• blad nr 11
  • 17-6-2017
  • auteur W. de Lange, de 
  • Column

 

Ballonnenroof

De rode loper ligt. De verchroomde zuiltjes, met van die rode sierkabels ertussen, staan opgesteld. Het gala kan beginnen. De auto’s waarin de eindexamenkinderen zich laten aanvoeren, zijn dit jaar bescheiden. De leukste is nog een politieauto met een heel eventjes loeiende sirene. Dit jaar geen ponywagentje, geen supermarktkar, geen gewone hondenkar, geen elektrische hond en geen No Surrender-motorescorte, zoals twee jaar geleden. Zelfs de gebruikelijke overstretched Lincoln Town Car ontbreekt.
Daar komt Romy, één en al kant en lange benen. “Als ze niet achter de ramen eindigt, is het een wonder”, verzucht een collega zachtjes. Ik ken Romy niet, dat heb ik soms, sinds de fusie. Wat is er met Romy? “Totaal niet in staat haar grenzen aan te geven”, zegt de collega. Ken ik in mijn eigen klassen meisjes, waarvoor nu al gevreesd moet worden? Ja, een enkele. Daar wordt over heen en weer gemagisterd en dat is misschien ergens goed voor, misschien niet.
Twee Surinaamse jochies op aftandse fietsjes staan toe te kijken. Jochies op basisschoolleeftijd. Ze doen stoer. “Ik wil dat tapijt op fietsen om een trucje te doen met de fiets”, zegt de kleinste. Hij heeft voor het fietstrucje een vakterm, maar die kan ik niet verstaan. “Ik zou wel willen, maar daar staan m’n tante en m’n nichtje.” Hij wijst naar een jonge Surinaamse vrouw met een peuter, die een familielid onder de eindexamenkinderen komen toejuichen. “Daar staat ze. Als ik nu mijn truc doe, krijg ik al die Surinamers over me heen.” Aha, je durft niet, zeg ik en geef een zacht duwtje op zijn haren, bang voor je tante. “Nee, ik ben niet bang. Ik wil niet, dat is het”, antwoordt het jochie.
Na deze nederlaag moet hij opscheppen. Dat ze de hard drugs voor het feest komen brengen, dat hun fietsjes zijn gestolen, of we soms een fietsje willen kopen voor 2,75 euro. Ik moet denken aan een verhaal van een collega, dat meer dan dertig jaar geleden speelt. Toen kon het gebeuren dat een leerling voor een spreekbeurt een door hem gestolen brommer in de klas vakkundig uit elkaar haalde om hem daarna weer in elkaar te zetten. Toen had je ook beste nare, harde criminaliteit in Amsterdam, vergis je niet, zei de collega erbij.
Intussen zijn de galagasten gefotografeerd en naar binnen gegaan. Buiten beginnen docenten de rode loper op te rollen. Opeens slaan de twee fietsjochies hun slag. Ze grijpen een wolk van aan elkaar gebonden witte en gouden ballonnen en racen er vandoor. De grote ballonnenroof, zo lief! Of ze over tien jaar nog lief zijn, deze twee jongens, weet ik niet zo zeker.
De dag na het gala staat het in de krant: in kleine plaatsjes in Utrecht, in provinciesteden in Brabant en Limburg, en elders in het land zijn criminele bendes rondom scholen actief. Vooral in het mbo en het vmbo worden leerlingen geronseld als drugskoeriers en voor de prostitutie. Bij ons in de grote stad niet? Waarschijnlijk ben ik naïef, maar ik heb het de afgelopen tien jaar niet erger zien worden, eerder beter. Doen we iets goed? En zo ja, wat precies?

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.