten meedelen in de feestvreugde doneert de AOb scholen veertig pakketten van de VoorleesExpress, een initiatief dat de taalontwikkeling van kinderen stimuleert.
Hoe werkt het?
Op 143 plaatsen in Nederland werkt de VoorleesExpress samen met bibliotheken, scholen, gemeenten, welzijnscentra en peuteropvang. Er zijn dus nog heel veel regio’s waar scholen niet kunnen aansluiten. Juist daar wil de AOb scholen bereiken. Scholen in deze plaatsen kunnen één of meerdere AOb-pakketten aanvragen via
Wat moet de school doen?
Is er een gezin op jouw school dat een voorleesvrijwilliger nodig heeft? Staat de school in een gemeente waar nog geen VoorleesExpress actief is? Dan kan de school een pakket aanvragen. De school moet zelf een vrijwilliger zoeken en daarvoor een Verklaring Omtrent Gedrag aanvragen. Deze vrijwilliger komt vervolgens 20 weken op een vast moment bij de kinderen thuis voorlezen.
Ouders en school worden gestimuleerd om elkaar te betrekken bij de ontwikkeling van het kind. De VoorleesExpress is een laagdrempelige manier om meer met elkaar samen te werken.
Bij het pakket dat de AOb doneert zit een beperkte ondersteuning vanuit de VoorleesExpress. Kijk voor meer informatie op voorleesexpress.nl
{kader 2}
Twintig jaar AOb
De Algemene Onderwijsbond is in 1997 ontstaan door een fusie van de vroegere Algemene Bond voor Onderwijs Personeel (Abop) en het Nederlands Genootschap van Leraren (NGL). De eerste was vooral sterk in het basisonderwijs, de tweede werkte voornamelijk in het voortgezet onderwijs. Samen het onderwijspersoneel sterker maken was de basis voor de samenwerking. Het ledenaantal van de twee fusiebonden was toen 73 duizend, op dit moment telt de AOb ruim 83 duizend leden.
In die twintig jaar heeft de AOb steeds gevochten voor betere arbeidsvoorwaarden. De cao-zevenklapper met minister Hermans, een salaris-inhaalslag waarvoor in 2001 veel geld werd uitgetrokken. In het Convenant Leerkracht met minister Plasterk uit 2008 ging het meeste geld naar de functiemix, maar ook de lerarenbeurs en de positie van de beroepsgroep waren belangrijke elementen. De actie ‘Geen bonus maar banen’ zorgde voor het behoud van negenduizend banen in basis- en speciaal onderwijs. Tegenvallers waren er ook: acties tegen de nullijn hadden geen effect. De AOb vond het Nationaal Onderwijsakkoord met minister Jet Bussenmaker uit 2013 te mager en tekende niet voor de uitruil van een marginale salarisverhoging tegenover beperking van de seniorenregeling. Sterk punt van de bond is sinds de fusie de individuele dienstverlening. Juridisch medewerkers en advocaten bemiddelden bij conflicten of procedeerden met succes voor leden. In krimpregio’s sloten rayonbestuurders talloze sociale plannen. Het Onderwijsblad weet met onderzoeksjournalistiek belangrijke thema’s op de agenda te zetten, zoals de bovenmatige reserves bij schoolbesturen en topsalarissen van bestuurders. Het blad won twee keer de Nationale Prijs voor de Onderwijsjournalistiek.