• blad nr 11
  • 17-6-2017
  • auteur Y. van de Meent 
  • Redactioneel

 

Kortsluiting tussen mbo en pabo

Tien jaar geleden begonnen 3900 mbo-doorstromers aan de pabo, vorig jaar waren het er maar 1200. De nieuwe toelatingstoetsen schrikken mbo’ers af. De schakelklasjes waarmee pabo’s de doorstroom weer op gang willen brengen blijven akelig leeg.


Meer mbo-talent naar de pabo, daar heeft minister Bussemaker één miljoen euro voor over. Met dat geld zetten hogescholen en roc’s in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam een schakeltraject van een half jaar op voor mbo-studenten die leraar willen worden, maar de overstap naar de pabo niet aandurven. De pilot, die in september van start gaat en twee jaar duurt, moet de gestokte doorstroom van mbo naar pabo weer op gang brengen. Dat is hard nodig nu voorspeld wordt dat basisscholen over vier jaar met vierduizend onvervulbare vacatures zitten.
Het is hollen of stilstaan met de instroom van mbo’ers bij de pabo. Eind jaren negentig begonnen jaarlijks zo’n tweeduizend mbo-doorstromers aan de pabo, één op de vijf eerstejaars was afkomstig uit het mbo. Na de eeuwwisseling groeide de doorstroom razendsnel, in 2006 begonnen 3900 mbo’ers aan de pabo en maakten zij een derde van de instroom uit. Maar de doorstroom zakte nog sneller weer in. Dit jaar waagden nog maar 1200 mbo’ers de overstap en is hun aandeel in de instroom weer gedaald naar één op de vijf.
Die zwabberbeweging heeft alles te maken met het grillige toelatingsbeleid. Tien jaar geleden werd de mbo-route naar het hbo nog gezien als de koninklijke leerweg. De pabo-poort stond wagenwijd open voor mbo’ers. Afgestudeerden met een niveau-4-diploma waren zondermeer welkom, onderwijsassistenten konden zelfs een driejarig programma volgen. Maar ook studenten die de opleiding sociaal pedagogisch werk op mbo-3-niveau hadden gevolgd werden toegelaten.
“Dat was een tijdelijke maatregel bij een vorig lerarentekort”, weet Barbara de Kort, voorzitter van het Landelijk overleg lerarenopleidingen basisonderwijs. Ze huivert als ze eraan herinnerd wordt. “Ik doe mbo-3’ers natuurlijk te kort, want er zullen studenten tussen hebben gezeten die zijn uitgegroeid tot fantastische leerkrachten, maar het toelaten van die groep is wel een killer geweest voor het niveau van de pabo.” Terwijl de lerarenopleiding toch al onder vuur lag door een reeks slechte visitatierapporten en onderzoeken waaruit bleek dat studenten slechter rekenden en spelden dan basisschoolleerlingen in groep 8.

Taaltoets
Daarom ging het roer om. Om ervoor te zorgen dat juffen en meesters nooit meer struikelen over breuken of dt-fouten maken in e-mails aan ouders, moeten alle eerstejaars sinds 2007 een reken- en taaltoets halen. Dat zorgde voor een flinke instroomdip: zowel mbo’ers als havisten lieten zich afschrikken door de toetsen. Het aantal eerstejaars daalde van 10.500 in 2006 naar 7500 in 2014.
Om het eindniveau verder op te krikken kwamen acht jaar later de kennisbasistoetsen erbij. Studenten kunnen niet afstuderen als ze die toetsen niet gehaald hebben. Maar als aan het eind van de studie de lat omhoog gaat, moet ook de kwaliteit van de instroom omhoog, luidt het devies. Sinds 2015 moeten studenten die naar de pabo willen de toelatingstoetsen aardrijkskunde, geschiedenis en natuur&techniek halen. Door de selectie aan de poort daalde het aantal eerstejaars in één jaar van 7500 naar 5000.
Van de havisten laat 30 procent zich afschrikken door de toelatingstoetsen en dat geldt voor maar liefst twee op de drie mbo’ers. “Havisten hoeven meestal maar één van de drie toetsen te doen omdat ze in de andere twee vakken al eindexamen gedaan hebben”, weet Barbara de Kort. “Maar mbo’ers moeten ze alle drie doen en dat is een hele opgave. Het is absoluut een forse drempel voor mbo’ers.”
Pabo’s bieden cursussen en examentrainingen aan, waarin mbo’ers zich in hun laatste studiejaar voorbereiden op de toelatingstoetsen. Veel mbo-studenten beginnen daar niet eens aan, weet Susan Coevert, coördinator van de opleiding onderwijsassistent bij Roc Top. Voor de introductie van de toelatingstoetsing stroomde 40 tot 50 procent van de onderwijsassistenten door naar de pabo. Nu is dat nog maar 15 of 20 procent, schat ze. “Afgestudeerden die naar het hbo willen, kiezen nu eerder voor pedagogiek of social work.”
“De deelname aan de voorbereidingscursus is dunnetjes”, bekent Kees Bakker, opleidingsmanager bij de iPabo. “Wij verzorgen die lessen met de Hogeschool van Amsterdam en konden dit jaar samen met moeite een klas vullen.” En ook bij de examentraining die de pabo eind mei organiseerde, liep het geen storm. “Daarvoor hadden zich zeventien deelnemers aangemeld en die zijn niet eens allemaal komen opdagen.” Dat belooft weinig goeds voor de instroom van mbo’ers in september. Dit jaar trok de Amsterdamse opleiding van de iPabo maar twintig mbo-doorstromers, twee jaar geleden waren het er nog 47.

Schakeltraject
Bakker heeft zijn hoop gevestigd op het schakeltraject voor mbo’ers dat is opgezet met de Hogeschool van Amsterdam, het Roc van Amsterdam en Roc Top. Deelnemers worden in een half jaar niet alleen bijgespijkerd in aardrijkskunde, geschiedenis en natuur&techniek, maar volgen ook reken- en taallessen. Daarnaast lopen ze één dag in de week stage op een basisschool.
Marte van den Hoed is aangesteld als coördinator van het Amsterdamse schakelprogramma en is sinds maart bezig met het opsporen van mbo-talent dat naar de pabo wil. Daarvoor heeft ze alle mbo-4-opleidingen bij Roc Top en Roc van Amsterdam benaderd. Het miljoen van minister Bussemaker is namelijk bedoeld om mbo’ers uit niet-verwante opleidingen naar de lerarenopleiding te krijgen. Daarom richtte Van den Hoed haar pijlen op opleidingen als sport&bewegen, juridische dienstverlening en leisure&hospitality. Haar uitgebreide speurtocht leverde uiteindelijk maar dertien aanmeldingen op. “Teleurstellend, we hadden natuurlijk hogere ambities. Maar we verwachten dat er nog wat onderwijsassistenten bijkomen die hun toelatingstoetsen niet gehaald hebben.”
“We denken dat we in september met twintig deelnemers kunnen starten en daar zijn we best tevreden mee”, stelt Kees Bakker. “Bij de schakelprogramma’s in Rotterdam en Den Haag ligt het aantal aanmeldingen nog wat lager.”
Geen wonder, want de deelnemers moeten niet alleen uit alle hoeken en gaten van het mbo gehaald worden, ze moeten tijdens het schakeltraject ook ingeschreven blijven als mbo-student zodat ze hun studiefinancieringsrechten in het hbo niet hoeven aan te spreken. Om ervoor te zorgen dat de roc’s bekostiging krijgen voor de schakelstudenten, mogen ze deze zomer nog niet afstuderen. Mbo’ers die al een diploma hebben kunnen dus niet meedoen. “Best frustrerend”, vindt Van den Hoed. “Ik heb al een paar mails gehad van gediplomeerden die graag naar de pabo willen nu er een schakelprogramma is, maar die kan ik dus niet plaatsen.”

Noodmaatregel
Bakker denkt dat de korte voorbereidingstijd de afvallers parten heeft gespeeld en rekent erop dat er volgend jaar meer deelnemers zijn. Maar de bijspijkerprogramma’s zullen geen grote bijdragen leveren aan het verminderen van het lerarentekort, geeft hij toe. “Het is een noodmaatregel”, stelt Barbara de Kort. “We moeten snel kijken hoe het schakelprogramma ingebed kan worden in het mbo-programma. Bijvoorbeeld door de voorbereiding op de toelatingstoetsen op te nemen in de nieuwe keuzedelen die het mbo aan het ontwikkelen is.”
De pabo’s hadden daar ook naar kunnen kijken voordat de toelatingstoetsen werden ingevoerd, vindt Louise Elffers, lector beroepsonderwijs aan de Hogeschool van Amsterdam. Want dat de toelatingstoetsen een enorme drempel zouden opwerpen voor mbo-studenten die vaak wel de capaciteiten hebben om een hbo-diploma te halen, was op voorhand al duidelijk. “Leerlingen met een niet-westerse achtergrond of laagopgeleide ouders komen bij gelijke capaciteiten veel vaker in het vmbo terecht en stromen via het mbo op naar het hbo. Door die leerweg krijgen ze niet de kennis en vaardigheden mee die ze nodig hebben in het hbo. Het mbo is heel beroepsgericht en het hbo legt steeds meer nadruk op onderzoeksvaardigheden.”
Elffers denkt dat de nieuwe doorstroomkeuzedelen kunnen helpen bij het overbruggen van die kloof, maar vindt het jammer dat mbo’ers die keuzemodules pas aan het eind van hun studie volgen. “De meeste mbo’ers die naar het hbo gaan, weten al aan het begin van hun studie dat ze willen doorstromen. Je zou deze studenten al vanaf eerste jaar een programma moeten bieden dat hen voorbereidt op studeren in het hbo”, vindt ze. “Dat mag best een verzwaard programma zijn, want ik ontmoet veel mbo-4-studenten die zich nu dood vervelen.”
Het mbo-4 krijgt dan wel een havo-functie, waardoor de beroepskwalificatie in de knel zou kunnen komen. “Een geïntegreeerde havo/mbo-4 leerroute zoals je in het groen onderwijs al ziet, zou een oplossing kunnen zijn. Dat levert voor havisten ook een betere, beroepsgerichtere route op. Maar koppel je die aan de havo of aan het mbo?”
Het overbruggen van de kloof tussen het mbo en hbo roept dus fundamentele vragen op over de inrichting van het onderwijsstelsel, stelt Elffers. Maar die discussie moet wel gevoerd worden. “Van de mbo-4-studenten stroomt 40 tot 50 procent door naar het hbo. Dat zijn vijftienduizend studenten per jaar en die moeten wel een reële kans van slagen hebben.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.