• blad nr 11
  • 17-6-2017
  • auteur A. van Voorthuijsen 
  • Redactioneel

 

Personeel met handicap verdient kans in onderwijs

Een schoonmaker met downsyndroom? Een medewerkster met een lichtverstandelijke handicap die helpt met taal? Op veel scholen zien ze dat niet zo zitten. Toch moeten veel meer mensen met een arbeidsbeperking in het onderwijs aan de slag.

Schoonmakers met een verstandelijke beperking aannemen? Niet alle docenten en schoolleiders werden direct enthousiast toen hij dat voorstelde, zegt Mark de Haas, lid van het college van bestuur van de Gooise Scholen Federatie. “Sommigen hadden een beeld van toch een beetje rare mensen. Scholen zijn bolwerken van orde en regelmaat. Vroeger gebeurde het schoonmaken ’s avonds. Als er overdag iemand met een rammelende kar al liedjes zingend door de gangen loopt kan ik geen toets afnemen, was de achterliggende gedachte.”
Het kostte heel wat overredingskracht, maar sinds 2012 worden de acht vo-scholen van de GSF niet meer ’s avonds, maar overdag schoongemaakt. En dat gebeurt op elke school door een vaste groep mensen, die bijna allemaal een arbeidsbeperking hebben. Resultaat? De scholen zijn schoner dan ooit. En de schoonmakers “horen er helemaal bij”, zegt De Haas. “Hun verjaardagen worden ook gewoon gevierd in de docentenkamer.”

Kans
Waarom was dit voor het cvb zo’n belangrijk punt? “Als onderwijsinstelling hebben we niet alleen de taak om onze leerlingen voor te bereiden op dat diploma, maar ook op hoe de samenleving in elkaar zit”, zegt De Haas. “De GSF wil ook graag haar maatschappelijke verantwoordelijkheid als publiek gefinancierde instelling vervullen. We zagen bij de schoonmaak een kans. Het schoonmaakwerk is nu zichtbaar, omdat het overdag gebeurt. Het zijn mensen van vlees en bloed die jouw rotzooi opruimen. En je ziet dat er anderen zijn die het niet zo getroffen hebben als jij, maar dat die toch hun werk heel goed kunnen doen, hun eigen geld verdienen en zichtbaar hart hebben voor de zaak. Het contact tussen leerlingen en schoonmaakpersoneel is goed.”
En hoe zit het met het vrolijke gezang op de gangen? De Haas: “Dat gebeurt natuurlijk helemaal niet. Deze mensen zijn heel goed aanspreekbaar door de school en de sociale werkvoorziening op hun werk en hun gedrag.”

Structuur
Een win-win situatie, blijkt uit de woorden van De Haas. “Deze mensen hebben behoefte aan regelmaat en structuur: die is er bij uitstek op een school.” Ook al is er, zeker als je de mensen eenmaal leert kennen snel sprake van een ‘gunfactor’, er is ook een zakelijke kant, benadrukt De Haas, dit is geen kwestie van liefdewerk-oudpapier. “We waren ontevreden over het bedrijf waar we mee werkten en dus op zoek naar een nieuwe partij. De scholen moesten goed worden schoongemaakt, dat stond voorop. Er gaat veel geld in onze schoonmaak om. In het begin viel één van de nieuwe medewerkers nogal eens in slaap. Dat was wel even grappig, maar het kan natuurlijk niet, dus dat hebben we aangekaart. De school is geen speeltuin, er moet gewoon gewerkt worden. En natuurlijk houden we rekening met de draagkracht van deze mensen, omdat ze nu eenmaal een arbeidsbeperking hebben.”
De schoonmaakmedewerkers zijn in dienst bij Tomin, het sociale werkbedrijf en gedetacheerd bij de GSF. Zij hebben bij een contract voor onbepaalde tijd, een duurzame arbeidsovereenkomst dus. De kosten voor de schoonmaak zijn voor de GSF net zo hoog als eerst. Er zijn nu weliswaar wat meer mensen nodig, in verband met hun arbeidsbeperking, maar de kosten van die hogere inzet worden gecompenseerd door loonkostencompensatie in de vorm van subsidie en een goedkoper uurtarief voor het werken in dagdienst.
De banenafspraak is onderdeel van het sociaal akkoord van 2013. Het zogeheten quotum arbeidsbeperkten betekent dat alle werkgevers met meer dan 25 werknemers een bepaald percentage mensen met een arbeidsbeperking in dienst moeten nemen. In 2023 moet dat 125 duizend banen opleveren voor mensen met een beperking. Doel: zorgen dat Nederland een meer inclusieve samenleving wordt. Voor het voortgezet onderwijs gaat het om 246 banen per jaar. Voor het primair onderwijs betekent het concreet dat elk jaar 402 mensen met een beperking een baan moeten krijgen.

Verantwoordelijkheid
Die streefcijfers zijn erg hoog, vindt de PO-raad, en die aantallen worden in het primair onderwijs bij lange na niet gehaald. De sector is zich wel bewust van haar maatschappelijke verantwoordelijkheid en van het maatschappelijk belang, zegt woordvoerder Ad Veen: “Het gaat bijvoorbeeld om het creëren van banen voor leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs. We kennen die doelgroep natuurlijk heel goed. We weten hoe belangrijk het voor hen is om een baan te hebben.” Waarom lukt het dan niet? Omdat het primair onderwijs nogal plat is georganiseerd, denken ze bij de PO-raad: bijna iedereen staat voor de klas en er zijn bijna geen mensen uit deze doelgroep bevoegd om als leraar te werken. Ander betaald werk is er bijna niet op een basisschool. “Volgens onderzoek van Berenschot is slechts 3 procent van de formatie beschikbaar voor ondersteunende functies”, zegt Veen. En waarom lukt het dan niet om dat type banen open te stellen? “Omdat door bezuinigingen veel facilitaire taken zoals groenvoorziening, catering en schoonmaak al door het onderwijzend personeel worden gedaan.” Bovendien: iemand met afstand tot de arbeidsmarkt verdient een goede begeleiding. “Dat is voor veel scholen een te zware belasting bovenop de andere taken.”

Ondersteuner
Toch kan het wel, blijkt op de monseigneur Bekkersschool in Delft. Daar werken twee mensen via de banenafspraak als ‘leraar basisonderwijs ondersteuner’, een functie die speciaal voor hen is ontworpen. Saskia Oudshoorn is één van hen. Zij heeft een lichte verstandelijke handicap en is fysiek enigszins beperkt, ze loopt moeilijk en rijdt op een aangepaste fiets. Een paar jaar geleden stond ze nog elke dag ‘doosjes te vouwen’ in een sociale werkplaats en daar werd ze niet gelukkig van. Als leraar basisonderwijs ondersteuner is ze dat wel. Ze werkt in groep 1/2 en 3. Zij doet met de kinderen een spelletje in het kader van de woordenschat en maakt menstekeningen met de kleuters.
Ook slijpt zij de potloden, ruimt de kasten en zorgt dat de etuis van de kinderen van de groep compleet zijn. De groepsleerkracht heeft hierdoor meer tijd voor de voorbereiding van haar lessen, begeleiding van leerlingen en de pedagogische en inhoudelijke kant van haar werk. Saskia ‘groeit’ door deze baan, merkt directeur Linda van der Burgh. “Ze is zo blij dat ze nu meedoet in het arbeidsproces. Bovendien ben je op een school natuurlijk al snel een ‘juf’, dat geeft een extra boost.”
‘Als mensen horen dat ik op een gewone school werk, kijken ze toch anders naar je’, zei Saskia in het Algemeen Dagblad. ‘Ik ben hier de juf in plaats van de gehandicapte. Dat geeft zelfvertrouwen.’

Angst
Leerkrachten hadden aanvankelijk wel enig voorbehoud, zegt directeur Linda van der Burgh. “De angst bestond dat Saskia een soort goedkope leerkracht zou worden en dat dit ten koste zou gaan van het bestaand personeel.” Dat is niet zo, maar het was voor hen wel moeilijk taken los te laten, zegt Van der Burgh. “Saskia doet het ongeschoolde werk: de klas versieren bijvoorbeeld, met Halloween of carnaval. Die taken komen er allemaal ‘bij’, maar leerkrachten ervaren ze soms natuurlijk ook wel als ontspannend. Toch ziet iedereen nu wel de voordelen: als leerkracht heb je nu meer tijd voor de kerntaken. En het is ook wel fijn als je na schooltijd niet nog een half uur bij het kopieerapparaat hoeft te staan.”

De functie van Saskia is een voorbeeld van functiecreatie. ‘Jobcreator’ Edward den Heeten zocht voor het sociale werkbedrijf Werkse! uit, welke werkzaamheden op school geschikt waren voor iemand met een beperking. Den Heeten: “Een leerkracht in het basisonderwijs krijgt het steeds drukker. Ik heb gekeken: welke kerntaken zijn er en welke taken zou je uit het pakket kunnen halen en door iemand uit onze doelgroep kunnen laten doen.”
Van der Burgh geeft toe dat het, zeker het eerste jaar, voor haar wel extra werk betekende. “Nu we al drie jaar bezig zijn zeg ik: het is de investering helemaal waard. Er is vanuit het sociale werkbedrijf ook een jobcoach, die extra begeleiding geeft als dat nodig is. Het betekent een substantiële vermindering van de werkdruk voor leerkrachten. En je hebt toch ook de maatschappelijke verantwoordelijkheid dat je iedereen zingeving in het leven gunt. Dit is niet te vergelijken met doosjes vouwen.” Maar, tekent ze aan: “Ondanks de loonkostensubsidie, het kost wel geld. Niet veel, je betaalt alleen de gewerkte uren, maar het komt er wel bij. Dus je moet keuzes maken als bestuur en als directie. En of het echt duurzame banen zullen zijn: dat hangt natuurlijk ook van de politiek af, maar ik ga daar wel van uit.”

Voortgezet onderwijs
In het voortgezet onderwijs gaat het iets beter met de doelstellingen uit de banenafspraak, blijkt uit cijfers van de VO-raad, maar er moet nog veel gebeuren om de streefaantallen te halen. In het vo zijn ze wat voorzichtig geworden na het debacle met de Melkert- en ID-banen, zegt een woordvoerder. “Scholen hadden toen massaal mensen in dienst genomen en vervolgens werd de subsidieregeling in 2004 vrij plotseling afgeschaft.” De VO-raad heeft er bij het ministerie van SZW op aangedrongen de duurzaamheid van deze regeling te garanderen.
Volgens Anissa Khatabbi, beleidsmedewerker bij de Algemene Onderwijsbond is de angst van werkgevers voor administratieve rompslomp en verlies van tijd aan begeleiding onterecht.
De jobcoach kan helpen en als een directe collega de begeleiding doet, dan vallen die uren onder het taakbeleid. “De FNV biedt werkmaat-trainingen aan, zodat je die begeleiding op je kunt nemen als collega.” Er is een loonkostensubsidie voor werknemers die erg langzaam zijn: als school betaal je alleen de waarde in euro’s voor het werk dat iemand daadwerkelijk verricht. Bij ziekte geldt een no risk-polis, er is een potje om een werkplek aan te passen als dat nodig is en je kunt als werkgever eerst een proefplaatsing doen om te kijken of het werkt.

Juist het onderwijs moet hier enthousiast aan mee doen, vindt Khatabbi. “Je geeft leerlingen een waardevol voorbeeld: natuurlijk doet iedereen mee in de maatschappij. Op elke school zitten kinderen die misschien later zelf ook in deze doelgroep vallen. Je moet laten zien dat zij net zo goed recht hebben op betaald werk en goed kunnen functioneren in een echte baan.” Soms ontbreekt het scholen ook aan creativiteit, merkt ze. “Wij zijn geen fabriek, zeggen ze dan, we hebben hier geen productiewerk. Terwijl er op elke school waardevol werk voor deze doelgroep te doen is, dat weet ik zeker.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.